Met hun meisjeskoor Scala storten pianisten Steven en Stijn Kolacny zich momenteel op een rockrepertoire, maar dat betekent niet dat ze hun klassieke en Slavische roots verloochenen. Getuige hun nieuwe cd met Hongaarse dansen van Brahms.

Peter Van Dyck

Het rockrepertoire van Scala beleefde zijn vuurdoop enkele maanden geleden op het alternatieve festival Lowlands, zowat de Nederlandse tegenhanger van Pukkelpop. Het jeugdkoor stond er tussen Korn en Krezit geprogrammeerd in de Alpha-tent. “Onze verwachting was: we mogen al blij zijn als het publiek niet met tomaten begint te smijten”, grijnst Stijn Kolacny.

“Het was toch wel een kleine schok te zien dat 10.000 Nederlanders, die Scala niet eens kenden, ons optreden konden appreciëren”, geeft zijn broer Steven toe. “Blijkbaar kwam het toch goed over, anders waren we op een fluitconcert getrakteerd. Je hebt op zo’n rockfestival ten slotte niet te maken met het klassieke publiek dat we gewend zijn en dat braaf op zijn stoel blijft zitten. Ik zou zelf ook schrikken als ik een koor ineens Creep van Radiohead zou horen brengen. We lieten uit fatsoen de meisjes ‘ you’re so very special’ zingen. De toeschouwers schreeuwden meteen: ‘ so fucking special’, zoals in het ongecensureerde origineel van Radiohead te horen was. De reacties waren echt onverhoopt enthousiast.”

Toen de broers Kolacny de opnames die op Lowlands werden gemaakt op Studio Brussel lieten horen, was de spontane reactie van de muziekmedewerkers aldaar: “Shit, dit is zo grappig.” Waarna ze zich meteen verontschuldigden. “Dat hoefde niet”, lacht Steven. “Want het was een grap. We moesten aan metalgroep Korn gaan vragen of ze even het opstellen van hun imposant materiaal wilden staken, zodat wij konden soundchecken. Dat was een redelijk surrealistische situatie, geloof me.”

“Een kritiek die hier en daar wel eens te horen is en waar we ons bij kunnen aansluiten, is dat de Scala-vertolking van die rocknummers soms zo lief is. De boosheid die onmiskenbaar in songs als Bitch ( Meredith Brooks), Teenage Dirtbag ( Wheatus) en She HatesMe ( Puddle of Mud) schuilt, komt in het mooie stemmenwerk zelden bovendrijven. De Kolacny’s zijn zich hiervan bewust. “Het moet in de toekomst minder groen klinken dan op Lowlands”, meent Stijn. “Misschien dat we er later, als we nog eens op festivals spelen, enkele extra muzikanten bij kunnen betrekken. Al mogen die de klank van het koor natuurlijk niet te veel wegdrukken.”

“Ik heb me voor Creep en voor Every Breath You Take van The Police op akoestische liveversies gebaseerd waarop Thom Yorke en Sting toch ook heel ingetogen zingen”, legt Steven uit. ” Tori Amos heeft Nirvana’s Smells Like Teen Spirit ook tot een stil en zacht nummer omgetoverd. Zo’n song mag gerust een metamorfose ondergaan. We zijn geen covergroep.” Muscle Museum van Muse vraagt met zijn symfonische neigingen bijna om een kooruitvoering. Ook de zanglijnen waarmee Jasper Steverlinck van Arid voor de dag komt, zijn heel dankbaar. Niet elke popsong leent zich echter tot een bewerking voor koorvocalen, zo moest Steven Kolacny ondervinden. “Zo bleken de meeste Abba-songs weliswaar geschikte refreinen te bezitten, maar melodisch oninteressante strofen. We zijn niets met een nummer waarin weinig gebeurt. Ik hou bijvoorbeeld enorm van It’s Oh So Quiet van Björk, maar als ik dat op de piano breng, komt het er absoluut niet uit zoals het zou moeten. Zo is er ook die pompeuze passage in Muscle Museum: daarin moet ik zoveel noten spelen dat het zijn kracht verliest. Vandaar dat ik eraan denk om in het vervolg een Korg-synthesizer mee naar optredens te nemen, om hier en daar wat power bij te zetten. Tegenwoordig worden heel wat nummers opgesmukt met computergeluiden en effecten. Wij moeten het echter met het geraamte van zo’n nummer doen.”

Steven staat als Scala-arrangeur tot zijn eigen frustratie ook machteloos tegenover het songmateriaal op de recentste Radiohead-cd’s Kid A en Amnesiac. En toch: niets dan bewondering. ” Thom Yorke beweert van zichzelf dat hij nauwelijks piano kan spelen, maar op Pyramid Song vindt hij mooie akkoorden waar ik, met mijn conservatoriumopleiding, werkelijk versteld van sta.”

Om die reden heeft Steven dan ook een diep respect voor rockmuzikanten. “Al merk ik bij het eerste contact met rockgroepen dat zij ervan uitgaan dat wij op hen zouden neerkijken. Waar halen ze het!” Intussen heeft hij achterhaald dat Jasper Steverlinck om voor een optreden tot rust te komen naar het Requiem van Mozart luistert en dat Alex Callier van Hooverphonic ook dol is op Chopin, Satie en Rachmaninov. De kloof tussen rock en klassiek is al minder diep dan vroeger, maar dient eindelijk volledig gedicht te worden, vinden de Kolacny’s. Chris Dusauchoit kreeg volgens hen onterecht bakken kritiek over zich heen toen hij Bach Mag presenteerde, want hij ondernam toch maar een moedige poging om klassiek onder de aandacht van jongeren te brengen. Dankzij dat programma ging er voor Dusauchoit zelf overigens ook een hele nieuwe wereld open. Dat geldt ook voor Patrick Riguelle, toen het strijkkwartet Rubio hem vroeg voor The Juliet Letters. Misschien hebben mensen een duwtje nodig om te ontdekken wat de overkant te bieden heeft. “Wel, als wie die push kunnen geven, dan nemen wij die taak met alle plezier op ons.”

Op de komende Scalaon the Rocks-tournee zijn rockzangers als Steverlinck en Stijn Meuris te gast. Op de optredens zullen de Kolacny’s, tussen de bedrijven door, korte films tonen waarin die muzikale gasten door hen geïnterviewd worden. “Wat heel ontroerend is, is dat zij toegeven dat ze nooit hadden durven denken dat hun songs zo mooi zouden klinken met een zestigkoppig koor”, zegt Steven. “Je merkt ook dat zij onder de indruk zijn van de professionele ingesteldheid van de meisjes. Wat Jasper en Gert Bettens van K’s Choice mij ook vertelden, is dat het soms best griezelig kan zijn om hun teksten plots door zestig meisjes te horen zingen.”

Toen Humo enkele jaren geleden aan Steven Stijn vroeg met welke musici ze graag eens op het podium zouden staan, lieten ze de naam Jasper Steverlinck vallen. Drie maanden later hing de zanger van Arid aan de lijn. Hij wou David Bowie’s Life on Mars live brengen, mét pianobegeleiding, en vond hen geknipt voor de job. Dat was het begin van de rockconnectie van de Kolacny’s. Een voorlopig hoogtepunt was het Scala-optreden met Hooverphonic op Rock Werchter vorig jaar. “Onze bijdrage paste goed in het concept”, oordeelt Steven. “Technisch was het piekfijn uitgewerkt. Ik denk dat we daar getoond hebben tot wat een koor in een popcontext in staat kan zijn. Want zo’n koor heeft toch nog altijd een heel klassieke connotatie.”

Intussen is Scala al vaak geroemd als een atypisch Vlaams jeugdkoor dat zich met het beste van de wereld kan meten. Menige internationale prijs kan dat staven. Scala staat ver van het Wiener Sängerknaben-beeld dat de goegemeente nog van een jeugdkoor heeft. Toch waren er geen hooggespannen ambities toen de Kolacny’s in ’96 Scala boven de doopvont hielden. “We richtten het koor op omdat we niet enkel piano wilden spelen. We wilden daar nog iets naast hebben”, licht Stijn toe. “Het was toen niet eens de bedoeling om veel te gaan optreden. Je kan stellen dat we meegesleept worden door ons eigen avontuur.”

Scala blijft maar groeien. Onlangs werden, na een oproep in enkele media, in twee weken tijd alweer twintig nieuwe leden verwelkomd. “Uit alle hoeken van het land. Sommigen hebben er dus een lange autorit voor over om te komen repeteren.” Dat zegt voldoende over de motivatie en over het uit de wereld geholpen imagoprobleem dat de term ‘koor’ lang met zich droeg. Scala nam de voorbije jaren met succes deel aan prestigieuze wedstrijden, tot in Japan en Canada toe. Daardoor vallen regelmatig aanbiedingen uit het buitenland binnen. Maar vliegtuigtickets kopen voor zo’n hele bende is financieel geen lachertje. De gebroeders Kolacny hopen dan ook op een tegemoetkoming van de Vlaamse Gemeenschap.

Het was het Festival van Vlaanderen dat de opdracht tot Scala on the Rocks gaf, maar de heren liepen al langer met het idee voor een popexcursie rond. Vorig jaar waagden ze zich voor het eerst aan een experiment: ze arrangeerden een nummer van de jonge Britse rockgroep JJ72 voor koor en strijkers. Niet echt geslaagd, zo moesten ze achteraf vaststellen, maar toch bleven Stijn en Steven geloven in de theorie dat je de meisjes ook wel eens de muziek mag laten vertolken waar ze zelf naar luisteren. Ze testten I Think I’m Paranoid van Garbage voor het eerst uit, ver van huis: in Canada. Op een heel klassiek festival nota bene. “Je zag de jury even slikken”, geniet Steven nog na. “Maar heel de zaal en zelfs onze concurrenten waren meteen mee. Die andere koren kwamen nadien onmiddellijk om de partituren vragen. Want dat is net het probleem: van rocknummers bestaan geen partituren. Ik moet ze zelf uitschrijven.”

De ultieme droom is om het jonge volkje te bereiken met een programma dat alles door elkaar gooit. Dat zowel in Eric Clapton als Bach zijn tanden zet. Want laat daar geen twijfel over bestaan: ondanks alle uitstapjes richting rock, verloochenen de Kolacny’s hun klassieke roots allerminst. Zo leverden ze als pianoduo net hun zevende album af, met een interpretatie van Hungarian Dances van Johannes Brahms. “Het was al drie jaar geleden dat we nog een cd uitbrachten”, vertelt Stijn. “We hebben deze plaat anderhalf jaar voorbereid. We zijn onverbeterlijke controlefreaks. Voor het eerst in onze carrière zijn we over alle facetten tevreden: de opnames, het cd-boekje, de aansluitende tournee…”

Ook in deze Gypsy-shows zullen beelden geprojecteerd worden. “Zo deden we straatinterviews. De manier om onszelf te relativeren. Bleek dat de meesten ons wel van naam, maar niet van gezicht kenden. Zo zei een vrouw tegen ons: ‘Ik heb die twee onlangs op Radio 1 horen praten. Maar het is altijd hetzelfde met die gasten: best leuk, maar veel wijzer word ik daar niet van.’ Dan sta je daar in je hemd gezet”, lacht Steven.

Hun vorige cd’s vielen internationaal steevast in de prijzen. Het moment is rijp om het toeren over de grenzen structureel aan te pakken. “We willen nog lang als pianoduo blijven optreden”, neemt Stijn zich voor. “We hebben echt ons elan gevonden. Ik wil nooit nog met iemand anders dan met Steven samenwerken. Als broers hebben wij weinig woorden nodig. Als het moet, kunnen we rechtuit onze mening tegen elkaar zeggen. Van jongs af kwamen wij al goed overeen. Ook met onze zus maakten wij nooit ruzie. Toch zijn er verschillen. Zo is Steven altijd meer pop- en rock-minded geweest, wat niet evident was, want bij ons thuis werd enkel naar klassiek geluisterd. Wat we zeker gemeenschappelijk hebben, is de zoektocht naar eenvoud. Hoe minder noten, hoe beter. Ik maak als student musicologie mijn eindthesis niet toevallig over Erik Satie. Hij was een onorthodox componist en autodidact. Gebuisd op het conservatorium.” ( lacht)

De broers rekenen Hungarian Dances van Brahms, net als hun vorige album Slovanic Dances van Antonin Dvorak, tot hun favoriete repertoire. Onbewust drukken hun Tsjechische voorvaderen hun stempel. “We horen ook vaak van mensen dat we die muziek op een typisch Slavische manier spelen. Dat moet dan toch in ons bloed zitten;”

Scala on the Rocks: 4/10 in de Capitole in Gent en 10/10 in Studio 4 van Flagey in Brussel (beide avonden met Jasper Steverlinck), 26/10 in CC Aarschot (met Stijn Meuris) en 28/12 in de Vismijn in Nieuwpoort.

Het Brahms-programma gaat op 13/10 in CC Merksem in première. Meer info:

www.garifuna.be

De cd Hungarian Dances – Johannes Brahms van Stijn & Steven Kolacny is uit bij Etcetera/Coda.

Scala is al vaak geroemd als een atypisch Vlaams jeugdkoor dat zich met het beste van de wereld kan meten. Het staat ver van het Wiener Sängerknaben-beeld.

De ultieme droom is om het jonge volkje te bereiken met een programma dat zowel in Eric Clapton als in Bach zijn tanden zet.

Hun vorige cd’s vielen internationaal steevast in de prijzen. Het moment is rijp om het toeren over de grenzen structureel aan te pakken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content