De Duitse Sabriye Tenberken is blind, maar dat weerhield haar er niet van om tibetologie te studeren, in haar eentje naar China te trekken en daarna naar Tibet. Daar ontwikkelde ze een Tibetaans brailleschrift en richtte ze een schooltje op voor blinde kinderen.

Tibet is het land der blinden. De Tibetanen wonen op een hoogvlakte, enkele duizenden meters boven de zeespiegel. Ze hebben veel meer hinder van schadelijke ultraviolette stralen dan laag wonende volken. Bovendien is de medische verzorging in dit boeddhistische land geen hoogstand. De Duitse Sabriye Tenberken (°1970) is zelf blind. Ze studeerde tibetologie aan de universiteit van Bonn met het vage idee dat ze misschien ooit iets voor haar blinde lotgenoten in Tibet zou kunnen ondernemen. Enkele jaren geleden ontwikkelde zij een brailleschrift voor de Tibetaanse taal en zocht ze er de dunne berglucht op. ‘Mijn weg leidt naar Tibet’ is het verslag van de stichting van een school voor blinde kinderen in Lhasa. Tenberken en haar medewerkers proberen de blinde kinderen niet alleen kennis en vaardigheid, maar ook zelfvertrouwen bij te brengen. Met veel vallen en opstaan is Tenberkens project een succes geworden. De Chinese Volksrepubliek heeft de afgelopen twee decennia indrukwekkende inspanningen geleverd om het lot van gehandicapten te verbeteren. De zoon van de vroegere sterke man Deng Xiaoping is de grote voortrekker van deze beweging geweest. Tijdens de Chinese culturele revolutie werd hij zo zwaar door Mao-getrouwe rode gardisten mishandeld, dat hij zijn verdere leven aan een rolstoel is gekluisterd. Hij wendde zijn politieke invloed aan om de maatschappelijke positie van gehandicapten te verbeteren.

Daarom zijn tegenwoordig beroepen als fysiotherapeut en masseur voorbehouden aan doven en blinden. Wie zich als valide voor deze vakken wil kwalificeren, heeft een speciale toestemming nodig. In Tibet, officieel een autonome regio binnen de Volksrepubliek, dringen de positieve effecten van deze wetgeving vertraagd en mondjesmaat binnen. De positie van gehandicapten wordt er verzwakt door het heersende boeddhistische geloof. Blindheid wordt beschouwd als gevolg van een slecht karma. De minder ontwikkelde Tibetanen zien blindheid als een straf voor fouten die in een vorig leven zijn begaan, de beter opgeleiden beschouwen het gebrek juist als een mogelijkheid tot verbetering van het karma.

Tenberken: “De situatie van blinden verschilt van persoon tot persoon. In het ene dorp zijn ze volledig opgenomen in de gemeenschap, in het andere leiden ze een bestaan aan de rand. We troffen er een twaalfjarige blinde herdersjongen aan en een blind kind van een jaar of vier dat bedlegerig was en niet eens kon lopen.

We vonden het belangrijk om die kinderen een tijdlang uit hun vertrouwde omgeving weg te halen zodat ze met andere blinden konden omgaan. Door middel van het brailleschrift kunnen ze de beginselen van lezen en schrijven leren en krijgen ze toegang tot andere vormen van kennis. In de omgang met andere blinden en speciaal daartoe opgeleide leraren ontwikkelen ze bovendien hun sociale en motorische vaardigheden. Na enkele jaren kunnen ze terug naar hun dorp en worden daar geïntegreerd in het reguliere onderwijs.

Uit uw beschrijving van de kinderen krijg je de indruk dat de omgeving zelf ‘blind’ was voor de talenten van de blinde kinderen.

Tenberken: Zeker. Een van onze leerlingen was de grote belofte van zijn dorpsgemeenschap. Hij was zo hoogbegaafd dat hij op negenjarige leeftijd toestemming had gekregen om later in Peking te gaan studeren, tot hij door een ongeluk blind werd. Zijn toekomstverwachtingen waren volledig de bodem ingeslagen, maar toen hij eenmaal het brailleschrift had geleerd, kon hij opnieuw studeren. Hij werd onze beste leerling. Toen hij in de vakantiemaanden naar zijn dorp terugkeerde, was hij er de ster, zeker nadat een Nederlandse toerist was verdwaald en dankzij onze leerling, die het Engels beheerste, zijn groep terug kon vinden.

U was eigenlijk slecht voorbereid toen u aan uw school begon. Pas toen een van de kinderen wegliep en u hem ging zoeken, besefte u wat voor een grote verantwoordelijkheid u op uw schouders had genomen. Had het slagen van het project niet meer met geluk dan met planning te maken?

Er zijn veel angstige momenten geweest, maar ik stond er op den duur niet meer alleen voor. Mijn Nederlandse vriend Paul werd mijn steun en op een gegeven moment ook mijn levensgezel. Steeds als ik dacht: ‘Nu houd ik er mee op’, sprak hij mij weer moed in. En omgekeerd. Op de ogenblikken dat hij het echt niet meer zag zitten, had ik nog genoeg optimisme over om hem opnieuw enthousiast te maken voor het project. Ik heb mij natuurlijk wel goed voorbereid op mijn reis naar Tibet. Ik heb van tevoren gezorgd voor officiële sponsors en voor alle benodigde documenten, maar ik ben niet vertrokken met een vastomlijnd idee over hoe de school eruit zou moeten zien. Ik heb altijd ruimte gelaten voor improvisatie, voor onverwachte ontmoetingen en gebeurtenissen, waaruit overigens soms de mooiste dingen zijn voortgekomen. Dat neemt niet weg dat er nogal wat dingen zijn misgegaan door mijn onervarenheid of naïviteit. Ik wilde vooral niet met een vooropgezet westers idee naar Tibet vertrekken. Ik ging niet met het voornemen dat ik die Tibetanen eens zou leren hoe het moet. Dat is helaas de arrogante instelling die je bij nogal wat westerse hulpverleners en bij sommige hulporganisaties aantreft.

Daarom is het van meet af aan mijn bedoeling geweest zoveel mogelijk met Tibetaanse leraren te werken, zodat ik mezelf op den duur overbodig kon maken en het project op eigen kracht kon laten draaien. Het is niet onze intentie tot in lengte van dagen in Tibet te blijven. Het is een prachtig land, maar we willen nog wel naar een ander deel van de wereld reizen ook. De hulporganisatie waaraan we in eerste instantie officieel waren verbonden, was niet blij met mijn aanpak. Mijn gebrek aan ervaring en vooral mijn weigering volgens strak omlijnde en beproefde westerse principes te werk te gaan, was het bestuur een doorn in het oog. Dat lieten ze ons weten ook. Subsidiegelden werden steevast te laat overgemaakt en brieven niet of summier beantwoord. Uiteindelijk heb ik besloten de band met die organisatie te verbreken. Dat leek aanvankelijk onverstandig, maar achteraf was het in alle opzichten een uitstekende beslissing.

De meeste westerlingen die bij u aanklopten voor een baan aan de school hadden anders wel zeer vastomlijnde ideeën over wat ze in Tibet wilden doen.

De meeste westerlingen zijn sterk geïnteresseerd in het Tibetaans boeddhisme en zoeken verlichting. Anderen zijn bezig met de Tibetaanse onafhankelijkheidsstrijd. Om het even of ze nu om religieuze of om politieke redenen naar Tibet komen, ze zijn vooral met zichzelf bezig. Ik ben werkelijk vreemde snuiters tegengekomen. Zo was er een Duitse psychotherapeut die me vertelde dat hij een boek aan het schrijven was over het onderbewustzijn. Hij vertelde me dat hij een geweldige ontdekking had gedaan. Met zijn versterkte onderbewustzijn was hij in staat elektronen met elkaar te versmelten. Hij kon nu zelfs blinden genezen, meende hij. Als hij zijn nieuwe vermogens in mijn school mocht uittesten, zou ik nadien een percentage krijgen van de winst op zijn boek, dat ongetwijfeld een wereldwijde bestseller zou worden. Ik heb hem geantwoord dat hij mijns inziens beter op zijn plaats zou zijn in een kerncentrale. Volgens de laatste berichten woont hij nog steeds in Lhasa en schrijft hij nog altijd aan zijn boek.

U heeft in nachtelijk Lhasa eens op eigen kracht de weg naar huis teruggevonden en ook sommige blinde kinderen bewegen zich met een opmerkelijke zelfverzekerdheid en accuratesse door hun omgeving. Zienden kunnen daarentegen al volkomen gedesoriënteerd raken wanneer ze in een donkere ruimte terechtkomen. Heeft dat te maken met het vermogen zich de omgeving ‘voor te stellen’?

De grote vraag is altijd: wat ziet een blinde? Sommigen denken dat een blinde zich in een soort eeuwig donker bevindt, maar dat is niet waar.

Ikzelf heb bijvoorbeeld in mijn vroege jeugd nog wel iets kunnen zien. Die beelden heb ik onthouden. Vooral de kleuren die ik destijds heb gezien, herinner ik me nog zeer goed. Wanneer ik me in een bepaald landschap of gezelschap bevind, combineer ik de informatie die ik aan de hand van geuren, geluiden en tasten opsteek met de kleuren en de beelden uit mijn geheugen. Zo maak ik me voortdurend een voorstelling van mijn omgeving. In mijn geval is die voorstelling letterlijk en figuurlijk sterk gekleurd. Bij blinden die nooit in hun leven hebben kunnen zien, ziet die voorstelling er helemaal anders uit. Zij stellen zich geen kleuren, maar geuren voor. Of zij hebben geen ruimtelijke impressie van de wereld om hen heen, maar een emotionele. In hun verbeelding ‘zien’ zij echter altijd iets. Hoe groter je ervaring en je zelfvertrouwen, hoe preciezer je voorstelling van je omgeving. Ik kon me na een tijd vrij goed oriënteren in de stad. Aan de hand van bijvoorbeeld de geur van afval wist ik dat ik me bij een bepaalde vuilnisbelt bevond. Als ik de reuk van uitwerpselen en urine waarnam, wist ik dat ik langs een steeg liep, want Tibetanen gebruiken die als openbaar toilet. Als ik taxi’s hoorde, besefte ik dat ik bij een standplaats was. Sommige blinde kinderen waren daarin echter nog veel beter dan ik. Een van onze leerlingen wist niet alleen feilloos de weg te vinden in de stad, maar slaagde er ook als enige in een ander kind, dat was weggelopen, terug te vinden.

Kennelijk kan ook de kracht van het voorstellingsvermogen bij zienden groot zijn. Op een reis langs afgelegen bergdorpen raakte het hele gezelschap, blinden en niet-blinden, in de ban van demonen. Ongeacht of je het afdeed als bijgeloof, de schrik zat er stevig in.

Tibetanen, of ze nu hoog of laag zijn opgeleid, zijn heilig overtuigd van het bestaan van demonen. Op het platteland denken ze bovendien vaak dat blinden bezeten zijn door een demon. We hebben een kind ontmoet dat zich zeer zelfverzekerd voortbewoog, bijna alsof het in het geheel niet blind was. De moeder was bezorgd om haar eigen dochter omdat een blind kind dat ogenschijnlijk zo weinig hinder ondervond van haar handicap, wel bezeten moest zijn door een demon. Toen we tijdens een van onze reizen door het binnenland van Tibet in een boerderij overnachtten, raakten de Tibetanen in ons gezelschap ervan overtuigd dat een demon probeerde binnen te dringen. Wij, Europeanen, werden uiteindelijk ook bang. Pas toen de honden in het dorp hevig begonnen te blaffen, gaf de demon zijn pogingen op. Honden zijn nu eenmaal de beste beveiliging tegen demonen. Ik ben absoluut niet bijgelovig, maar de angst van mijn metgezellen was zo voelbaar dat ik me ongewild ging voorstellen dat er inderdaad een demon probeerde binnen te dringen. Die voorstelling werd allesoverheersend. Toen ik deze scène later opschreef en de herinnering aan die nacht met een van de Duitse medewerkers die er destijds bij was wilde ophalen, weigerde zij er ook maar één woord over te zeggen. Blijkbaar gelooft zij sindsdien in het bestaan van demonen.

U heeft vanaf het eerste moment in uw project geloofd, maar veel mensen in uw omgeving hebben het u ten stelligste afgeraden. Moet je als blinde een zekere eigenwijsheid ontwikkelen om zelfstandigheid te verwerven in het leven?

Ik denk dat je niet zozeer eigenwijs als wel sterk moet zijn. Toen ik aankondigde tibetologie te willen studeren, werd me gezegd: ‘Dat lukt jou nooit.’ Toen ik zei dat ik in mijn eentje door China wilde reizen, werd me ingefluisterd: ‘Doe dat niet.’ Toen ik mijn voornemen een school voor blinde kinderen te willen stichten bekendmaakte, was de reactie: ‘Dat kun jij nooit.’ Als ik uitsluitend op de goede raad van de mensen om mij heen was afgegaan, was ik rechten of een andere voor blinden gemakkelijk toegankelijke richting gaan studeren. Dan had ik mijn studie tibetologie niet afgemaakt, dan was ik niet gaan reizen en dan was er nooit sprake geweest van dit project in Lhasa. Het feit dat ik visueel gehandicapt ben, wil echter niet zeggen dat ik niets kan. Zoals een van de Tibetaanse kinderen ooit boos uitriep: ‘Ik ben wel blind, maar niet stom!’ Natuurlijk heb ik in de loop der jaren een zekere koppigheid ontwikkeld, en natuurlijk bleken mijn plannen in de praktijk soms veel moeilijker te verwezenlijken dan ik had gedacht. Toen ik voor het eerst naar China ging, ontdekte ik op de luchthaven van Peking dat een witte stok in China niet dezelfde betekenis heeft als in Europa. Je kunt er nog zoveel mee staan zwaaien bij een kruispunt, voor Chinezen is het hooguit een stok om je te ondersteunen.

Bovendien betekent de zin ‘Ik kan niet zien’ in het Chinees hetzelfde als ‘Ik kan niet lezen’. Toen ik tegen een Chinese douanebeambte zei dat ik een tekst niet kon lezen, wees die gewoon op het Engelstalige bord ernaast. Toch heb ik me door dit soort tegenslagen niet uit het lood laten slaan, noch tijdens mijn jeugd in Duitsland, noch in China, noch in Tibet.

Maar het betekent niet dat je als blinde nooit hulp van zienden mag of wilt accepteren?

Hulp is altijd welkom, maar niet het betuttelende soort hulp, zoals de hand die je plots krachtig bij de arm neemt en je ongevraagd naar de overkant brengt, hoewel je daar helemaal niet wezen moest. Dat is ook wat we de inmiddels zeventien kinderen in onze blindenschool in Lhasa leren: aanvaard de hulp die je krijgt, maar probeer in je leven zoveel mogelijk zelfstandigheid te verwerven. Het grootste positieve effect van ons project is misschien niet eens zozeer het feit dat we een aantal kinderen zelfvertrouwen, kennis en vaardigheid hebben bijgebracht, maar vooral dat hun families en de overige bewoners in de dorpen waar ze vandaan komen een andere kijk op blindheid hebben gekregen.

De blinden zijn niet langer de hulpeloze en nutteloze wezens waarvoor ze hen voordien hebben aangezien, maar zelfstandige leden van de dorpsgemeenschap, met hun eigen kwaliteiten en inbreng. In zekere zin hebben we de ogen van veel Tibetanen voor de mogelijkheden van hun eigen blinde kinderen geopend. Dat is minstens zo belangrijk voor de kansen van deze kinderen in het verdere leven.

Sabriye Tenberken, ‘Mijn weg leidt naar Tibet – De blinde kinderen van Lhasa’, Sirene, 498 fr.

Piet de Moor en Jeroen Kuypers / Foto Kristien Buyse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content