Geen enkele boekenflap vermeldt hun naam, hoewel zij het prille manuscript met stevige hand tot in de boekhandel loodsten. Ze zijn de schrijvers grootste supporter, net als zijn meest genadeloze criticus. Vier redacteuren over hun rol achter de schermen en hoe prettig ze het daar vinden.

Ilse Van Nerum

Redacteur, Standaard Uitgeverij / Manteau

Niemand wellicht van die slordige zestigduizend Aspe-fans die het beseft, maar met elk nieuw Van In-verhaal leggen ze ook een stukje Ilse Van Nerum op hun nachtkastje. De redactrice bij Standaard Uitgeverij scant met haar beruchte arendsoog elke nieuwe boreling van Pieter Aspe op stilistisch, taalkundig en inhoudelijk zwakke plekken en zorgt ervoor dat het boek stevig genoeg op poten staat om zelfverzekerd en kogelvrij de wereld in te stappen.

Van Nerum glimlacht bescheiden bij de nachtkastbedenking. “Er is nog geen enkele plotwending in een Aspe aan mijn fantasie ontsproten, hoor. Het enige wat ik als redacteur probeer te doen, is het manuscript ietwat optillen – áls dat al nodig blijkt. De grootste uitdaging van mijn job is net om te weten hoe je een tekst beter kunt maken en wanneer je er maar beter afblijft. Dat delicate evenwicht is niet altijd makkelijk te vinden, maar is wél van levensbelang. Mijn belangrijkste opmerkingen of wijzigingen leg ik trouwens altijd voor aan de auteur. In de vorm van suggesties meestal. Het blijft zijn of haar boek.” Alleen is het wel Van Nerums taak om het geheel krachtig af te kruiden, en daarvoor krijgt ze achteraf trouwens meestal een dankbare en erkennende auteur aan de lijn. Ook als die aanvankelijk angstvallig “Laat niemand aan mijn teksten prutsen !” had uitgeroepen.

Gatekeeper

Dat Van Nerum intussen als een waardige tegenstander van speurder Van In wankele details in een plot vlot detecteert, is niet verwonderlijk. Met het eigenzinnige karakter van thrillers en detectiveromans is ze nu eenmaal goed vertrouwd, want ze begeleidt ook de manuscripten van Bob Mendes, Stan Lauryssens, Luc Deflo en Patrick De Bruyn. Maar ook al vindt ze blindelings haar weg in manuscripten, zelf schrijven, nee, daar heeft ze nooit zin in gehad. “Dat meen ik, ja. En ook al zou ik het willen, ik heb wellicht ietwat te weinig fantasie om uit te putten. Het is nu eenmaal nog nooit in me opgekomen om zelf achter de schrijftafel te kruipen. De job van een redacteur is in niets te vergelijken met die van een auteur. Ik doe het ontzettend graag, waarom zou ik naar iets anders verlangen ? Ik houd van die immense afwisseling in mijn werk, ook al is het hard en veel werken en kruip ik ’s avonds wel eens met manuscript en balpen tussen de lakens. Redigeren is trouwens niet het enige wat ik doe. Eigenlijk volg ik zowat alle manuscripten van de uitgeverij op. Dus ook van de teksten die ik zelf niet nalees, maak ik de redactionele planning op. Ik zoek de juiste freelancers als beslist wordt om het manuscript uit te besteden, coördineer het interne redactiewerk, ik zorg ervoor dat alles zet- en drukklaar is, controleer drukproeven en laat de boeken op tijd naar de drukkerij vertrekken. Best wel een goed gevuld takenpakket – vaak zijn er een zestigtal boeken tegelijk in productie en die gaan zo goed als allemaal door mijn handen – maar net dat maakt het allemaal zo boeiend.”

Van Nerum wordt door collega’s al eens de gatekeeper van Standaard Uitgeverij genoemd. Bovendien fungeert ze als strenge maar rechtvaardige taalbewaakster van het huis. “Een auteur mag gerust taalfouten schrijven, van een redacteur vind ik dat onvergeeflijk. Ik ben zelf gewoon enorm graag met taal bezig. Het leuke eraan is dat ze blijft evolueren. Ze leeft. Je bent nooit volleerd. En dus duik ik per dag ettelijke keren in woordenboeken en grammatica’s. Het moet in je genen zitten, denk ik.” Iets wat bij haar alvast het geval is. Vader Albert Van Nerum was jeugdboekenschrijver en lag aan de basis van Villa Kakelbont, het Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur, en ook twee van haar ooms en zelfs een oudoom schreven jeugdboeken.

Is het dan nog nooit gebeurd dat ze een manuscript zo erg heeft moeten bijschaven dat het bijna meer haar werk was dan dat van de schrijver ? “Absoluut niet. Is een manuscript echt zo slecht, dan zou nooit beslist worden om het uit te geven. En ook al zou het wél zo zijn, ik zou het je zeker niet vertellen. Ook wij hebben ons beroepsgeheim.”

Harold Polis

Uitgeefredacteur, Meulenhoff/Manteau

Voorjaar 1999. Harold Polis en Paul Verhaeghen hebben de koppen bijeengestoken, waarna die laatste zich aan de linkeroever van de grote plas aan het schrijven zet van het boek dat vijf jaar later de Vlaamse letteren goed op zijn kop zou zetten. Het waren wakkere nachten voor Polis toen hij in de lente van 2004 de vers gedrukte turf Omega Minor naar de boekhandels liet vertrekken. “Mijn gevoel zei me dat het alles of niets zou worden. We vertrokken onder nul : Paul woont in New York, is niet tuk op exposure en kwam hier dus nooit in de ‘boekskes’ of op het scherm. Het boek moest louter met zijn inhoud verleiden. Iets wat tegenwoordig niet meteen een garantie is op succes. Omdat uitgeven soms ook oorlog is, heb ik enkele maanden een guerrillastrijd gevoerd. Vandaar de vreemde carrière van Omega Minor : pas een jaar na de verschijning raakte het boek in de toptien en stond het op de shortlist van de Gouden Uil. Intussen zijn een Duitse en Engelse vertaling in de maak. En in december krijgt het boek de prestigieuze F. Bordewijkpijs.”

Harold Polis is uitgeefredacteur bij Meulenhoff/Manteau : hij begeleidt niet alleen aanzwellende manuscripten, maar gaat er ook naar op zoek, filtert de kanshebbers uit de dagelijkse spontane inzendingen, zet auteurs aan het schrijven, werkt nauw samen met zijn ontwerpers en stuurt mee de promotie.

Onderhoudsman van humanisme

Als hij de bevalling zo intens volgt, is elk boek dan niet ook een beetje zíjn kind ? “De auteur blijft de ouder, voor de volle honderd procent. Dat neemt niet weg dat het boek me ontzettend na aan het hart ligt, dat slechte recensies me korte nachten bezorgen, dat ik soms zin heb om op straat iedereen afzonderlijk het boek aan te raden. Het is nooit mijn bloedeigen kind, maar misschien toch wel een dierbaar adoptiekindje. Kijk, als uitgeefredacteur heb ik een puur dienende functie. Het is mijn taak om het beste uit de auteur te halen, om hem of haar een zo goed mogelijk boek te laten schrijven en de kans op succes te vergroten.”

Dat Polis het schrijversleven zo empathisch lijkt te kunnen inschatten, dankt hij aan wat hij onverbloemd zijn ‘gemankeerde schrijverschap’ noemt. “Ja, ik heb ooit zelf willen schrijven, maar was eenvoudigweg niet goed genoeg. Het manuscript dat ik toen naar de uitgeverij heb gestuurd, leverde geen boek op, maar ik kon wel als redacteur aan de slag. Onder meer dankzij die poging begrijp ik misschien toch beter wat het is om een boek te proberen schrijven, wat je ervoor over moet hebben, wat je moet overwinnen. Je beseft des te beter dat er velen geroepen zijn en bitter weinig uitverkoren. Het talent, dat hebben er misschien wel meer, maar niet de culot, de discipline en het doorzettingsvermogen. Mijn respect voor schrijvers is er alleen maar groter door geworden. Boeken uitgeven is allerminst een exacte wetenschap, maar het helpt uiteraard als je beseft wat er op het spel staat.”

Zijn werk als redacteur overschrijdt trouwens de enge definitie van een ‘job’, vindt hij. Een missie is het bijna. En dat woord lijkt niet eens overdreven, gemeten aan de liefde en trots waarmee hij me zijn laatst verschenen boek laat zien, aan het lot dat hij alleen nog niet-Nederlandstalige boeken als ontspanning kan lezen, aan zijn vaak knetterende opiniestukken in de krant, zijn gebeten kruistocht tegen de ‘uitgeefeenheidsworst’ of zijn ijverige engagement in onder meer het Vlaams Fonds voor de Letteren. “Voor wat ik doe moet je in de wereld staan, een mening hebben, en ook zelf op je bek durven te gaan. Ik vraag grote durf en inzet van de auteurs, en daarom wil ik mezelf mee in de strijd gooien. Dat is niet meer dan fair. Ik vind het uitzonderlijk belangrijk dat in Vlaanderen goede en succesvolle boeken verschijnen, dat die gelezen worden, dat we erover babbelen, discussiëren, van mening verschillen. Ik koester, vrees ik, een oude humanistische droom. Hier en daar moet er een zot rondlopen die herstelwerkzaamheden aan die droom uitvoert. Een onderhoudsman van het humanisme, zeg maar. Als ik een van die zotten kan zijn, wel : graag.”

Mark Van Steenkiste

Redacteur, Uitgeverij Van Halewyck

Ja, Mark Van Steenkiste is redacteur bij Uitgeverij Van Halewyck, maar in een klein huis is dat wel een bijzonder lenig begrip. “Misschien kun je de job van een redacteur bij ons nog het best vergelijken met die van een coach. Ik supporter en geef aanwijzingen aan de auteur, maar de doelpunten moet hij of zij wel nog altijd zelf scoren. Het lijkt me heel belangrijk om als redacteur je rol niet te overschatten : je probeert het boek beter te maken door accenten, invalshoeken of structuurwijzigingen te suggereren, maar meer niet. En in de laatste fase is er uiteraard nog een leesronde waarin spelling en grammatica gecontroleerd worden, het eigenlijke persklaar maken.”

Als redacteur moet je natuurlijk eerst het vertrouwen van de auteur winnen. “En dat vind ik misschien wel het moeilijkste in het hele proces. Niets wat bij de auteur zo gevoelig ligt als zijn of haar zo minutieus tot stand gekomen manuscript. Dat ze hun fiat om de tekst mee te lezen en te beoordelen niet aan gelijk wie geven, is begrijpelijk. En ik ondervind nog altijd dat hardnekkige misverstand als zou een redacteur de stijl van de auteur niet respecteren. Kijk, laat vijf verschillende teksten door dezelfde redacteur redigeren, en het blijven gegarandeerd vijf verschillende teksten. Aan de stijl wordt niet geraakt, we willen louter de leesbaarheid verhogen. Maar nog eens, het manuscript is als een kind voor de auteur. Enige argwaan is vergeeflijk.” Het vertrouwen krijgt Van Steenkiste intussen al iets makkelijker. Acht jaar werkt hij nu als redacteur en in die tijd fietste hij al met meerdere schrijverszwaargewichten in tandem naar een gesmaakt eindresultaat. Met Diane De Keyzer bijvoorbeeld, maar ook Walter Zinzen, Jean-Luc Dehaene of Luc Huyse.

Krenten

Voor hij bij Van Halewyck in het boekenvak rolde, leefde hij enkele jaren als freelance theaterrecensent van zijn pen. “Het schrijven beviel me wel, maar niet het schimmige en onzekere freelancebestaan.” En mist hij het schrijven dan niet ? “In alle eerlijkheid : absoluut niet.” Zelfs de ex-schrijvende Van Steenkiste ontkracht dus de door Jeroen Brouwers belichaamde mythe van de redacteur als popelende would-be schrijver. “Als je met die houding redacteur wordt, dan moet het een vreselijk frustrerend beroep zijn, vrees ik. Altijd maar denken ‘dit kan ik beter’ of ‘wacht maar, binnenkort is het mijn beurt’.”

Bovendien zou de eigen ambitie die van de auteur wel eens in de weg kunnen lopen en wordt het wellicht moeilijk en delicaat om de tekst van iemand anders te verbeteren. “Ikzelf loop er alvast niet aan te denken. Veel van onze auteurs zijn mensen die ’s avonds, nadat ze de kinderen hebben ingestopt, achter hun computer kruipen en tot in het holst van de nacht aan hun boek schrijven. Daar heb ik enorme bewondering voor. Bovendien beschouw ik het als een luxepositie dat ik me door auteurs in de meest uiteenlopende domeinen kan laten inwijden. Liever dat dan me zoals de auteur jarenlang in één onderwerp te verdiepen.”

Tussen alle coördinatie- en begeleidingswerk door probeert Van Steenkiste tijd vrij te houden voor de spontaan ingestuurde manuscripten die bij Van Halewyck allemaal op zijn bureau terechtkomen. “Daar móét je gewoon door. Je bent voortdurend op zoek naar de krenten in het brood en je wilt het natuurlijk niet meemaken dat je een bestseller laat liggen. Als je bedenkt dat JK Rowling met haar Harry Potter pas bij de zoveelste uitgeverij prijs had.” Zijn er zo ook bij Van Halewyck al geschenken uit de hemel getuimeld ? “Het gebeurt toch wel geregeld dat er een kanshebber tussen zit. Mario Danneels’biografie van Paola bijvoorbeeld zat op een blauwe maandag gewoon bij ons in de bus.”

Alles samen brengt Van Steenkiste drievierde van zijn tijd lezend door. “Er zijn er die schrijven en er zijn er die lezen. Het is aartsmoeilijk om een kritische lezer van je eigen werk te zijn. Dat moet dus een kritische buitenstaander doen. Al lezend je geld verdienen, kan het beter ?”

Veerle Weverbergh

Redacteur, Uitgeverij Houtekiet

In het kantoor van Veerle Weverbergh, ergens drie hoog in een kabbelende straat in Antwerpen, kijken Josse De Pauw, Marleen Finoulst, Bas Haring, Jos Pierreux, AsterBerkhof, Bram Vermeulen en nog een handvol andere schrijvers je van bij de deur pal in de ogen. Hun portretten hangen er groot aan de muur en blikken indringend over de schouder van ‘het geheugen van Uitgeverij Houtekiet‘. Want zo wordt Veerle Weverbergh al eens liefdevol genoemd. En dat is niet gelogen : ze was er tenslotte al bij toen Gerard Walschap net geen twintig jaar geleden het naambordje naast de voordeur bevestigde van de nieuwgeboren uitgeverij.

Haar familienaam leek trouwens min of meer een leven in het boekenvak te voorspellen. Vader Julien Weverbergh was uitgever bij Manteau, en draaide als eerste uitgever ook het jonge Houtekiet warm. Al blijkt de realiteit toch iets minder evident. “Nee, ik was absoluut niet van plan om bij mijn vader bij Manteau te gaan werken. Maar toen ik er een tijdje iemand moest vervangen, kreeg ik de smaak te pakken. Stevig, want voorgoed. Ik ben begonnen als secretariaatsassistente. Later kwam daar pers en publiciteit bij en als vanzelf groeide ik op tot het eigenlijke redactiewerk. Waarom geen uitgever ? Ik houd niet van cijfers. Bovendien ben ik dol op de uitzonderlijke diversiteit van wat ik nu doe.” Dat overdrijft ze niet. Weverbergh scant de dagelijkse stapel ingezonden manuscripten op eventuele bestsellers, sprokkelt onderwerpen waarvoor ze vlotte pennen probeert warm te maken, moedigt van op de zijlijn de schrijvenden aan en zorgt ervoor dat de tekst fraai verpakt in de boekhandel belandt.

Matilda Prijs

Dat het vrij close is tussen Weverbergh en ‘haar’ boeken, bewijst de afstand die ze tijdens ons gesprek aflegt. Zogoed als elk antwoord illustreert ze met een boek dat ze vlug even – blindelings – uit de boekenkast gaat opdiepen. Even duidelijk is ze in haar respect voor de auteurs. “Ik vind het een enorm voorrecht om zo intensief samen te mogen werken met creatieve mensen. Zijn zij het niet die de wereld doen draaien ? Van niets iets maken, dat heb ik altijd een wonder gevonden. Dat ik dat proces van dichtbij mag meemaken, zelfs een handje kan toesteken, dat vind ik heerlijk. Elk boek tekent me ook. Sinds Bas Harings Kaasen de Evolutietheorie betrap ik mezelf erop dat ik het leven door een darwinistische bril bekijk. Toen het boek in 2002 de Gouden Uil voor jeugdliteratuur won, liep ik wel enkele dagen op wolkjes, ja. Dat heb ik met elk Houtekiet-boek dat beloond wordt. Het blijft heel moeilijk om van een boek te voorspellen of het al dan niet een prijsbeest of een bestseller wordt. We denken dat eigenlijk van elk boek, of we wensen het dat toch toe. Dat het boek Schitterend ! Over het universum van de toen zeventienjarige Kris Verburgh het zó goed zou doen, had ik nooit durven te hopen. Maar de manier waarop hij die vrij moeilijke heelal-materie in een bevattelijke en aanstekelijke taal heeft gegoten, blijkt nu eenmaal gesmaakt te worden.”

Kris Verburgh is niet de enige piepjonge schrijver die Weverbergh intussen in de arm nam. Eerder waren er onder meer Tom de Cock, die in 2001 met het horrorverhaal De Openbaring hoge ogen gooide, en Sam Van Rooy, die als elfjarige De Vampierenmoord schreef en nu als wielerbelofte het mooie weer maakt. “Ik werk graag met jonge auteurs, richt de blik nu eenmaal graag op de toekomst. Enkele jaren terug organiseerde ik nog de Matilda Prijs voor auteurs jonger dan negentien. Een soort literaire talentenjacht die wel enkele goede boeken heeft opgeleverd.”

Wat ze beginnende auteurs aanraadt die haar hun meesterwerk willen opsturen ? “Maak werk van je begeleidende brief. Die geldt voor de redacteur vaak als barometer voor het eigenlijke manuscript. Stuur meer op dan één luttel hoofdstukje en vermijd hoe dan ook dt- of tikfouten. Die zeggen nu eenmaal veel over je zelfkritische instelling, een van de belangrijkste eigenschappen van elk groot schrijver.”

Door Guinevere Claeys / Foto’s Charlie De Keersmaecker

“De grootste uitdaging van mijn job is net te weten hoe je een tekst beter kunt maken en wanneer je er maar beter afblijft.”

“Ik vraag grote durf en inzet van de auteurs, en daarom wil ik mezelf mee in de strijd gooien. Dat is niet meer dan fair.”

“Het blijft een hardnekkig misverstand als zou een redacteur de stijl van de auteur niet respecteren. We willen alleen de leesbaarheid verhogen.”

“Ik werk graag met jonge auteurs, richt de blik nu eenmaal graag op de toekomst.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content