Anna Luyten Freelance journaliste

“Angst kunnen ze me niet opleggen”, zegt ze. “Ik wil fier over de stoep van mijn stad blijven lopen. Ook als rondom mij de granaten inslaan. ” ZILHA HADZIHAJDIC (55) is een Bosnische vrouw uit Zenica. Ze koƶrdineert in haar stad een centrum voor verkrachte vrouwen. “Liefde, geduld en een sterke wil, moet ik hen leren. “

ANNA LUYTEN

De bus van Split naar het Bosnische stadje Zenica volgt zijn normale route. Hij rijdt langs uitgebrande huizen, plat gebombardeerde fabrieken, lege dorpen en vernietigde steden. Plaatsen waar vroeger mensen woonden die gewend waren aan veiligheid.

Hier en daar, nog teken van leven. Soms wappert er plastic in de vensters. Soms hangt er op de balkons van de flatgebouwen vol kogelgaten, wat wasgoed te drogen. Veel pas gewassen legeruniformen.

Een slagveld na drieƫneenhalf jaar Bosnische oorlog, naar schatting 200.000 doden en 4 miljoen vluchtelingen en daklozen.

Bij ieder checkpoint houdt de bus halt. Gewapende soldaten lopen door het smalle gangpad en kijken elke passagier recht in de ogen. Sommigen werpen dan een blik op hun kleine gebedenboek. Na zes uur rijden stopt de bus op het stadsplein. Aan het puin te zien moet Zenica vroeger een bloeiende stad geweest zijn.

Een woning, even buiten het centrum van de Bosnische stad. De avondklok is ingegaan. De meisjes zitten sokken te breien. Tikkende breipriemen. Twee steken rechts, twee steken averechts. Buiten is de wereld verwoest, die van binnenin wordt verborgen gehouden.

Ze werd die dag vijftien. “Toen vielen mannen, gewapend met messen en geweren, ons flatgebouw binnen. Ze namen alle meisjes tussen 13 en 18 jaar mee. Ze sloten ons samen op. Soms kwamen de mannen lachend de kamer binnen. En riepen ze : ‘We zullen jullie verkrachten ! ‘ Op een dag sleurden ze mij weg. Ze trokken mijn kleren uit. Ze sloegen me met hun vuisten. Twee mannen hielden me stevig vast terwijl twee anderen me verkrachtten. Ze deden hetzelfde met de andere meisjes. Iedere dag. Na zes maanden werd ik vrijgelaten. Ik vond mijn moeder terug. Zij was ook gevangen genomen. We gingen samen naar een dokter. De dokter zei : ‘Mevrouw, uw dochter is 21 weken zwanger’. “

Met hun lange nagels, tellen de meisjes de steken op de ijzeren breipriemen. Vooral het begin van de hiel van de sok vraagt wat rekenwerk.

Welke kleur is nu in BelgiĆ« in de mode, vragen ze. “Rood. Veel rood deze winter”, zeg ik. Ze kijken alle vijftien naar de kleur van de bollen wol die over het tapijt rollen. Twee steken rechts, twee averechts.

“Ik zat met andere meisjes opgesloten in een school. Van mei tot september. Twee keer per nacht brachten ze me naar de kamers van de tsjetniks. Vijf of zes tsjetniks per nacht. Toen ik merkte dat ik zwanger was, vroeg ik of ik naar een dokter mocht. Ik wilde een abortus. Ze zeiden : ‘Neen. ‘ Ze zeiden : ‘Moslim-meisjes moeten tsjetniks baren. ‘ Toen ik vier maanden zwanger was, lieten ze ons alle dertien weer vrij. Iedereen was zwanger. Uitgezonderd Ć©Ć©n meisje, zij was nog maar zes. “

“Ik heb lang gedacht : het is mijn eigen schuld. “

Wat een mazzel hadden jullie. Oh. oh. oh. Nou, proficiĆ Ć Ć Ć Ć t. “

Ze kijken zwijgzaam van hun breiwerk op. Op de televisie klopt Ron Brandsteder een bruidspaar op de schouder. Het paar mag naar de eindronde. Ze moeten blokken op elkaar stapelen om zomaar een verre reis in de wacht te slepen. Witte bruidsjurken. Lange sluiers. Eeuwige beloften. Ron’s Honeymoon Quizz. Dankzij de schotelantenne wat instantsoap-troost in iedere huiskamer. Rozegeur en Maneschijn, zingt een uitgelaten massa in de televisiestudio. “We verstaan er niets van”, zeggen de meisjes. De soldaat in uniform zit het dichtst bij de televisie. Hij zet de volumeknop wat luider. Zijn mitrailleur ligt klaar op zijn knieĆ«n. Tussen zijn benen houdt hij een koffiemolen gekneld. Hij draait, al kijkend naar de gelukkige Hollandse bruidsparen, de koffiebonen tot gruis.

Een van de meisjes wiegt haar baby op de melodie van het liedje. “Het gebeurt wel vaker dat ze het kind willen houden”, zeggen de psychologen. De moeder neuriet. Het kind lacht. “We kijken vaak naar de Nederlandse uitzendingen van RTL. RTL brengt leuke muziek”, zeggen de meisjes. “We willen bijblijven. ” Soms, als ze de televisie wat zachter zetten, dan horen ze, tussen het luide applaus van het Nederlandse televisiepubliek, de granaten op hun stad neervallen.

Rust, wil ik hen geven”, zegt Zilha Hadzihajdic. “GemĆ¼tlichkeit”, zegt ze. Voor de oorlog was ze lerares Duits. Ze is 55 en koppig en de koƶrdinatrice van dit projekt : Medica 2. Het huis waar we drie dagen wonen. Een thuis voor verkrachte en door de oorlog zwaar getraumatizeerde vrouwen.

“Ik wil geen muis zijn. Politici moeten van mij geen bang diertje willen maken”, zegt Zilha Hadzihajdic. “Angst kunnen ze mij niet opleggen. Ik zal niet schuchter langs de muren van mijn stad lopen. Mij krijgen ze niet klein met hun granaten. Ik wil fier over de stoepen van mijn stad blijven lopen. Ik weiger mijn gedrag te laten bepalen door deze oorlog die ze mij hebben opgedrongen, die ik zelf nooit heb gewild. “

Ze heeft altijd in Zenica gewoond. Toen de Bosnisch-Servische oorlog in april 1992 begon, werd ook zij een slachtoffer. Honger. Kou. Geweld.

Eind 1992 ontmoette ze de Duitse gynekologe Monica Hauser die een vertaalster zocht. Hauser wilde in Zenica een onafhankelijk projekt opstarten waar de in de oorlog verkrachte vrouwen terechtkonden. In 1994 waren er dat volgens een onderzoekskommissie meer dan 30.000, vooral moslimvrouwen.

Het projekt kreeg de naam Medica. Hadzihajdic is een van de pioniers van het projekt. Moeder Boeddha, noemen de meisjes haar. Een spilfiguur.

“Dit werk is voor mij een vorm van aktief verzet”, zegt ze. “De meisjes breien vaak en dan zeg ik hen altijd : bij ieder steekje dat jullie in dit breiwerk stoppen, kom je dichter bij het patroon. Zo gaat dat ook met jullie leven. Met iedere stap die jullie weer durven te zetten, bouwen jullie langzaam aan jullie weg. ” Ze wil de meisjes leren hun zelfzekerheid terug op te bouwen.

In Medica werken nu 70 Bosnische vrouwen. “We hebben de beste psychologen en artsen gezocht”, zegt Zilha. Servische vrouwen, Kroatische vrouwen en moslimvrouwen werken er samen. Zonder onderscheid, zoals voor de oorlog, daar staan ze op. Zilha zegt : “Ik ben Bosnisch. Ik wil geen onderscheid maken tussen ServiĆ«rs en Kroaten of moslims. Ik denk niet in die termen. Ik denk in termen van : dat meisje met blauwe ogen, of die daar, die zo verstandig is. Ik heb altijd zo gedacht, ook toen ik nog voor de klas stond. “

In het centrum zelf zitten zowel Servische als Kroatische als moslim-slachtoffers. De vrouwelijke psychologen, psychiaters, gynekologen, advokaten, leraars, sociale assistentes, sociologen, kinderverzorgsters, sekretaressen doen het werk voor een peulschil. Sommigen hebben nog een dagtaak in een ziekenhuis. Het hele projekt wordt door Hauser en 14 medewerkers vanuit Keulen gesteund. Zij zoeken o.m. fondsen om de inrichting van de centra te ondersteunen. Na een maand bleek al dat Medica moest uitgroeien tot een projekt met meerdere huizen. De doelstellingen bleven : zowel lichamelijke als geestelijke hulp bieden aan de in de oorlog misbruikte vrouwen, en de kinderen opvangen…

In Medica 1, het hoofdgebouw, zijn konsultatieruimtes voor gynekologisch en algemeen medisch onderzoek. Er wordt psychiatrische, psychologische en juridische hulp geboden aan vluchtelingenvrouwen en inwoners van Zenica. “We bieden nu ook algemene medische hulp om stigmatizering te voorkomen. ” 250 vluchtelingenvrouwen die zwaar getraumatizeerd zijn, kunnen er samen met hun jongste kinderen tijdelijk verblijven. Er is een schooltje. Een ambulante dienst bezoekt de vluchtelingenkampen of rijdt met een ziekenwagen naar de bezette gebieden om gynekologische hulp te bieden. Als er nieuwe vluchtelingen aankomen in de stad, bezoekt een groep vrouwen van Medica de kampen om de vrouwen op te vangen. “We gaan met hen praten. We bieden hen eerste hulp. Sommigen verkeren in paniektoestand of in shock. We helpen ze dan hier de trauma’s te verwerken. “

Vrouwen die in een ernstige traumatische toestand verkeren, kunnen langere tijd in een groep wonen in een van de twee andere huizen. Medica 3 is een soort kollektief waar groenten gekweekt worden en is gericht op een meer landelijke bevolking. Medica 2 is een huis waar vooral jonge vluchtelingenvrouwen wonen met zeer ernstige psychische letsels die traag genezen. Ze blijven in terapie. In de kleine leefgroep worden ze begeleid naar een zelfstandig bestaan. De meesten gaan overdag naar school, als er al les gegeven wordt. “

Deze vrouwen hebben vooral een schouder nodig waarop ze af en toe kunnen uithuilen”, zegt Zilha.

Zemira (60), Nusreta (30), Milenka (43), Fadilla (24), Memnuna (22), Vahida (17), Pasa (14), Selma (18), Belma (16), Kanita (19), Melisa (20), Azra (23), Senada (21), Merima (17), Nera (22). Vijftien vrouwen die als je hen vraagt waar ze wonen : ‘Medica’ antwoorden. Medica 2. Ze kijken naar de grote kaart op tafel en wijzen waar ze vandaan komen : Visegrad, Foca, Zepa, Bosanska Gradiska, Sarajevo, Prjedor, Zepca, Jajce. Banja Luka.

“We proberen hier nu een zo normaal mogelijk leven te leiden”, zegt Belma. Senada, die uit Sarajevo komt, heeft haar beide ouders voor haar ogen zien vermoorden. ’s Avonds draait ze iedere keer hetzelfde telefoonnummer. Een nummer waar niemand ooit nog antwoord zal geven. Een van de meisjes zoekt al twee jaar naar haar zus. Ze zaten samen opgesloten in een hotel waar ze verkracht werden. Zij werd na een tijd buitengezet. Afgedankt. Van haar jongste zus heeft ze sindsdien niets meer vernomen.

“Iedereen van ons is geestelijk gewond geraakt tijdens deze oorlog”, zegt Azra. “Dit huis is als een nieuwe kans in ons leven, het is alsof ik terug een beetje een familie heb gevonden. “

Belma had vroeger lang haar. Maar ze hebben het in brand gestoken toen ze haar aanrandden. Ze vlecht nu iedere dag het haar van de anderen. “Kort staat je ook wel goed”, zeggen ze.

“We hebben allemaal hetzelfde meegemaakt”, zegt een meisje. “We praten er niet vaak over, maar je herkent jezelf soms in het gedrag van de anderen. Het is al goed te weten dat je niet alleen bent. “

Belma : “Als iemand ons vraagt wat er gebeurd is, dan proberen we het zo ver mogelijk weg te stoppen. “

De vrouwen moeten nog door een mentaal mijnenveld zien te komen. Ze krijgen begeleiding als ze maar willen. Zilha : “Ik noem hen mijn verstoorde zielen. En verstoorde zielen vragen veel verzorging. Maar iedere vooruitgang die een vrouw hier maakt, geeft me weer de kracht om ermee door te gaan. “

“De trauma’s zijn groot”, zeggen Edita, Mirha en Marijana, de psychologen. “De vrouwen willen alles zo snel mogelijk vergeten. ” Getrouwde vrouwen vormen een grote probleemgroep. “Sommige mannen accepteren hun vrouw na verkrachting niet meer. Maar er zijn ook mannen die zo bezorgd zijn dat ze hun vrouwen zelf naar hier brengen. Het hangt ervan af hoe goed de relatie voor de oorlog was. “

Sommige vrouwen vragen een abortus, andere vrouwen zijn te laat, nog andere vrouwen willen de kinderen wel baren. “Ze worden vaak agressief na de geboorte van het kind. Het is erg moeilijk om het te accepteren. Ze worden uitgestoten door hun familie of partner. Een van de vrouwen die hier onlangs kwam, was net weduwe geworden. Haar man was gestorven aan het front. Zij was verkracht. Zij moest bevallen van het kind van een tsjetnik. Ze is een uitgestotene. “

De symptomen die de getraumatizeerde vrouwen vertonen, zijn vaak dezelfde. “Ze schamen zich. Ze voelen zich schuldig. Ze kunnen er niet over spreken. Sommigen isoleren zich. ” Automutilatie. Zelfmoordpogingen. Hun woede is naar binnen geslagen. “Ze moeten eerst de oorlog tegen zichzelf leren stopzetten”, zegt Zilha.

Ik wil hier veel leren. Om mijn moeder als ik haar ooit terugvind te laten zien wat ik allemaal kan. Ik hoop dat ze trots zal zijn. ” Voor de oorlog had ze als dienster in een diskoteek gewerkt. Nu leert ze sokken breien en naaien en weven. Met haar zelfgemaakte rugzakje staat ze voor het uithangbord van het Rode Kruis. Een bord, in het midden van de stad. Een bord met namenlijsten van mensen die teruggevonden zijn. Belma K. laat haar vinger over de lange lijsten glijden. Bij de letter K blijft ze lang haperen. Weer niets. Al twee jaar niet. In het tracing-kantoor van de hulporganizatie vult ze weer maar eens een formulier in. Er is ook geen brief. Ze gaat naar de oude cinema waar twee dagen geleden meer dan vierhonderd vluchtelingen uit Sanski Most zijn aangekomen. Sanski Most bevrijd ! hadden de kranten gemeld. De stad was weer in handen van het Bosnische leger. De stoelen zijn uit de cinemazaal gehaald. De zaal ligt nu vol matrassen met vermoeide mensen : “We werden uit onze huizen gezet. De mannen moesten in een lange rij gaan staan. De vrouwen, kinderen en bejaarden werden weggeleid. We moesten urenlang door een rivier waden. Een paar mensen zijn verdronken. ” Op de matrassen zouden ergens twee mensen moeten liggen die afkomstig zijn uit haar dorp. Ze vindt ze niet. Ze zijn al weer weg, een paar uur geleden met een transport naar een andere stad gebracht.

In een hoekje van de zaal ligt een blinde man op de grond. Het speeksel loopt uit zijn mond. “Hij is rustiger nu”, zegt de vrijwilliger van het vluchtelingenkamp. “Hij was in paniek. Hij dacht dat hij door iedereen verlaten was. De kinderen zijn rond hem komen staan en hebben hem gestreeld. “

Vrede. De meisjes kunnen zich niet voorstellen wat dat zal zijn : vrede. “Alles wat voor de oorlog gebeurde, is verloren”, zeggen ze. “Alles is verdwenen. Alles is onzeker. Het is moeilijk te geloven dat we zomaar plots terug een normaal leven gaan krijgen. Onze grootste hoop is nu dit huis. Hier krijgen we onszelf terug. “

“En het kind”, zegt iemand. “Het is goed dat het kind hier rondloopt. Het kind geeft ook hoop. “

“Misschien zullen na de oorlog de problemen pas echt komen”, had een van de psychologen gezegd. “We hebben ons nu drieĆ«neenhalf jaar gekoncentreerd op ‘overleven’. De rest moet nog volgen. “

“Het is moeilijk om niet haatdragend te worden na wat wij hebben meegemaakt”, zegt een van de meisjes. “Maar ik verzet me ertegen. Ik weet dat niet iedereen hetzelfde is. “

Wat ze over liefde denken ? “Na wat er met ons gebeurd is ? “

De moeder van de vier dochters zegt : “Ik hoop dat mijn dochters er toch weer in gaan geloven. “

“We moeten naar de toekomst kijken”, zegt Zilha. “Ik heb tegen de meisjes gezegd : nu moeten we tonen wat we waard zijn. We moeten al onze minderwaardigheidsgevoelens opzij zetten en kennis verwerven. Wetenschap bedrijven. Onthoud goed, heb ik hen gezegd, kennis is iets wat men nooit van je kan afpakken. Verwerf er dus zoveel je kan. “

Talen. Informatica. Ze heeft een computer op de kop kunnen tikken. In een van de vluchtelingenkampen in de stad ontmoette ze een vrouw die computerdeskundige bleek te zijn. Ze komt iedere dag naar het huis om de meisjes lessen in informatica te geven.

Zilha danst goed, zeggen de meisjes. “Ik wil hen weer jong maken. Jeugd is jeugd. Ik kan zo blij zijn als ze eens lachen”, zegt ze. “Dit projekt betekent veel in mijn leven. Het is, zeker in een oorlogssituatie, goed iets te doen waar anderen baat bij hebben. Anderen sterker maken, is ook voor jezelf nuttig. “

Ze praat traag. “Liefde”, zegt ze. “Geduld”, zegt ze. “En een sterke wil. Noem het moed. Dat moet ik hen leren. Daar zullen ze een heel eind verder mee komen. ” Af en toe schatert ze.

“Met een lach en veel begrip is het leven heel wat lichter. Zo leef ik hier en zo leef ik bij mijn familie. ” In haar eigen huis wonen nu twintig mensen, haar man, haar kinderen, haar gevluchte zus, de kinderen van haar zus. “Ik moet altijd iets kunnen doen, waar ik ook ben. “

Hoe zij het uithoudt, vraag ik. “Ik krijg thuis veel liefde, ” zegt ze, “van mijn man. ” Ze gaat net voor het ingaan van de avondklok naar huis.

Een feestje zullen ze best wel leuk vinden, had Zilha gezegd. We kopen chips en pindanoten en cola en vijftien stukken taart. Na het avondeten schuiven de meisjes de tafel opzij. Doekjes op de lampen. Mascara op de wimpers. Niemand breit. Ze halen hun muziekcassettes uit de kamer. Pink Floyd. Techno. En popsongs uit de vluchtelingenkampen : “I’m the child of lost happiness. Lalala. ” We dansen. De soldaat kijkt verwonderd naar de huppelende vrouwen.

Aan het einde van de dansavond, als de meesten naar bed zijn, komt Senada Senada die nooit iets zegt met een schrift. Een schrift met poĆ«zie. Bitterheid. Brieven aan haar dode moeder : Ik wilde dat je me nooit ter wereld had gebracht. Ik wilde dat je me had verdronken in het vruchtwater. Je had me moeten vermoorden voor ik te weten kwam wat het leven betekent. In haar taal rijmt het. Een maand later stuurt ze een brief. Ze schrijft dat dit haar eerste brief in het Engels is. Ze schrijft : “How is the wether in Belgium ? “

De soldaat loopt ’s nachts langs het huis. Een kort en een lang kuchje om aan te geven dat hij het is. In dit huis slapen de mensen slecht. En als ze slapen, dromen ze met heel levendige details. Ze zijn snel bang.

“Zijn vrouw heeft ook in dit huis gewoond”, had een van de meisjes gezegd. “Ze was erg ziek. ” Mentaal vermoord, wil dat hier zeggen. “Zilha heeft voor haar en haar kind een huis gezocht. Ze woont hier nu in de buurt. Ze kan nog altijd langskomen als ze hulp nodig heeft. ” De soldaat leeft nu met het vreemde kind en zijn bijna genezen vrouw in het huis in de buurt.

“Ik begrijp de situatie van de meisjes”, zegt hij. De ene week waakt hij hier, de andere week vecht hij aan het front. Of het niet vreemd is, vraag ik, de ene week het huis van deze meisjes beschermen meisjes van overal en de andere week aan het front op mensen schieten. “Persoonlijk gezien wel, maar algemeen beschouwd niet”, zegt hij. “Als ik aan het front zit, bescherm ik duizenden burgers. Als ik hier zit, zijn het er maar vijftien. ” Twee verschillende werelden. Een verbijsterende logika. Maar ik zal morgenvroeg evengoed zijn versgemalen koffie drinken.

Zilha Hadzihajdic (midden met kind) : “We moeten de meisjes leren hun zelfzekerheid weer op te bouwen. “

Bosniƫ eind 1995 : uitgebrande huizen, lege dorpen, vernielde steden. Zilha Hadzihajdic : Ik wil geen onderscheid maken tussen Serviƫrs en Kroaten of moslims.Ik denk niet in die termen. Ze schamen zich. Ze voelen zich schuldig. Ze kunnen er niet over spreken. Ze moeten eerst de oorlog tegen zichzelf leren stopzetten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content