Herwig Van Hove

Het bordeauxjaar 1995 kan ongetwijfeld als goed bestempeld worden. De wijn heeft echter niet de absolute eenheid van de echt grote jaren.

HERWIG VAN HOVE

1995 is in Bordeaux het derde jaar op rij dat als précoce (vroeg) moet geduid worden. De bloemzetting kwam al rond 6 juni op gang, terwijl dat meestal pas rond de 14de gebeurt. Dat kan onbelangrijk lijken, maar in wijngaarden van de gematigde klimaatsgordel, zoals in Bordeaux, is dit pure winst omdat de rijping in de herfst dan ook eerder intreedt. Een vroeg jaar is daarom nog niet groot, maar het betekent wel een gunstige start. De excellente 1990 bijvoorbeeld was zeer précoce. Zoals in dat uitzonderlijke jaar werden ook de zomermaanden juni, juli en augustus van 1995 gekenmerkt door droogte en hoge temperaturen, maar met heel wat minder zon. De kleurzetting ( demi-véraison) kwam op gang op 10 augustus (in 1990 op 6 aug.), toch nog acht dagen vroeger dan gemiddeld.

De zomerdroogte maakte het bijzonder moeilijk voor oppervlakkig gewortelde druivenstokken, meer bepaald de jonge aanplant en de wijngaarden op rijke aluviale gronden. Maar voor de latere wijnkwaliteit is dit even gunstig als een flinke vendange verte.

September echter werd regenachtig. Gelukkig viel de regen in een beperkte periode, van 6 tot 19 september. De witte druiven waren geoogst vóór de regen, en de rode meestal erna. Het water kwam neer op totaal verdroogde bodems en heeft niet de algemeen gevreesde verdunning meegebracht. Zo komt het, dat ook het zoet- en zuurgehalte van de 1995 veel weg heeft van die van 1990. Toch kan men 1995, zoals verder zal blijken, geen groot jaar noemen.

IN HET GLAS

Het proevend evalueren van piepjonge wijn is niet gemakkelijk. De wijnen zijn nog brut en onversmolten, en vol kwalijke geurtjes, van ingesloten tot oxidatief. De toevallige aanwezigheid van een of andere geurcomponent is in dit prille stadium van geen enkel belang : op dat moment tellen alleen de structuur en het evenwicht in de samenstelling.

Men moet dus kijken naar de rijpheid en de uitgestrektheid van de tanninemassa : Is de bitterheid goed ingebouwd en breed gestrekt van begin tot einde van de smaaksequens ? Is de bitterheid van het smakelijke type ( tannins savoureux) ? Men moet ook letten op de materie van de wijn : de vulling van de smaak. Is de bitterheid voldoende toegedekt door deze vulling ? Strekt de charme ervan zich uit over het gehele smaakgebied ?

Bij grote wijn zijn de charmerende smaakvolheid en de structurerende bitterheid volkomen op elkaar afgestemd, en uitgebouwd over de gehele smaaksequens, van de aanspraak tot en met de afdronk. Daarbij moet voldoende zuurheid de gehele smaakconstructie nog verlevendigen.

Vanzelfsprekend moet het aangeboden staal significant zijn voor de grand vin van het betreffende château. Maar het proeven wordt bemoeilijkt door het feit dat voor de pers vaak gewerkt wordt met zogenaamde barriques journalistes, dat zijn speciaal voor de pers geprepareerde stalen met veel verse eik.

De Union des Grands Crus spreidt de jaarlijkse degustatiemarathon echter uit over twee weken : de eerste voor de handel, de tweede uitsluitend voor de pers op uitnodiging. Door toevallige omstandigheden konden we dit jaar proeven gedurende de eerste week, zodat we geen last hadden van de speciale barriques.

Toch moet men beseffen dat de evaluatie in dit stadium niet definitief kan zijn : er kan gedurende de twee komende jaren, tot aan de botteling, nog veel gebeuren. Zelf proeven van de flessen die men wil kopen, is nog altijd het beste.

We rangschikken de wijnen in vier klassen : niet interessant, gewoon goed, goed, en groot. Bij de uiterste categorieën is de beoordeling het duidelijkst.

Médoc, Haut-Médoc en Moulis

Oninteressant zijn :Greyssac (zwak verdund en simpel), Tour de By (simpel en licht zurig), Loudenne (rijp en zacht, maar stroef op het einde), Beaumont (veel te licht), Belgrave (te bitter), Maucaillou (soft en simpel), Fonreaud (ijlt weg op het einde), Fourcas Dupré (zachte aanloop maar ongedekt op het einde), Fourcas Hosten (ongedekt bitter). Aan deze wijnen kan men al proeven waar het probleem zit bij deze vintage, namelijk in het samenspel tussen zacht en bitter.

Gewoon goed zijn :Camensac (bitter-smakelijk), Cantemerle (redelijk), La Tour Carnet (rijp) en Lamarque (goede kleur, lengte en vulling).

Echt goed zijn :Citran (goed geknoopte lengte), Goufran (heel goede kleur en mooi geknoopte textuur), Malescasse (kleur en zachtaardige lengte), Chasse Spleen (klassiek), Poujeaux (zacht gevuld en lang), Clarke (diep krachtig fruit).

Margaux, Saint-Julien, Pauillac en Saint-Estèphe

Oninteressant zijn :d’Angludet (dun en al geëvolueerd), Martinens (simpel), Palmer (ijlt weg op het einde maar heeft toch potentieel), Rauzan Gassies (te plat zacht), Léoville Barton (niet genoeg gewicht in de mond), Grand Puy Ducasse (veel te licht verdund), Lynch Moussas (structuurloos), Phélan Ségur (geen greep), Haut Beychevelle Gloria (iets dun fluïde).

Goed zijn :Cantenac Brown (smaakdiepte), Dauzac (smakelijk), Giscours (rijpe diepte), Marquis de Terme (goede tannine en smaaklengte), Monbrison (goed geknoopt, opulent en zacht), Malescot Saint Exupéry (zeer goede, lange en zachte smaak), Siran (stevigheid en charme samen), Rauzan Ségla (opulent diep fruit), Labégorce Zédé (minder rijk dan Rauzan Ségla maar iets edeler en fijner, de tweede wijn Domaine de Zédé is wat fluïde), Gloria (braaf commercieel), Saint-Pierre (zelfde type als Labégorce Zédé maar beter gestoffeerd, gedrongen sterk en evenwichtig), Branaire Ducru (gedrongen zacht en lang), Talbot (goede evenwichtige structuur), Croizet Bages en Haut Bages Libéral (gevuld en lang), Lynch Bages (gevuld, donker en stevig, de tweede wijn Haut Bages Averous is open en fluïde), Pontet Canet (stevig en rond), Pichon Baron (klassiek, de tweede wijn Les Tourelles de Longueville heeft smaak met diepte en eenheid, maar valt abrupt weg op het einde), Pibran (niet de echt grote lengte), Lafon Rochet (excellent fruit), Cos Labory (stevig), Ormes de Pez (wat zachtaardig), Cos d’Estournel (charme maar iets dun oppervlakkig), Marbuzet (licht en fruitig), Durfort Vivens (evenwichtig).

Onbetwistbaar groot zijn :Kirwan (gedrongen compacte kleur en een smaak met spanning en geknoopte lengte), Beychevelle (gedrongen zacht en lang), Lagrange (zwart, compact, toegeplooid, edel en fijn), Léoville Poyferré (zijdeachtig en toch krachtig lang), Pichon Comtesse (zeer goed, compact, stevig, lang en zacht, alles tegelijk), en Montrose (stevig streng en zacht, de tweede wijn La Dame de Montrose is wat dun en scherp in de bitterheid, in 1994 waren beide wijnen erg goed).

Saint-Emilion en Pomerol

Oninteressant zijn :Pavie Macquin (te gewoon), Grand Pontet (ongedekte tannines), La Clotte (zacht maar mist structuur), La Cabanne (geen greep), Petit Village (simpel commercieel), La Tour Figéac (oppervlakkig glijdend), Larcis Ducasse (glad), Dassault (brokkelig), Franc Mayne en Balestard La Tonelle (zoeterig), Beauséjour Duffau (dun fruitig en wollig), Belair (simpel fruitig), Trottevielle en Magdeleine (glad commercieel).

Gewoon goed zijn :La Pointe (diep en zacht maar ook wat vlak), Nenin en Evangile (indrukwekkend maar gemakkelijk), Larmande (mist wat tonus), Ausone (dun op het einde), Clos Fourtet (vriendelijke instap).

Goed zijn :Laroze (mooie structuur), Chauvin (stevig en diep), La Croix de Gay (finesse en kracht, lekker), Conseillante (zijdeachtige lengte), Canon La Gaffelière (gedrongen en geknoopt), Canon (charme van het jaar en de stevigheid van een grote), Pavie (traditionele structuur).

Groot zijn :Cheval Blanc (statig, evenwichtig, stevig en fijn tegelijk), Figéac (diepe rijpheid en uiterst smakelijk met toch grote stevigheid), La Gaffelière (charme en stevigheid, perfect geknoopt), Angélus (kracht van rijpe cabernet franc, en diepe rijpheid van merlot), Grand Mayne (gespannen, streng en diep rijp), Troplong Mondot (zachte kracht en grote lengte zonder enige aarzeling), La Dominique (definitie van lekkerheid), Beauséjour Bécot (structuur en diepte).

Graves en Pessac-Léognan

Oninteressant zijn :Rahoul wit en rood, De Chantegrive wit en rood, Haut-Bergey wit en rood (uitgesproken slecht), De France wit en rood, Olivier wit en rood, Pique Caillou rood, Malartic Lagravière rood (simpel kort), Latour Martillac rood, Haut-Bailly rood (dun, ijl en zonder vulling), Carbonnieux rood (leeg), Larrivet-Haut-Brion rood (redelijk) en wit (zoeterig), Fieuzal wit (simpel).

Goed zijn :La Louvière rood (edel en goede structuurtannines), en wit (ruim en breed), Smith Haut Lafitte rood (goed geknoopte, aangename lengte) en wit (nuance en textuur), Pape Clément rood (diepe rijpheid en goede structuurtannines), Fieuzal rood (volkomen evenwichtig geknoopt), Domaine de Chevalier rood (suave diepte en smakelijke structuur) en wit (stevig en tegelijk zeer ruim).

We kunnen concluderen dat 1995 een goed, maar geen groot jaar is. Het ensemble van tannines en grote rijpheid dat door de droge hete zomer (met toch wat stress hydrique) gegenereerd werd en later door de septemberregen werd gemilderd, heeft niet de absolute eenheid van de grote jaren. Het tanninegeweld en de mildering ervan zijn niet samen gegroeid : veel wijnen vertonen dan ook een gevaarlijke ongeknooptheid in de smaaksequens. Ze vallen stil na de indrukwekkende charmerende aanspraak, en geven een bitterstoot op het einde. In het middengebied is een gat. Vatlagering kan dit gat wel tijdelijk en brutaal dichten, maar voor het latere evenwicht biedt dit geen oplossing.

Merlot-wijnen hebben, als ze goed gemaakt zijn, meer initiële charme en vertonen daarom minder gemakkelijk een centrale breuk. Toch is het zo dat de septemberregen ook hier verdunning heeft meegebracht, die vele wijntjes niet hebben kunnen verwerken zonder definitieve schade. Dit zijn dan de flauwe, platte en zoeterige wijnen zonder enig potentieel. Ook met de 1995 moet men dus goed oppassen.

Temeer daar men zich aan een grote opwaartse prijsstuwing mag verwachten. 1995 komt namelijk na vier magere jaren. Het effect van 1994, waarbij ?gewoon goed” werd voorgesteld als uitzonderlijk 1994 werd voorafgegaan door drie magere jaren , zal nu nog meer spelen. 1995 is tenslotte het beste jaar sinds 1990. De prijzen zullen minstens met 25 procent stijgen ten overstaan van verleden jaar. En dan spreken we van de primeurprijzen, de prijzen die de grote châteaus lanceren bij de voorverkoop. Van dan af is de wijn virtueel verkocht hij blijft nog twee jaar op het kasteel en begint zijn omloop langs een keten van voortverkopers. Niet alleen deze tussenpersonen werken prijsverhogend, het effect van de marktvraag weegt nog zwaarder door. En de 1995 zál een grote vraagdruk te verwerken krijgen, gezien de meeste châteaus tot driemaal overvraagd zijn. Op de vrije markt moet men zich dus aan spectaculaire prijsstijgingen verwachten.

Om een idee te geven : de Léoville Las Cases 1994 kwam uit voor 116 FF per fles en staat nu, op het ogenblik dat hij het château gaat verlaten, op 200 FF per fles. In deze klasse van wijnen mag men voor 1995 dus nog erger vrezen.

Wie een bepaalde grote wijn van 1995 absoluut in zijn kelder wil, doet er dus best aan om een primeuraankoop te overwegen. Maar dan wel bij een gevestigde, bonafide wijnhandelaar, zodat het risico dat zo’n operatie inhoudt (nu betalen en over twee jaar geleverd worden), beperkt blijft.

Het kan nog altijd gebeuren dat, door een overvloedige en excellente 1996, de prijzen van 1995 zouden instorten. Maar die kans is klein, want de markt is droog en er zijn haast geen voorraden meer.

Château Langrange : onbetwistbaar groot.

Château Pichon-Longueville : zelfs de tweede wijn Tourelles de Longueville heeft smaak met diepte.

Cos d’Estournel : charmant maar iets dun oppervlakkig.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content