Onze woonruimte wordt almaar kostbaarder, in Tokio is die nu al onbetaalbaar en haast onvindbaar. Het Atelier Bow-Wow maakte van dat probleem een studieobject, een uitdaging en een artistieke meerwaarde.

Een zichtbaar vermoeide Momoyo Kaijima (43) kiest zich een fauteuil uit in het duistere zithoekje. Haar partner en echtgenoot Yoshiharu Tsukamoto (47) is elders in de wereld aan het werk. Het Limburgs restaurant waar onze afspraak geregeld werd, maakt zich klaar voor een drukke avondshift. Een stevige muziekdreun begeleidt die voorbereiding in de open keuken. De taalbarrière noch de wall of sound garanderen een vlotte babbel. Momoyo’s entourage verdwijnt en we blijven alleen achter in het donkere salonnetje.

In 1992 richtten de twee Japanners het architectenbureau Atelier Bow-Wow op (vrij vertaald : Woefwoef) en bleken algauw wereldwijd een gevoelige snaar te bespelen. Met hun prille werk trokken ze de aandacht : eenvoudige, compacte ’tussenhuizen’ die ze inpasten in verwaarloosbare restpercelen. In hun boeken, Made in Tokyo en Pet Architecture, bekijken ze die kleine woningen als huisdiertjes in het leven van de bewoners. Het worden bijna levende organismen, geprangd tussen twee bestaande structuren, vaak lowtech en met een beperkte levensduur. Eenvoud en gezond verstand als antwoord op een maatschappelijk vraagstuk. Een aparte aanpak voor de dichtbebouwde stad.

De architecten kiezen bewust voor kleine ingrepen om grote veranderingen teweeg te brengen. “Om het beleid te veranderen, volstaat het om de zitindeling van het parlement te wijzigen”, zegt Bow-Wow met een boutade.

Momoyo Kaijima : “De gemiddelde levensduur van een woning in Tokio is 26 jaar. Dat doet de stedelijke morfologie snel evolueren. Torenhoge erfenisrechten maken het bovendien onmogelijk voor kinderen om het volledig perceel van de ouders te behouden. Opsplitsen en enkele delen verkopen is dan de enige optie. Dit leidt tot een snelle versnippering van percelen. Alleen een geïntegreerde benadering kan in zo’n stad zorgen voor leefbaarheid.”

“We noemen dit de vierdegeneratiewoningen”, zegt Momoyo. “De eerste generatie is gebaseerd op het idee uit de jaren zestig, de garden city, waarbij elk gezin een vrijstaande woning moest hebben, afgesloten van de buitenwereld. Bij de tweede generatie moest elke woning plaats ruimen voor de gezinsauto. De derde is het resultaat van die versnelde versnippering. De vierde generatie moet het wonen bevrijden van zijn twintigste-eeuwse kleinburgerlijkheid. De woonst moet opnieuw actief deel uitmaken van het leven en van de omgeving. Ze zal deels openstaan voor de buren en niet-gezinsleden. Er moet niet alleen woon- maar ook werkruimte zijn. Bovendien moeten de verloren tussenruimten, the gaps, opnieuw geïntegreerd raken. Alleen zo kan de spiraal van sociale intolerantie doorbroken worden.”

Ook hun eigen woning wordt gedeeld met de medewerkers van het atelier. Glazen wanden en trappen zorgen voor de verdeling tussen de ruimten, een grijze zone maakt de zachte overgang naar de privévertrekken. De daktuin heet de natuur welkom.

TEKST EN PORTRET MICHEL VAEREWIJCK

“Alleen een geïntegreerde aanpak kan de versnipperde stad weer leefbaar maken”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content