Het ging jarenlang niet goed met de duizenden kleine koffiekwekers in Costa Rica. Maar ze klimmen uit het diepe dal : er is weer hoop. Weekend Knack bezocht er vier gezinnen.

:: Deze reportage kwam tot stand dankzij de medewerking van ‘Martinair’, dat dagelijks naar Costa Rica vliegt vanuit Schiphol. Info : 02 720 99 77 of info@be.martinair.com

:: Giften aan ‘Vredeseilanden’ van 30 euro of meer zijn fiscaal aftrekbaar : 880-3175981- 54

Het is kwart voor drie, het is helledonker en zelfs de hanen slapen nog als Guiselle in de keuken begint rond te scharrelen. Om bananen- en kokosbrood te bakken moet ze vroeg uit de veren. Dat moet nog vers zijn, straks. Om vijf uur is iedereen op. Een haastige kop koffie, de eerste portie gallo pinto (rijst met bonen) van de dag, want zo meteen moeten we de deur uit. Alvaro, de padre de familia, gaat de koopwaar alvast in de auto laden. Sinds maart is de oude Nissan (met vlammen op de spatborden) de trots van het gezin Fuentes. Omdat Alvaro nog geen vergunning heeft voor de openbare weg, rijdt hij doorgaans het steile, hobbelige pad af tot aan de bushalte en laat daar de auto achter. Maar vandaag waagt hij het erop. Anders krijgen ze de koopwaar nooit op tijd op de boerenmarkt. Broden, cakes, koeken, eieren, geitenmelk, jam van wilde frambozen of van guayaba, kippen, kuikentjes en een geit : het moet allemaal mee. Ze moeten zoveel mogelijk verkopen, want van de koffieoogst kunnen ze al lang niet meer leven. Vele dorpsgenoten hebben hun plantages voor een habbekrats van de hand gedaan of ze laten hun land braak liggen, maar Guiselle en Alvaro doen dapper voort, al vergde dat een grote aanpassing.

Guiselle was negentien toen ze trouwde. Ze kon niet eens koken – in het gezin waarin ze opgroeide, had iedereen zijn eigen taak : wassen kon ze als de beste, koken daarentegen… Ze volgde ooit een cursus pasteibakken en nu improviseert ze erop los met wat ze in de kast en in de tuin vindt. Vroeger nam ze rijpe bananen zo mee naar de markt, maar ze raakte ze aan de straatstenen niet kwijt, want : “Iederéén heeft bananen. Ik bedacht iets wat niémand in de tuin heeft : brood en cake van bananen.” En het bleek een goed idee. Om te beginnen zijn verse bananen moeilijk te vervoeren. “Ze lopen kneuzingen op tijdens de busrit en rotten snel”, zegt ze. “Bovendien worden ze te weinig betaald. Als ik er twaalf verkocht, verdiende ik amper 120 colones. Voor een cake met twaalf bananen krijg ik 2500 colones.” ( 1 euro = 575 colones) En die cake maakt ze als volgt.

12 zeer rijpe bananen

180 gr boter

3 eieren

enkele druppels vanillearoma

1 kop rietsuiker

3 koppen volkorenmeel

1 kop gemalen kokos

1 zakje bakpoeder.

Ze prakt de bananen fijn, met een houten lepel mengt ze de ingrediënten erdoor. Ze bebotert een laag, vierkant bakblik. Oven op 250 graden, 20 tot 25 minuten bakken. Nattevingerwerk, is mijn indruk, en die wordt nog versterkt bij een ander baksel.

1 kop rozijnen

een halve liter sterke koffie

1 kop maïsolie

1 kop rietsuiker

1 kop gemalen kokos

3 eieren

3 koppen meel

mespuntje kaneel

nootmuskaat

zakje bakpoeder

wat geplette macadamianoten

Mengen, opnieuw een laag vierkant bakblik, op 250 graden bakken tot Guiselle vindt dat het er goed uitziet. En het ís goed, want Guiselle krijgt nauwelijks de tijd om haar waren uit te stallen op de Fiesta Agroecológica : de klanten staan te wachten.

Nog meer slangen

Bij elk gezin dat we bezoeken is de situatie anders. Toch is het thema overal hetzelfde : het ging goed in de jaren tachtig, het ging slecht in de jaren negentig. Maar nu is er weer beterschap : ze klimmen uit het diepe dal, langzaam maar zeker. Ook doña Esperanza Jiménez (47) – what’s in a name – heeft hoop.

De suikerrietplantages stonden lila en paars in bloei, wolken joegen langs de flanken van vulkanen en door de valleien toen we naar haar reisden. Een spannende onderneming omdat een aardbeving in 1991 de enige Costaricaanse spoorlijn onbruikbaar heeft gemaakt. Duizenden en duizenden vrachtwagens – met nogal wat roekeloze chauffeurs aan het stuur – moeten net als wij over de Pan-American Highway, die van Alaska tot diep in Zuid-Amerika loopt, en in Costa Rica niet meer is dan een slingerende weg met één rijvak in elke richting, Als we die rit overleefd hebben, hotsen we urenlang over onverharde wegen tot in Bajo Caliente, waar doña Esperanza ons glimlachend, mét koffie opwacht : “Als je nog verder wilt, heb je een paard nodig.”

“Een paard is veel goedkoper dan een auto”, weet bijdehandje Dayanara. “Het heeft alleen maar water nodig, geen benzine.” Dayanara is een kind van de oudste dochter des huizes, Yasuara (27). En die is dan weer een voorbeeld van de twintig procent Costaricaanse meisjes die hun eerste kind krijgen als ze nog op school zitten. Yasuara is inmiddels gescheiden, opnieuw getrouwd en zwanger van haar derde kind. Maar tot ieders tevredenheid blijft Dayanara bij oma en opa in Bajo Caliente, waar ze naar de lagere school gaat. Voor secundair onderwijs moeten de kinderen naar Miramar, anderhalf uur met de schoolbus die om halfzes ’s ochtends vertrekt. In Miramar woont Angelica, de jongste dochter van twintig, die Engels en computerwetenschappen studeert.

“We hebben moeilijke tijden achter de rug”, zegt Esperanza. “Het was zo erg dat mijn man Mardo twee jaar op de bananenplantages bij Limon moest gaan werken, aan de andere kant van het land. Goed betaald, maar hard labeur : veel heter en vochtiger dan hier. En nóg meer slangen.”

Coocafé was onze redding. Dat is een vereniging van coöperaties in het hele land, die honderden gezinnen verenigt en steunt. Dat Angelica kan voortstuderen, hebben we te danken aan een studiebeurs van Coocafé, die er in 2003 meer dan duizend toekende aan kinderen van koffieboeren. Wij hebben er echt veel aan te danken. Coocafé koopt onze oogst op voor een vaste prijs. Wij krijgen 126 US dollar voor 100 pond. Bij een andere opkoper zou dat hooguit 90 dollar zijn.”

“Coocafé spoort ons aan om biologisch te telen. Hoewel we het volledig eens zijn met de principes van biologische landbouw – Costaricanen zijn een ecologisch bewust volk – is het rapper gezegd dan gedaan. Omschakelen van traditionele naar biologische landbouw duurt drie jaar, en je oogst ongeveer de helft minder. Maar daar staat tegenover dat biokoffie veel beter betaald wordt : van 180 tot 190 dollar voor 100 pond.”

De jaren dat Mardo naar de bananenplantages was, deed Esperanza al het werk op de boerderij. Maar de koffiepluk is haar te zwaar geworden. Nu volgt ze het advies van Coocafé en kweekt niet langer uitsluitend koffie, maar ook chilipepers en tomaten. “Mijn man is vanochtend vertrokken met wel tweehonderd kilo tomaten”, zegt ze opgetogen. Esperanza bekommert zich nu vooral om de huishouding en de tuinbouw. Ze heeft ook een bijverdienste als naaister van het dorp – trots toont ze het kanten communiekleedje dat ze voor Dayanara maakte. En ze zit in de politiek, als vertegenwoordigster van haar district in de provinciale raad. Dat houdt in dat ze elke vrijdag naar Puntarenas reist. Met de schoolbus mee om halfzes, pas thuis om tien uur ’s avonds. “In die raad zitten meer vrouwen dan mannen”, zegt ze trots. “Costaricaanse vrouwen zijn over het algemeen zeer actief in de politiek : de regering bestaat voor 35 procent uit vrouwen.”

Esperanza leidt ons rond door haar dorp, langs de dancing die in de rivier is gestort. “De bodem van Costa Rica is kwetsbaar door ontbossing, die te wijten is aan de vraag naar tropisch hardhout, en door overbegrazing natuurlijk.” De milieu- en politiekbewuste Esperanza kan het ook niet helpen dat de mannen van het dorp zwijgend bij elkaar zitten in het mistroostig café, dat overbleef van de dancing. Ze zwaait naar een ruiter die als in een cowboyfilm de kolkende rivier oversteekt. Hij heeft geen geweer in de aanslag, maar een paraplu.

Appeltje voor de dorst

Milena groeide op in San Isidro, elf kilometer van Hojancha op het schiereiland Nicoya in het noordwesten van het land. Toen ze negentien was, trok ze naar San José om werk te zoeken. Ze werd onder andere schoonmaakster in een familie waar Norland klusjesman en boodschappenjongen was. Hij was een van de vele Nicaraguanen die, al dan niet legaal, naar Costa Rica trekken om de armoede in eigen land te ontvluchten. In het jaar 2000 waren er naar schatting 250.000 Nicaraguanen aan het werk in Costa Rica, sommigen zeggen zelfs één miljoen. Norland was een van hen, maar trouwde met de Costaricaanse Milena. Toen hun tweede kind op komt was, keerden ze terug naar San Isidro, waar zij van haar vader drie hectare koffieplantage had gekregen.

“De gouden tijd van de koffie was voorbij, maar ik wou er toch mee doorgaan, omdat Costaricaanse koffie niet zomaar afgeschaft mag worden. Onze koffie staat wereldwijd bekend om z’n kwaliteiten. Koffie ís ons goud”, zegt Milena.

“Omdat de oogst niet genoeg opleverde, volgde Norland een opleiding tot bouwvakker. Sindsdien heeft hij altijd werk. Sinds een jaar bouwt hij, ver van San Isidro, een huis voor de eigenaar van een chic en duur hotel aan de kust. Daarom vertrekt hij zondagavond en komt pas vrijdagavond weer thuis. Ach nee, ik klaag niet. Soms is het wel zwaar, zo alleen met de drie kinderen op de boerderij. Maar Norland is eenzamer dan ik. Ik ben thuis, en de kinderen zijn bij mij. En er zijn zoveel alleenstaande vrouwen in deze streek. De mannen werken op andere boerderijen of in andere landen. Ze zijn vaak jarenlang afwezig, velen kunnen niet eens meer terug. Norland komt tenminste elk weekend naar huis, dat kunnen veel andere vrouwen niet zeggen.”

Norland zorgt voor het vaste gezinsinkomen, Milena voor de kinderen en de boerderij. Voor de koffiepluk stelt ze seizoenarbeiders tewerk : “Ja, ook Nicaraguanen, die kunnen dat geld best gebruiken.” Daarnaast heeft ze nog – letterlijk, in diverse betekenissen – een appeltje voor de dorst. “Zeventig jonge appelboompjes die voorlopig 150 kilo appelen opleveren. Daarmee maak ik appelwijn, volgens een recept dat mijn zus, die in Kansas woont, mij stuurde.”

Amerikaanse droom

Het huis van Rosaura en José Antonio Camacho Espinoza en hun zeven kinderen staat op een hoogte van 1700 meter, de koffieplantage ligt nog hoger. De hellingen vol donkergroene, glanzende struiken, lijken soms wel verticaal te staan. Een mens vraagt zich af hoe de plukkers overeind blijven, vooral als ze zware zakken tot één uur ver op de schouders dragen.

Rosaura : “Het is lang goed gegaan met de koffieproductie. In het gezin waarin José Antonio opgroeide, verdienden zijn ouders zoveel dat ze al hun vijftien kinderen naar de universiteit konden sturen. Maar toen stortte de markt in. In een paar jaar tijd was de prijs van de koffie op de wereldmarkt met 86 procent gedaald. We verdienden minder dan onze overgrootouders, honderd jaar geleden.”

“Veel mensen zochten werk in de nieuwe fabrieken voor computerchips en textiel. Anderen vertrokken naar het buitenland. Mijn broer Ramon bijvoorbeeld, ging op zoek naar the American Dream. Hij werkt al acht jaar als tuinman in New Jersey, maar hij kan niet meer terug wegens geldgebrek. Ook wij zaten danig in de rats en stonden op het punt de boerderij te verkopen, maar José Antonio ging nog liever werken in de stad. Hij verkocht er boeken, was politieagent en taxichauffeur tot hij terugkeerde naar de boerderij. We gingen een lening aan om verder te kunnen werken en schakelden over op biologische landbouw. Aanvankelijk deden we dat vooral omdat La Alianza dat vroeg en om meer te verdienen, daarna uit pure overtuiging. We willen mee de hele productieketen duurzaam maken, van water en grond tot en met de verkoop.”

“Met wat de koffie ons oplevert, kunnen we onze schulden afbetalen. Voor onze dagelijkse uitgaven verkopen we bioproducten op de boerenmarkt van San José.”

Donderdag en vrijdag staat Rosaura van bij het krieken van de dag in de keuken om zoet en gezouten brood te bakken en om tamales te maken : maïsdeeg vermengd met rijst, stukjes kip, wortel en koriander, die verpakt worden in een bananenblad en daarna gestoomd. Een welkome afwisseling, na elke dag driemaal rijst met bonen.

Tekst Griet Schrauwen

Omdat Alvaro nog geen vergunning heeft voor de openbare weg, rijdt hij doorgaans het steile pad af tot aan de bushalte en laat daar de auto achter. Maar vandaag waagt hij het erop.

“Dat Angelica kan voortstuderen, hebben we te danken aan een studiebeurs van ‘Coocafé’, die er in 2003 meer dan duizend toekende aan kinderen van koffieboeren.”

“De gouden tijd van de koffie was voorbij, maar ik wou er toch mee doorgaan, omdat Costaricaanse koffie niet zomaar afgeschaft mag worden. Koffie ís ons goud.”

“In een paar jaar tijd was de prijs van de koffie op de wereldmarkt met 86 procent gedaald. We verdienden minder dan onze overgrootouders, honderd jaar geleden.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content