De fictieve Britse stad Hallam heeft een reusachtig nieuw winkelcomplex dat niet bepaald door iedereen graag gezien is. Op een dag worden de deuren van het centrum met bloed besmeurd. En er volgen nog meer vreemde dingen die allemaal wijzen in de richting van een maniak. De jonge journaliste Constance Amory wordt door de plaatselijke krant op de zaak gezet en ze ziet er meteen het verhaal van haar leven in.

Staal is de derde (misdaad)roman van de Brit Martyn Bedford die in het Nederlands is vertaald. Eerder al verschenen Het Houdini-meisje en Onvoltooid verleden tijd. Allebei romans waarin zowel literatuurliefhebbers als misdaadfreaks mekaar konden vinden. Ook Staal is een interessante mengvorm. Vooral de duik in het industriële verleden van Hallam – dat staat min of meer voor de Engelse staalstad Sheffield – is boeiend. Heel ingrijpend schetst Bedford bijvoorbeeld de macht van de kleinere vakverenigingen in het Victoriaanse tijdperk en maakt hij de link naar de postindustriële samenleving. Geen theoretisch gedram, wel mooi verpakt in een persoonlijke confrontatie die voor journaliste Constance erg emotioneel geladen is. Mooi geschreven, intelligent geplot, misschien net iets te traag voor wie thrillers pur sang gewoon is. (Anthos, 790 fr.) FB

“Dus de tijd heelt alle wonden?” vraag ik. “Nee, de orde is weer in de tijd gezet, maar niets is nog zoals het vroeger was.” Het in de tijd zetten van de orde is in Marokko de tijd die nodig is om na een onnatuurlijke of ontijdige dood de tijd weer heilig te maken zodat er vrede heerst. Het schitterende boek Zandloper (samenstelling Berthold Clewing) is een anthologie van verhalen en gedichten over tijdsbeleving uit alle windstreken. De foto’s zijn soms tedere, soms striemende illustraties bij de onderwerpen. Uit Oeganda is er een prachtig klaaggedicht van een vrouw die vindt dat haar man wordt getiranniseerd door de tijd sinds hij een klok heeft aangeschaft: “Men wast een kind/ als het vuil is -/ Men hoeft niet eerst naar de stand van de zon te kijken!/ Maar als er geen water in huis is, kan men het kind niet wassen, zelfs als het eigenlijk badtijd is.” (Novib, 615 fr.) PdM

HET ONBEPAALDE

Naar wilde salie smaak je,

naar wilde en smalbladige,

naar wilgenroos, baldadige.

Naar welke vlinder haak je

met witte windeslingers,

met wilgenroze vingers

met lichtpurperen lippen,

of hij ervan wil nippen?

Uit: “Taalgetijden”, gedichten van Stefaan van den Bremt, Manteau, 650 fr.

In Zeven jaar hel, waarin Marijke Spoor het wedervaren vertelt van Hans van Dam, een Nederlander die zeven jaar opgesloten zat in de Central Prison van Madras in Zuid-India, staat niet alleen de man centraal die het allemaal vertelt. Er is ook veel aandacht voor het lot van de andere gevangenen: goudsmokkelaars, lustmoordenaars, drugsbazen, kinderen, het krioelt er allemaal door elkaar. De Arme Santhos, twaalf jaar, is opgepakt omdat hij wat rijst stal. Er zitten honderden zulke kinderen in de gevangenis. Om zes uur worden ze gewekt en afgeranseld: “De lijfstraffen zijn ongenadig hard. Voor dag en dauw lopen de bewakers rond met hun rotanstokken en knallen er links en rechts lustig op los, zonder te kijken waar ze de kinderen raken.” Ze mogen zich al gelukkig prijzen als ze een uur uit hun ovenhete cel mogen komen om zich met wat water te begieten. Zeven jaar cel is een onthutsend hard boek. Hans van Dam overleefde, maar door een niet behandelde slangenbeet verloor hij bijna een been en hij werd seropositief door injecties met vuile naalden (Van Gennep, 598 fr.) PdM

De eerste Japanse geisha’s waren mannen, narren en trommelaars die met hun scabreuze geklets de klanten aan het lachen brachten. Toen in 1751 voor de eerste keer een vrouwelijke trommelaar in het gezelschap verscheen, werd die “geiko” genoemd, een term die in Kyoto nog steeds wordt gebruikt voor vrouwelijke geisha’s. Vanaf 1800 was een geisha altijd een vrouw. Officieel was seksuele omgang met de klanten verboden, al werd dat niet nauw genomen.

Toch hield vermaak door een geisha niet per definitie seks in, vertelt de Amerikaanse Liza Dalby in Geisha. Ze weet waarover ze het heeft, want ze was de enige niet-Japanse die ooit geisha werd. Als er seks in het spel was, dan kwam het er op aan om de man zo snel mogelijk tot een orgasme te brengen, zodat de geisha haar eigen krachten kon sparen. De seks was niet spectaculair, want de kennis van “de achtenveertig posities” behoorde niet tot de vaardigheden van de geisha. Het zoenen, wat bij ons schering en inslag is, werd in Japan als een mysterieuze vaardigheid tijdens het voorspel beschouwd. (Anthos, 990 fr.) PdM

Pol Moyaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content