Er gaat weinig boven de turkooizen pracht van de Turkse Egeïsche kust, waar ooit Alexander de Grote het anker uitwierp en Cleopatra de gedroomde locatie vond voor een stoeipartij met Antonius. Zelfs het massatoerisme doet niets af aan de charme van Bodrum, het Turkse Saint-Tropez.

Het is een klassieke scène uit een James Bond-film: agent 007 gaat naar een badhuis en terwijl hij met gesloten ogen op de massagetafel ligt, verdwijnt de oorsponkelijke masseuse – genre kalendermeisje van de Gestapo – geruisloos in het decor en neemt een sensuele Bond-girl haar plaats in. Mij overkomt iets vergelijkbaars in een hammam in Bodrum. Ik lig daar op aanraden van ervaren Turkije-reizigers uit mijn vriendenkring, mensen die beweren dat je de charme van het land pas ten volle hebt gesmaakt als je je in zo’n lokaal badhuis hebt laten schoonschrobben.

Het begint allemaal nogal geruststellend met een moederlijke mevrouw in een soort judopak die me naar een kleedkamer begeleidt en me in rudimentair Engels uitlegt dat ik mijn badpak moet aantrekken en mijn heupen moet omwikkelen met een geruite katoenen doek. Aan mijn voeten krijg ik houten slippers, kwestie van niet uit te glijden in deze vochtige omgeving. De eigenlijke hammam is van massief marmer, met rondom de wanden bekkens met koperen kraantjes waaruit volop water stroomt. In het midden staat een achthoekige verwarmde massagetafel waarop ik ongegeneerd mag gaan liggen druipen. Na een kwartier komt de masseuse mij uit zoete dromen wekken. Ze heeft zelf ook een badpak aangetrokken en bewerkt al mijn lichaamsdelen behalve de meest intieme met een hard zwart schuurwashandje. “Dirty”, zegt ze tevreden als ze me het resultaat toont: reepjes dood vel op mijn armen en benen. “But not more dirty than other people”, voegt ze er snel aan toe als ze mijn verontruste blik ziet. Daarna gebruikt ze een koperen schotel om mij uitbundig met lauw water te overgieten. De volgende stap is een zeepmassage: de potige Turkse gooit een linnen zak in een tobbe met zeepwater en blaast er lucht in. Vervolgens knijpt ze de zak leeg. Mijn lijf verdwijnt onder een dikke laag schuim dat ze even laat inweken voor ze mijn linkervoet beetpakt en hem kneedt tot één voor één mijn tenen kraken. Bij nader inzien blijkt de vrouw een lang, boos litteken tussen de borsten te hebben: als ze maar geen nieuwe hartstilstand krijgt van al dat gewroet. Zeker twintig minuten duurt de massage en ik word er doezelig en slap van. Een koude douche wekt mij opnieuw tot leven, en dan mag ik in handdoeken ingepakt en voorzien van een tulpvormig glaasje appelthee antichambreren in een serail-achtige ruimte met twee kaarsen als enige verlichting.

Na een kwartiertje soezen gebeurt het: ik word opnieuw afgehaald, ditmaal voor een oliemassage. Niet door de moederlijke mevrouw evenwel, maar door een lange Turkse jongen met een paardenstaart en een schitterend gebit. Ik benijd de vrouwen die schaamteloos kunnen genieten van dit soort bonus-voor-toeristen, die mij niet echt lijkt te stroken met het islamitische gedachtengoed. Is er een etiquette voor dit soort situaties? Is spinnen van genoegen toegestaan, bijvoorbeeld? Nek, schouders, rug, armen, benen, voeten, alles wordt bewerkt, gekneed en weer gladgestreken. Of de voorkant ook een beurt hoeft, vraagt de Turkse jongen neutraal. Vermits mijn façade eerder arm aan spierweefsel is, wimpel ik het aanbod beleefd af. “Massage finished”, concludeert hij zakelijk. Een kwartier later zit ik in een taxi naar het hotel, de schoonste en rozigste sterveling in voormalig Asia Minor.

Bodrum is een plek naar mijn hart, dat weet ik al bij de eerste aanblik. De dag begint er een uur voor zonsopgang, met het klagerige gezang van de muezzin, vanaf minaretten door krachtige luidsprekers over de stad verspreid. Voor de visverkopers en de marktkramers is het het signaal om op te staan, terwijl in de fameuze Bar Street de laatste nachtraven jazzclubs, intieme kroegjes en mega-openluchtdiscotheken verlaten om in de haven van de zonsopgang en een laatste raki te genieten. De rede van Bodrum straalt een voor een oosters land eerder ongewone bohémienachtige joie de vivre uit, met zijn woud van scheepsmasten en vrolijk wapperende rode wimpels met ster en sikkel. Op de terrassen een bont gezelschap van toeristen, lokale artistieke types en Europese drop-outs, die vaak aan de kost komen door de verhuur van zeiljachten voor meerdaagse cruises langs de kust. Het water van de Egeïsche Zee is hier van een welhaast surrealistisch puur appelblauwzeegroen, wat de streek tot een Mekka voor duikers en andere watersportliefhebbers maakt.

Bodrum is al sinds mensenheugenis een centrum voor scheepsbouw. Het is geen toeval dat het Amerikaanse Institute of Nautical Archeology hier voor de kust het oudste scheepswrak ter wereld ontdekte. Het zou van 1350 voor Christus dateren. De huidige grenenhouten tweemasters vertonen overigens een opvallende gelijkenis met hun antieke voorgangers.

Geschiedenis is alom aanwezig in Bodrum. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ze er uitgevonden is, door toedoen van de eerste Griekse geschiedschrijver Herodotus, die in de vijfde eeuw voor Christus in Halicarnassus (de oude naam van Bodrum) het levenslicht zag. Nog ouder zijn de mythen die in deze streek hun oorsprong hebben. De appetijtelijke tienerzoon van godin Aphrodite zou er in de Salmacis-bron gebaad hebben, waarbij een waternimf zo smoor op hem werd dat ze de goden smeekte om met hem in hetzelfde lichaam te mogen leven. Haar wens werd ingewilligd en zo ontstond Hermaphroditus, half man, half vrouw. Historici situeren de mythische Salmacis-bron in het huidige Bardakçi, een kleine baai net buiten de haven van Bodrum. Het water heeft van oudsher de reputatie heel lekker te zijn, maar mannen mogen er slechts met mondjesmaat van genieten want het zou hun lichaam zacht en vrouwelijk maken.

Geen land ter wereld kan prat gaan op zoveel erkende archeologische vindplaatsen als Turkije. Pal boven het centrum van Bodrum ligt het Antieke Theater, een project van koning Mausolos, die het gebied vanaf 377 voor Christus als satraap (gouverneur) voor de Perzen bestuurde. Het amfitheater is één van de oudste van Anatolië, en na restauratie in de jaren ’60 wordt het nu opnieuw gebruikt voor muziek- en toneelopvoeringen. Vooral bij valavond biedt het een postkaartachtig uitzicht over de stad, de binnenvarende zeilschepen en de verlichte burcht. Mausolos trouwde met zijn zus Artemisia II – in die tijd mocht dat -, en na zijn dood liet zij het originele Mausoleum bouwen dat als één van de Zeven Wonderen van de Antieke Wereld gold. Volgens de overlevering bestond het uit een solide rechthoekige basis met daarboven een colonnade van 36 zuilen, een piramide van 24 treden en op de top een immense strijdwagen met de standbeelden van Mausolos en Artemisia, getrokken door vier paarden. Het gevaarte hield minstens 1500 jaar stand. Daarna deed een aardbeving het in elkaar donderen. Toen ten tijde van de kruistochten de hospitaalridders van de Johannietenorde van Rodos zich in Bodrum vestigden, maakten ze zonder scrupules gebruik van de resterende steenblokken van het Mausoleum om een fort te bouwen. Nog een paar eeuwen later werd de prachtige marmeren Amazonen-fries zoals zoveel andere kunstschatten het land uitgesleept, en kwam het uiteindelijk in het British Museum terecht. Uit eerlijke schaamte deed het Museum de stad Bodrum een plaasteren replica cadeau, en met een beetje verbeelding krijg je tussen de ruïnes van het Mausoleum toch een beeld van de oorspronkelijke grandeur.

Maar het meest prominente bouwwerk van Bodrum is ongetwijfeld de Sint-Petersburcht uit de vroege vijftiende eeuw, één van de bestbewaarde middeleeuwse monumenten ter wereld. Het is er prettig kuieren, niet alleen wegens het archeologisch onderwatermuseum dat erin werd ondergebracht, maar ook wegens de schaduwrijke terrasjes, de botanische tuinen met rondtrippelende pauwen en de torens met schitterend panorama over stad en zee.

Eén van de blikvangers is de grafkamer van de Carische Prinses. Tijdens graafwerken een paar jaar geleden stootten bouwvakkers vlak bij Bodrum op de tombe van een met gouden juwelen omhangen edelvrouw uit de vierde eeuw voor Christus. De goede staat van de overblijfselen maakte het een team van Britse specialisten mogelijk om de schedel en de gelaatstrekken van de edelvrouw te reconstrueren. De vondst was van zo’n grote archeologische waarde dat er een aparte zaal van het fort aan gewijd werd.

De smaakvolle presentatie is typisch voor de nieuwe aanpak van het toerisme in Turkije. In Bodrum hebben de autoriteiten blijkbaar lessen geleerd uit de nogal pijnlijke vergissingen die elders gemaakt werden. Goed, er worden in hoog tempo nieuwe hotels uit de grond gestampt, zeker nu het gebied veel vlotter bereikbaar is via de gloednieuwe luchthaven. Maar de hotels zijn niet de spuuglelijke mastodonten die je in andere vakantieoorden aantreft. Ze worden zo goed mogelijk in het landschap geïntegreerd en in Bodrum zelf mogen ze niet meer dan twee verdiepingen tellen. De mentaliteitsverandering blijkt ook uit details: zo hebben de cafés in de haven allemaal eendere vierkante rode zonneschermen (zonder reclame), wat een vrolijke en tegelijk ook stijlvolle aanblik geeft.

De grootste vergissing die je als toerist kunt maken, is denken dat Bodrum uit één stad bestaat. Het is een heel schiereiland, met ontelbare baaien en ongerepte stranden tussen rotsachtige uitlopers, en met piepkleine eilandjes voor de kust die er van ver een beetje als vegetarische pizza’s uitzien. Een auto huren lijkt me hier niet echt aangewezen, tenzij je over zenuwen als stalen kabels beschikt. De doorsnee Turk brengt immers graag een enigszins afwijkende interpretatie van de wegcode in de praktijk, waarvan dubbel inhalen op een weg die zich daar niet toe leent maar één van de vele creatieve uitingen is.

Nee, in Turkije verplaatst een mens zich per dolmus

De mensen zijn er vriendelijk” is zowat het lulligste cliché waarmee je een land kunt bedenken, maar in het geval van Turkije is het nog waar ook. Natuurlijk heeft het land de toeristen broodnodig: de inflatie is er dramatisch en de Turkse lira devalueert terwijl je erop staat te kijken: dag na dag krijg je nog meer slappe miljoenenbriefjes voor je Belgische franken. Maar ook mensen die er absoluut niets bij te winnen hebben, stoppen je spontaan een bloem toe en maken tijd voor een praatje. “Dit zijn heel andere Turken dan die bij ons”, hoor ik een Hollander zeggen. Het is maar de vraag of hij in eigen land ooit contact heeft met Turken. Niet dat alles hier koek en ei is. Een Koerd die in een stalletje bij een wegrestaurant versgeperst sinaasappelsap verkoopt, klaagt dat hij door de Turkse eigenaar gruwelijk uitgebuit wordt. Maar hij moet toegeven dat hij liever fruit perst dan in de hete zon in een marmergroeve te werken.

Op excursies worden de buitenlandse toeristen telkens vergezeld door een gids die hun eigen taal spreekt. Murat, gebronsd en praatgraag, hanteert een grappig randstad-Nederlands: in Efese, één van de meest indrukwekkende archeologische sites ter wereld, gaat het van “Se heb veroverd en se heb verwoest.” Hier kwamen ooit Bekende Romeinen als Brutus, Cassius, Antonius en Cicero over de vloer en de Marmer– en Curetenstraat, de Celsus-bibliotheek en het gigantische amfitheater wedijveren met elkaar in historisch belang, maar zoals altijd is het la petite histoire die de gemiddelde toerist het meest intrigeert. We turen geboeid in de latrines, en zoals elke gids toont Murat ons enthousiast de voetafdruk-met-het-kruisje-bij-de-derde-teen, die naar een bordeel wijst.

Op een heuvel boven Efese werd een kapel gebouwd op de plek waar de Heilige Maagd, op de vlucht voor de christenvervolging, haar laatste levensdagen zou doorgebracht hebben. Het is een bekend bedevaartsoord, met wijwater dat (uiterst praktisch) uit kraantjes komt en een boom waartegen honderden pelgrims bij wijze van eigentijds ex-voto hun kauwgom platgedrukt hebben.

Ook Pamukkale, Turks voor “katoenstad”, hoort in de afdeling wereldwonderen thuis. Warm mineraalwater bouwde eeuwenlang aan sneeuwwitte kalkterrassen die van een berghelling afdalen en onderling verbonden zijn door stalactieten. In de oudheid was Pamukkale een bekend kuuroord, Hierapolis. Of het kalkwater echt zo’n deugddoende eigenschappen heeft, is maar de vraag, want de ruïnes van de oude heilige stad bestaan voornamelijk uit sarcofagen. Het is in elk geval zalig rondplonsen in het 35° warme water. Omdat door de toeloop van toeristen de witte terrassen beduimeld dreigden te raken, werd het water ook afgeleid naar de zwembaden van een paar hotels in de omgeving.

Bij een culturele uitstap hoort naar de beste toeristische traditie ook een commercieel ommetje. Normaal gezien heb ik de pest aan zo’n mercantilistisch gebeuren, waarbij ze je al naargelang van het land een parelsnoer, gruwelijk houtsnijwerk of een onmodische leren jak proberen aan te smeren. Een bezoek aan de grootste Turkse tapijtencoöperatieve is van een iets andere orde. Gürcan, een charismatische jonge Turk met een onmiskenbaar Antwerpse tongval, toont hoe de draad uit de cocon van de zijderups gewonnen wordt, hoe wol gesponnen en geverfd wordt en hoe de verschillende soorten tapijten dubbelgeknoopt worden. Daarna volgt een presentatie die meer weg heeft van een circusshow, met door het zwerk flitsende karpetten en een ringmaster met een overtuigingskracht waaraan Emile Ratelband een punt kan zuigen. Als ik zonder tapijt buitenstap, is het alleen omdat ik onmogelijke kan kiezen uit het gigantische, oogverblindend mooie aanbod.

Vorig jaar waren Sting en Dustin Hoffman hier op bezoek met hun privé-jacht”, vertelt de schipper van de platbodem die mij door een labyrint van kanalen en rietvelden loodst. De zoutmoerassen van de Dalyan-delta zijn een beschermd natuurgebied dat uitgeeft op een zandbank waar waterschildpadden hun eieren komen leggen. ’s Nachts en tijdens de paartijd wordt het strand met netten afgeschermd om het de ernstig bedreigde diersoort niet nog lastiger te maken. De sporen op het zand wijzen op hard labeur. Ingespannen speuren we het wateroppervlak af, want de Carettacaretta moet om de vijf minuten boven water komen om lucht te happen. Ons geduld wordt beloond: even is er een glimp van een ouwelijke reptielenkop, meteen daarna alleen maar een paar veelbetekenende kringen in het wateroppervlak…

Alsof dit nagenoeg ongerepte natuurgebied nog niet genoeg te bieden heeft, is er een geheimzinnige necropolis van honderdtwintig in de rotsen gehouwen graven te zien. “De groene mensen” werden de oorspronkelijke bewoners van dit gebied genoemd, omdat ze in drommen aan moeraskoorts bezweken. De toeristen die Dalyan tegenwoordig bezoeken, zijn “de moddermensen”, want ze komen vooral voor een slijkbad in de warme zwavelbronnen. Ik zie een dozijn Belgen en Nederlanders die in het dagelijkse leven ongetwijfeld verantwoordelijke functies hebben compleet uit de bol gaan en zichzelf en elkaar met een dikke laag grijze blubber insmeren. Zelfs uren later stijgt er nog een penetrant zwavelluchtje uit het gezelschap op. Wat ik in Turkije uitgespookt heb? Ik ben er in bad geweest, ma…

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content