“Ik wil bewijzen dat er zoiets bestaat als natuurlijke schoonheid en dat alles niet zo intellectueel hoeft te klinken. Bekijk het als de natuur, die kan zo zuiver zijn en toch gecompliceerd”, vertelt bloemist Menno Kroon.

M enno Kroon is een van de toonaangevende bloemisten van Nederland. Zijn fraaie bloemenwinkel in de Cornelis Schuytstraat, de trendy straat van Amsterdam-Zuid, wordt ook druk bezocht door zijn Vlaamse collega’s. Enkele jaren geleden was hij een van de eersten om zijn zaak minimalistisch en zakelijk in te richten met grote tafels bekleed met zink en wengé. Sindsdien is zijn stijl overal doorgedrongen, ook bij ons. Als Menno een nieuwe etalage inricht, dan komt de creatieve beau monde van Amsterdam stante pede kijken. In de afgelopen jaren ontpopte hij zich immers tot een veelzijdige vormgever.

Op zijn etalage staat er veelbetekenend: bloemist et cetera. “Mensen die me kennen, weten wat ik daarmee bedoel,” zegt hij enthousiast, “die et cetera wordt trouwens met de dag belangrijker. Ik ben wel begonnen als bloemist, eerst hier in Driebergen, waar ik woon en mijn kantoor heb, en daarna in Amsterdam. Maar dat beroep is in een stroomversnelling geraakt, ik heb mijn oog laten vallen op het volledige interieur. Ik ben niets en alles, soms treed ik een beetje op als architect, soms als decorateur. Eigenlijk probeer ik boeiende interieurs te maken.”

Dat Menno Kroon op een gegeven ogenblik woningen ging inrichten, lag voor de hand: “Het gaat toch allemaal een beetje om hetzelfde? Een gevoel ontwikkelen voor schoonheid. Als je met bloemen en planten bezig bent, dan versta je hoe ontzettend mooi de natuur is. Ik word dan ook erg geboeid door die oude foto’s van Karl Blossfeldt, die maakte in het begin van de twintigste eeuw prachtige opnamen van bloemen, takken en knoppen. Daarin ontdek je dat de hele kunst, zeker de bouwkunst, afgeleid is van de natuur. In het acanthusblad herken je zowel de oudheid als de gotiek. Zodra je die dingen aanvoelt, krijg je voeling met allerlei soorten materialen, zoals hout en steen, de materialen waarmee uiteindelijk ook een interieur wordt opgebouwd.”

Deze dynamische man heeft ook meer energie en creativiteit in zich dan hij in zijn bloemenzaak kwijt kan. “Al tien jaar geleden dacht ik, toen ik bij mensen binnenkwam waarvan het interieur niet echt leuk was: draai die fauteuil om of vervang hem. Snap je? Ik zocht al naar oplossingen. Dat zette me ertoe aan om op een dag echt interieurs te ontwerpen.”

Hij begon dus zijn carrière in het piepkleine dorp Driebergen tussen Utrecht en Amsterdam en verhuisde later de winkel naar Amsterdam. Zijn woning en kantoor bleven in het dorp, dat is een ideale uitvalsbasis voor heel Nederland, want Driebergen ligt zeer centraal. Het gaat om een kleine woning van tweehonderd jaar oud. Kroon liet het pand grondig renoveren, zonder aan de buitenkant te raken.

Maar binnen is de inrichting helemaal “Menno Kroon”. “Mijn stijl heeft zeker iets minimalistisch,” legt hij uit, “dat is een goede basis, maar té minimaal kan ik niet hebben. Als ik zo’n strak en sober interieur in een magazine bekijk, dan vind ik de plaatjes wel leuk, maar vraag me af hoe je daarin kunt leven. Dat streelt het oog, maar is hard en koel. Ik vind dat er ook wat spanning moet worden gecreëerd. Daarom durf ik wel eens alle stijlen door elkaar te gooien. Ik hou ervan zeer oude dingen te combineren met iets supermoderns. Het komt erop neer dat alles met elkaar klikt: dat is toch bij mensen ook zo?”

Zo zette Kroon in zijn slaapkamer een forse fauteuil neer van de Parijse meubelmaker Michel Haillard. Dat glimmende serpent staat in een koele, blanke kamer: het contrast werkt. In de kleine tuin deden we een soortgelijke ontdekking. Menno heeft hem trouwens opgevat als een kamer met heuse wanden en een grote tafel in het midden. Tegen een wand staat er een consoletafel van beton. “Gemaakt door de Franse ambachtsman Fabien Rochoux. Hij maakt betonnen meubelen in de vorm van takken, zoals ze dat vroeger ook deden. Dat vind ik trouwens zeer boeiend, zo’n ouderwetse techniek aanwenden voor iets geheel nieuws”, vervolgt Menno Kroon. Ook hier merken we een contrast op tussen de strakke wanden van de tuin, de leegte en die druk versierde tafel.

Menno werkt met een tekenaar die zelf ooit timmerman was. “Dat is van belang, want zo iemand weet hoe de dingen in elkaar zitten. Het probleem van veel ontwerpers tegenwoordig is dat ze halve ingenieurs zijn, die geen voeling hebben met de technieken van de ambachtslui. Bovendien wordt er zoveel ontworpen met de computer. Mijn tekenaar hanteert het potlood. Dat ambachtelijke is belangrijk. Als je moderne huizen bekijkt, merk je vaak dat alles verlijmd is, hout wordt niet meer vergaard. De regels van de kunst worden niet gerespecteerd.”

Daar schuilt een kern van waarheid in, want wat technisch minder degelijk is afgewerkt, ondergaat geen mooie slijtage, maar vervalt. De keuken van Kroon daarentegen zal er over tien jaar nog fraaier uitzien. De deuren zijn van massieve teak, het blad van blauwe hardsteen. Alles is degelijk (dus artisanaal) afgewerkt, maar hedendaags van inspiratie. Boven het fornuis heeft Kroon lampjes opgehangen van Maarten Van Severen. Hij is trouwens tuk op verlichtingselementen die je niet overal vindt.

Blijkbaar houdt hij ervan om diep door te denken over elk probleem. Daarom zijn z’n eisen heel precies, hij wil perfecte materialen en proporties. Kijk ook naar de keuken, die is helemaal op maat gemaakt voor zijn rijzige gestalte. Het gaat om een verbazend monumentale keuken voor zo’n kleine plek.

“Ook daarin ben ik sterk: iets maken van kleine ruimten. Zo is de tuin amper 30 vierkante meter groot. Mensen denken al snel dat je daarmee niets kunt aanvangen. Dat is niet zo. Zowel van de tuin, de keuken als de bibliotheek heb ik volwaardige kamers gemaakt. Ze zijn strak uitgedost en kregen hier en daar een levendig accent.” Dat is zoals een kale, winterse tak waaraan één bloem of een blad ontluikt.

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content