Aan het tafeltje naast het mijne strijken een man en een vrouw neer van wat al eens genoemd wordt : de middelbare leeftijd. Hij draagt een chic jasje en zij heeft iets jeugdigs, alsof zij zelf nog moet wennen aan de rimpels die haar in één nacht door een laffe trol op het gezicht zijn getekend.

Dat zij elkaar nog niet vertrouwd zijn, valt uit de gesprekken af te leiden. Zij zegt dat ze graag thee van verse gember pleegt te maken. Hij bekent dat hij maar van één ding niet af kan blijven : pure, zwarte chocolade.

Zij heeft het over haar drie kinderen, hij over zijn eerste echtgenote. Het gesprek klotst van het lenteweertje naar de evolutie van de vastgoedprijzen.

“Huur jij, of is het je eigendom ?”

Aftasten, inschatten. Ons maak je niets meer wijs, is de teneur van het gesprek. Wij zijn door de wol geverfd en ervaren, gepokt en gemazeld in de school van het leven. Maar achter die nuchterheid verschuilt zich de stille hoop om alsnog weer gelukkig te worden met zijn tweeën. Als die hoop teloorgaat, kun je maar beter dood zijn.

Zij praat veel, als een die geen tijd heeft te verliezen. Men zou een USB-ingang op zijn voorhoofd moeten hebben, om met behulp van een kabel in één vloeiende beweging alle gedachten en emoties van een half leven door te sluizen.

Hij lacht, soms wat hol maar haar niet ongenegen. Het gesprek kabbelt van het OCMW naar ‘de’ vreemdelingen, om ten slotte zoals altijd bij de N-VA te eindigen.

“Ben jij Vlaamsdenkend ?”, wil hij weten.

“Pfff”, doet zij, met het soort enthousiasme dat zij wellicht ook tegenover dieselmotoren tentoon zou spreiden.

“Ik vind dat we best wat trotser mogen zijn op onze eigenheid”, zegt hij. “Ik ben voor rechtvaardigheid. De werkende mens moet gesteund worden, terwijl de politiek hem nu afstraft. Iedereen kan ziek worden of zonder werk vallen, daarvoor dient de sociale zekerheid. Niet om van te profiteren. Wij zijn de tak waarop we zitten aan het afzagen.”

Hij is op dreef nu, zij wordt zwijgzaam. “Ik ben een paar keer naar de receptie van de N-VA gegaan”, zegt ze op een manier die verraadt dat zij meer van bubbels houdt dan van partijprogramma’s. Behoedzaam leidt ze het gesprek om naar de kosten van het levensonderhoud. Mannen geloven in slogans en in coureurs die crashen in cartooneske sportwagens. Vrouwen zijn realpolitikers. Weten dat de mens de mens blijft en dat partijpolitiek nooit iets wezenlijks zal veranderen.

Hij is al gestalkt, zij werd reeds bedrogen. “Dat wil ik nooit meer meemaken.”

“Ik ga je misschien ontgoochelen”, zegt hij. “Maar ik ben niet zo’n voorstander van voedingssupplementen. Je moet daarmee uitkijken, om geen nierstenen te krijgen.”

“Ik ben tegen brood”, zegt zij, met het soort stelligheid waarmee hij tegen de boerka zou kunnen zijn of tegen een belasting op het vermogen. Mannen komen van Mars en vrouwen van Venus, je zou het warempel nog geloven.

Mijn aandacht verslapt, het gesprek begint bokkensprongen te vertonen. Ik hoor iets over het versterken van buikspieren en de gevaren van eenzijdige lichaamsbewegingen.

“Gij hebt ook nogal wat meegemaakt in uw leven”, zegt hij, op een toon die aarzelt tussen schrik en bewondering. Wat er is meegemaakt, gaat door het lawaai van de espressomachine grotendeels verloren. Iemand wappert een duif weg en mompelt iets over vliegende ratten. Een man die op prins Laurent lijkt, begint overtuigd een kippenboutje af te kloven. Bier flonkert als geheimzinnige universums in vers gespoelde glazen.

Ik besluit dat het tijd is om mij uit de voeten te maken, en Cupido met zijn slordige haakwerk alleen te laten.

Jean-Paul Mulders – jp.mulders@skynet.be

“Ik ga je misschien ontgoochelen, maar ik ben niet zo’n voorstander van voedingssupplementen”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content