Op de website leek het erg idyllisch, dit eiland voor de Franse kust, met het ruisen van de oceaan en het ingeblikte krijsen van de meeuwen. De werkelijkheid blijkt helaas minder paradijselijk. Als iets het al de moeite waard maakt hiernaartoe te reizen, dan misschien de totale onderdompeling in troosteloosheid. Lunaparken. Reclame voor lubrifiants. Tweesterrencampings en doe-het-zelfzaken. Driehoekige vlaggetjes, aan slappe koorden over het asfalt gespannen. Vermorzelde diertjes aan de kant van de weg en regen, regen, REGEN, ondanks het ‘microklimaat’ dat de plek zonovergoten zou moeten maken in deze tijd van het jaar. Dat is wat ik mij, broksgewijs, van deze vakantie zal herinneren, evenals het getik van bestek in de verte. Het gekriep van vingertjes over opblaasdieren. Het rode T-shirt van de jongen op de plaatselijke markt. ” Obéir tue“, staat daarop, onder een afbeelding van Uncle Sam die met priemende vinger naar je wijst. Revolutionair gedachtegoed, zeker voor iemand die wondertuigjes verkoopt om in citroenen te prikken zodat die makkelijker kunnen worden uitgeperst.

Zonder televisie, internet, radio of kranten zweef ik hier los van de wereld. Voor vakantie heb ik sowieso weinig talent. Het is de leegte die dan op mij valt. Het besef dat niets van wat wij doen wezenlijk is. Als een zombie met een stempelkaart dwaal ik door Blootjesland. Soms wou ik wel een jaar vakantie, in plaats van die paar malle weken die juist genoeg zijn om te beseffen dat het anders moet, om dan weer in het gareel te stappen en precies zo door te gaan als vroeger. Tot we erbij vallen.

Gelukkig is er nog altijd de buurvrouw, die zich dagelijks toch een keer of zeven achter het matte glas van haar badkamer vertoont. Gelukkig heb ik een boek mee van Paul Auster, dat speciaal voor mij geschreven lijkt. Gelukkig heb ik pen en papier, waarmee ik mij zelfs in een Chinese cel een tijdlang overeind zou kunnen houden. Gelukkig heeft élke sfeer voor mij haar waarde, dus ook de klaaglijke en de spookachtige. Het is slechts modder waar wij doorheen lopen. Er bestaan ergere dingen dan dat. Je zult maar zo’n stukje ansjovis zijn in een gefarceerde olijf.

Uitgerekend op de avond dat wij die eten, kiest buurvrouw er eindelijk voor zich in haar volle glorie te vertonen. Ze heeft lange donkere haren en blijkt over een welhaast perfect lichaam te beschikken, waarmee ze een beetje timide onder de buitendouche gaat staan. Ze ziet er zo gebeeldhouwd uit dat ze in een propagandafilm van Leni Riefenstahl zou kunnen figureren. Bewonderend kijk ik naar haar achterkant. Ze verdient een halfgod die uit het water komt opgedoken en naar haar toeloopt met een Colgate- smile, of een Zendiumgrijns zo u wilt, en haar zoete woordjes in de oren fluistert.

Als ze zich omdraait, schrik ik mij het apelazarus. Aan de voorkant van buurvrouw hangt een joekel van een penis. Het is de eerste keer dat ik van nabij geconfronteerd word met wat een she-male schijnt te heten. Mijn collega, die het kan weten, heeft altijd al beweerd dat verbouwde mannen de meest betoverende vrouwen zijn. Ik begraaf mij in mijn boek om te vermijden dat ‘zij’ mijn ontsteltenis ziet.

Diezelfde avond, het lijkt wel een freakshow vandaag, komt een verdwaalde vleermuis ons huisje binnen. Ze vliegt in perfecte achten door de kamer en sukkelt uiteindelijk achter het bokaaltje met oploskoffie, doodvermoeid. Ik zie haar scherpe tandjes, hoor haar krijsen in doodsnood. Ik voel haar lijfje in de palm van mijn hand, fluweelzacht en knokig. De plaatsvervangende zucht van bevrijding als ik haar buiten opwerp tegen de zwarte lucht, en zij ervandoor zeilt in volmaakte stilte.

Het zal wel typisch zijn dat dat een hoogtepunt van mijn vakantie in Blootjesland is, tezamen met de eekhoorns die wegrennen over de daken en het hertenjong van hoogstens drie maanden dat in slow motion de weg oversteekt. Ook heb ik met pijl en boog geschoten en gevliegerd aan de branding, in wat onnozel genoemd wordt mijn adamskostuum. Dat gaf de sensatie dat ik eindelijk weer diep kon ademen, zeker toen ik op mijn huid regendruppels voelde en de zon tegelijk door de wolken brak, in van die lichtzuilen die mij doen denken aan mijn dode vader, en aan Hofstade-Strand.

Reacties : jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content