Martin Vanmassenhove draait al vijftien jaar mee in de Belgische modewereld, maar begint nu echt naam te maken met zijn mannentricot.

Deze zomer hangt zijn derde seizoencollectie in de winkels. En niet alleen in de Belgische shops: op relatief korte tijd heeft hij verkooppunten in Nederland, Canada, Hongkong en Amerika, en van San Francisco tot New York weten te bemachtigen. De truien van Vanmassenhove vallen op: lang en smal van vorm, markante details, een bezielde afwerking, met zorg gekozen kleuren. Hij komt uit Oostende; af en toe vang je nog een West-Vlaamse tongval op. Hij praat snel en geanimeerd; om zijn betoog extra duidelijk te maken, diept hij de ene werkmap na de andere op. Naast zijn activiteiten als ontwerper geeft hij nog avondles modetekenen in Gent en Roeselare.

De obligate openingsvraag: hoe bent u in de modewereld terechtgekomen?

Martin Vanmassenhove: Van opleiding ben ik fleurist. Niet omdat mijn ouders een bloemenwinkel hadden, hoor. Ik weet dat ik als kind heel graag tekende; ik wou altijd, toen al, een vorm aan iets geven. Na mijn humaniora wist ik eigenlijk niet precies wat ik wilde. Ik belandde toevallig op een opendeurdag van een schooltje voor bloemschikken. Toen dacht ik meteen: dat wil ik doen! In die tijd was bloemschikken een nieuwe discipline. Ik kon me er goed in uitleven. Na mijn opleiding bleek het andere koek: ik was te weinig commercieel, vonden ze. En een bloemenzaak zag ik ook niet zitten.

Op dat moment – nu spreken we over de vroege jaren ’80 – bestond er zoiets als een vervolmakingscursus mode in Gent. Eén jaar. Ik als enige jongen tussen een bende meisjes, genre snit en naad, op twee gelijkgestemde vriendinnen na. Niet bepaald een schitterende cursus. Maar ik heb wel meegedaan aan een van de eerste edities van de Gouden Spoel, als enkeling uit Gent tussen de Antwerpse invasie van Bikkembergs, Van Noten en Demeulemeester. Daarna heb ik zowat alles binnen de Belgische textielindustrie aangepakt: van kinderkleren over trouwjurken tot sportswear.

Een periode van vallen en opstaan, van juiste en foute stappen. Ik heb vruchtbare samenwerkingen met merken en labels gekend, maar soms ging ik ook in zee met mensen die me holle beloftes deden. Men benaderde mij met de meest grootse plannen, maar het resultaat was een erbarmelijke productie, de verkeerde promotie en ga zo maar door. Op de duur was ik echt gedesillusioneerd. Begin de jaren ’90 ben ik bij Alvini begonnen en dat was dan wel leuk: ik kreeg er volledig carte blanche. En een tijdje geleden vroeg de baas van San Martino me een tricotlijn voor mannen te tekenen. Ik trok me niet echt veel aan van het bestaande San Martino-imago en ik begon gewoon te fantaseren. Op papier vond men het zeer goed, maar niet geschikt voor San Martino. Dus kwam het voorstel om de truien toch te produceren, maar dan onder mijn eigen naam. Vandaar dus m’n breiwerk voor mannen.

Ik vraag me af of u zich helemaal kunt uitleven met tricot. Is het de bedoeling dat deze lijn zich later uitbreidt tot een volledige collectie?

De vraag is er in elk geval al. Maar een heuse kledinglijn vraagt veel tijd en nog meer inspanning. Andere fabrikanten, ander stoffenleveranciers. Om van de investering nog te zwijgen. Persoonlijk zie ik het wel zitten; ik heb tenslotte jarenlang collecties voor andere merken getekend. Ik zou mijn verhaal beter kunnen vertellen met jassen en broeken erbij, dat wel. Ik merk dat ik nu soms te veel ideeën in één trui wil stoppen. In een echte klerenlijn kan je een simpele pull ontwerpen om die dan te combineren met een tweedelig pak bijvoorbeeld. Maar als je enkel truien presenteert, moet je ervoor zorgen dat elk stuk een blikvanger is. Een sober model gaan de klanten bij meer gevestigde namen kopen.

Hoe gaat u te werk bij het ontwerpen van uw tricot?

Het is een heel technisch procédé, maar toch vertrek ik altijd eerst van een tekening. Ik heb het resultaat dan al helemaal in mijn hoofd en ik zorg ervoor dat de afgewerkte trui op die uit mijn schetsboek lijkt, hoeveel technische of praktische problemen er zich onderweg ook voordoen. Bij het tekenen is de sfeer belangrijk. De collectie voor deze zomer heeft als thema Poolboy. Water, strand, zon. Veel wit dus, en een hoogwaardige variant van badstof. Heel Amerikaans, de sfeer van Miami. Ik heb er ook kitscherige elementen in verwerkt, de kleur roze bijvoorbeeld, een tint die zeker niet een van mijn favorieten is. En bloemenmotieven; of dat met mijn vroegere opleiding te maken heeft, weet ik niet.

Uw ontwerpen krijgen soms kritiek, net als uw uitspraken. Martin Vanmassenhove gruwt van dikke mannen en ontwerpt enkel voor atleten, zegt men soms.

Tja, dat heb ik ook al gehoord en gelezen. Maar het is een misverstand: ik heb nooit gezegd dat ik enkel kleren maak voor magere mannen. Ik bedoel: ik vind mezelf te mager, ik zou geen bezwaar hebben tegen tien kilootjes meer. Denk je nu echt dat ik huiver als ik een dikkere man zie? Ik respecteer iedereen zoals hij is. Maar lange magere mannen bestaan nu eenmaal ook, en die moeten evenzeer gekleed worden. Ikzelf heb altijd moeite om een trui te vinden met mouwen die lang genoeg zijn of mooi aanpassen. Niet dat ik enkel ontwerp voor mijn eigen persoontje, maar met dergelijke zaken hou ik wel rekening. Voor de rest hou ik ervan als men mijn truien na aankoop uit hun context haalt. Ik zeg nooit: draag dit of dat erbij. Het liefst zie ik ze gecombineerd met iets wat er zogenaamd niet bijhoort, Amerikaanse sportswear bijvoorbeeld.

Ik hou me ook intensief bezig met alle aspecten naast het pure ontwerp. De catalogus, de foto’s, de presentatie… Alle houdingen en achtergronden voor de promotiefoto’s teken ik letterlijk op voorhand uit. Een beetje omdat ik alles zelf in de hand wil houden, maar ook omdat ik me er graag mee bezighoud.

Wat is uw mening over de huidige mannenmode? Bijvoorbeeld als u de trends van nu vergelijkt met die die heersten toen u in de mode begon?

Ik heb eigenlijk drie decennia mannenmode meegemaakt. Geen volle dertig jaar, maar toch. Al die seventies-invloeden die je de laatste tijd kon merken, zeggen me niet zo veel. Ik heb het allemaal meegemaakt: de wijde pijpen, de synthetische bloesjes, de kralenkettingen, de franjes. Tja, en de jaren tachtig waren design. Ik weet nog dat ik dol was op de kleren van Versace, die toen als heel avant-garde werden beschouwd. Ze waren echt gewaagd: alles in linnen, met prints die op het eerste gezicht niet bij elkaar pasten. Ik kocht alles en ik durfde gerust naar Parijs trekken om nog een bijpassende das van Versace te kopen. Ik heb alle kledingstukken uit die tijd bijgehouden, als in een echt archief. En nu in de nineties is alles terug heel sober en ingetogen. Zelf grijp ik ook niet meer naar het meest schreeuwerige. Ik draag nu meestal een jeans, voor het eerst in mijn leven eigenlijk, en een comfortabele trui. Ik ga niet meer uit de bol voor een bepaalde naam.

In het begin kreeg ik het verwijt dat mijn truien leken op die van andere ontwerpers, Bikkembergs bijvoorbeeld. Zo van: nauwaansluitende pulls met korte mouwen, dat hebben we nog gezien. Ten eerste vind ik dat alles al wel een keer is gemaakt of getekend, dus met iets helemaal nieuws kan je nooit op de proppen komen. En ten tweede zal ik nooit bewust iets of iemand kopiëren, want ik weet ook wel dat je dat meteen onder de neus gewreven wordt, zeker als je niet zo’n naambekendheid hebt. Ik maak gewoon wat ik mooi vind en van kritiek trek ik me weinig aan.

Peter De Potter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content