De stad als sociaal cement: kan goede infrastructuur ons leven redden?

Bryant Park in New York. © GettyImages

De omgeving waar we leven heeft een grote invloed op ons welzijn. Maar de Amerikaanse socioloog Eric Klinenberg gaat nog een stap verder en stelt dat sociale infrastructuur onze democratie en soms zelfs ons leven kan redden.

Voetpaden, speelpleinen, die kleine supermarkt, de bibliotheek, het park op het einde van de straat, je stamcafé, het skatepark waar alle tieners van de buurt rondhangen, we maken er zonder veel na te denken gebruik van. Nochtans zijn ze volgens socioloog Eric Klinenberg van levensbelang. ‘Sociale infrastructuur is de context voor onze interactie met anderen, en we onderschatten het belang ervan voor ons sociaal gedrag. We denken dat we als individuen persoonlijke keuzes maken, gedreven door onze voorkeuren, cultuur, waarden en tradities. Maar we zien over het hoofd hoeveel invloed architectuur en stadsplanning hebben. Zij voorzien plekken waar we elkaar ontmoeten en die ontmoetingen zijn de bouwstenen van onze gemeenschap. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar als het dat niet is, bestaat het gevaar dat we ons terugtrekken, met soms dramatische gevolgen voor het sociale weefsel van onze gemeenschap. Vandaag hebben mensen overal ter wereld het gevoel dat de sociale lijm aan het oplossen is, en dat we verdeeld en in conflict met elkaar leven.’

In Chicago bepaalde de sociale infrastructuur wie een hittegolf overleefde en wie niet.

‘Dramatisch’ kun je soms letterlijk nemen, ontdekte je voor het eerst tijdens onderzoek naar een zware hittegolf in Chicago.

‘In juli 1995 stierven er in de stad in één week tijd 739 mensen. Uit mijn onderzoek bleek dat de doden vooral in achterstandsbuurten vielen, maar opvallend was dat sommige straten met hetzelfde demografische profiel, dezelfde risicofactoren en dezelfde culturele achtergronden toch heel verschillende sterftecijfers hadden. De data brachten geen duidelijkheid, dus ging ik in die buurten rondwandelen. De gebouwde omgeving was het enige verschil. Buurten waar weinig doden vielen, hadden veel sociale infrastructuur. Voetpaden die onderhouden waren, verenigingen, kruideniers, bibliotheken, sportveldjes. Mensen kenden elkaar omdat ze elkaar tegenkwamen. Tijdens die hittegolf wisten ze wie er gevaar liep, wie ze al een dag of twee niet gezien hadden en bij wie ze dus best eens gingen aankloppen. In de buurt met hoge sterftecijfers waren er veel leegstaande gebouwen, braakliggende stukken, slechte voetpaden, amper commercieel leven en geen publieke plekken. Mensen bleven er binnen omdat ze zich niet veilig voelden en tijdens een hittegolf is dat ronduit gevaarlijk. Voor mij was het duidelijk: de sociale infrastructuur bepaalde wie overleefde in een crisis en wie niet. Uit verder onderzoek blijkt dat goede sociale infrastructuur in Chicago vijf jaar aan je levensverwachting kan toevoegen.’

Een verrassende vaststelling?

Eric Klinenberg: ‘Toch wel. Sociale infrastructuur is net zo belangrijk als die voor water, transport of communicatie. We zien het alleen niet, omdat we het als concept niet genoeg kennen. Vandaar dat beleidsmakers, stadsplanners én sociale wetenschappers het belang ervan onderschatten. Goed ontworpen en goed onderhouden sociale infrastructuur zorgt voor herhaalde en aangename interactie met de mensen om ons heen, of dat nu buren, vrienden of vreemden zijn. De voordelen zijn talrijk. Het doet de misdaad dalen en verhoogt de sociale cohesie. Plekken waar we kunnen wandelen of sporten zijn niet alleen goed voor lichaam en geest, maar ook voor onze ecologische voetafdruk, en omdat sociale infrastructuur mensen van alle mogelijke achtergronden samenbrengt, heeft het ook een bemiddelende werking. Het leert ons beleefd met elkaar omgaan en kan polarisatie tegengaan, iets waar de hele wereld op dit moment mee worstelt. Het geeft ons met andere woorden een beter, aangenamer leven.’

Allemaal naar buiten is de boodschap?

Klinenberg: ‘Onze maatschappij idealiseert individualisering. We leggen veel nadruk op privacy en ruimte voor onszelf, maar we hebben ook sociaal contact nodig, zeker nu steeds meer mensen alleen wonen. In een bibliotheek kun je boeken uitlenen, een lezing bijwonen of met een vriend een koffie drinken, maar ook een rustig plekje vinden om de krant te lezen. In een park kun je de hond uitlaten en voetballen, maar ook op een bankje in je eigen gedachten verdwijnen. Dus nee, mijn pleidooi is niet dat we per se alles in gezelschap of in het openbaar moeten doen. Maar één ding is duidelijk: mensen snakken naar plekken om samen te komen, er is een grote honger naar sociaal contact, ook tussen verschillende generaties. Het bewijs? Goed ontworpen ontmoetingsplaatsen overal ter wereld worden zeer goed gebruikt. Van de nieuwe bibliotheek in Helsinki tot de High Line in New York, het is opwindend om die succesverhalen te zien. Daarom moeten steden, instellingen en de designers met wie ze werken bij elk project nadenken over de sociale dimensie van hun ideeën. Wat is er nodig, wat willen ze beschermen, wat voor maatschappij willen ze creëren? Zo zullen ze als vanzelf betere plekken ontwerpen.’

In een bibliotheek krijg je een gevoel van eigenwaarde, want je mag daar zijn, ongeacht je achtergrond of inkomen.

Het hoeft niet altijd groot en duur te zijn: ook de schoolpoort is interessante sociale infrastructuur.

Klinenberg: ‘Ik heb zelf het verschil ervaren bij twee scholen waar mijn kinderen naartoe gingen. Eentje was een mooie school in een buitenwijk, met een schitterende campus en veel groen. Elke ochtend stond er een file van honderden auto’s op de chique oprijlaan, er was dus geen contact tussen de ouders. Nu zitten mijn kinderen op school in Manhattan en daar wandelen de meeste ouders met hun kinderen naar school omdat er geen plaats is voor auto’s. Maar voor de schoolpoort is wel wat plaats, er staan wat bomen en een bankje, dus mensen blijven er vaak even hangen. Zo zie je, deze schoolpoort in een drukke stad is betere sociale infrastructuur dan een chique school omgeven door parken.’

In Belgische steden is er veel discussie over circulatieplannen die proberen om oude stadscentra autovrijer te maken. Een goed idee?

Klinenberg: ‘Een belangrijk idee zelfs. Niet alleen omdat meer wandelaars en fietsers beter zijn voor het klimaat, maar ook omdat een aangenaam centrum een soort woonkamer voor alle bewoners kan zijn.’

Goed ontworpen sociale infrastructuur geeft ons het gevoel op een plek te zijn waar we thuishoren?

Klinenberg: ‘Als het goed gedaan is wel, ja. Mijn favoriete voorbeeld is de bibliotheek, een plek waar niet alleen kennis maar ook ruimte gedeeld wordt. Kleuters komen er naar verhaaltjes luisteren, gepensioneerden lezen er de krant en drinken een glas, studenten komen er studeren, iedereen is er welkom. Zelfs tieners spreken er af, bijvoorbeeld om samen te gamen, en worden er niet buitengekeken zoals op veel andere plekken. Dat maakt van de bib een soort democratisch experiment.’

Uit recent onderzoek blijkt dat ook in België de bezoekers nog steeds zeer tevreden zijn over hun bibliotheek, maar toch zijn onze gemeentes sinds 2016 niet langer wettelijk verplicht om een bibliotheek te hebben.

Klinenberg: ‘Zonde. Weet je, onlangs beweerde een econoom in Forbes dat bibliotheken voorbijgestreefd zijn. De verontwaardiging van bibliothecarissen en klanten over heel de VS was zo groot dat Forbes het stuk offline heeft gehaald. Want het is absolute nonsens. Bibliotheken zijn vandaag zeer effectief, ze hebben zichzelf uitstekend heruitgevonden en het personeel weet vaak perfect wat de lokale mensen nodig hebben. Ze lenen nog altijd veel uit, maar organiseren ook lezingen, workshops en evenementen, vaak is er een café of zijn er taallessen voor nieuwkomers. Het mooie is: in een bibliotheek is er respect voor iedereen. Je krijgt er een gevoel van eigenwaarde, want je mag daar zijn, ongeacht je sociale achtergrond of inkomen. Dat is ontzettend belangrijk en jammer genoeg is dat niet altijd en overal zo. Vaak zie je dat sommige leden van de gemeenschap het gevoel hebben niet welkom te zijn op bepaalde publieke plekken. Omdat de koffie in de bar of het ijsje aan de kar te duur zijn, omdat ze scheef bekeken worden als ze te luid lachen of te wild spelen of de verkeerde kleren aanhebben. Zeker in buurten waar gentrificatie een probleem is, komt dat veel voor.’

Voetbalvelden, cafu0026#xE9;s en pleinen belangrijk: je ontmoet er mensen die misschien wel anders denken, maar met wie je toch veel gemeen hebt.

In België worstelen we net als in vele landen met het integreren van verschillende groepen. Gemeenschappen kennen elkaar niet en zijn onder andere daarom op hun hoede voor de ander. Kan goed bedachte sociale infrastructuur daarbij helpen?

Klinenberg: ‘Ja. Ik ben niet naïef. Sociale verdeeldheid is een complex probleem en een bibliotheek of park kan niet alle problemen oplossen. Een goed lopende economie is belangrijk, net als veiligheid en het verenigingsleven. Maar ik ben er wel van overtuigd dat goede sociale infrastructuur een eerste stap is, en misschien wel de beste manier om aan dit moeilijke proces te beginnen. Onze maatschappij is vandaag sterk gepolariseerd, groepen staan tegenover elkaar in plaats van zij aan zij, en conflict en oppositie domineren het discours. We staan voor de zware taak om weer te werken aan een gedeeld idee van een gemeenschappelijk doel. We gaan dat niet bereiken met ideologie, zoveel is duidelijk. Dus denk ik dat we moeten investeren in publieke ruimte. Mensen hebben soms het gevoel dat ze in een winner takes all-maatschappij leven, waarbij een kleine groep succesvolle mensen het ontzettend goed heeft, en alle anderen veel slechter af zijn. Het idee leeft ook dat als iemand anders iets krijgt, jij daarvoor iets moet afgeven. Een van de belangrijkste waarden van sociale infrastructuur is dat het een manier is om de goede dingen des levens te delen. Van een mooi plein, fijn zwembad of een veelbezochte speeltuin geniet de hele gemeenschap. Meer zelfs, de verschillende groepen leren er elkaar kennen.’

Kan het een buffer zijn tegen de polarisatie die we in onze maatschappij vandaag dagelijks zien? Niet alleen lijken mensen weg te trekken uit het politieke centrum, de manier waarop ze met elkaar communiceren wordt een stuk ruwer.

Klinenberg: ‘Iedereen kent het cliché ondertussen: online gaan we ruw en grof met elkaar om. Twitter en Facebook zijn publieke domeinen waar we in discussie gaan, maar gesprekken escaleren er snel in gescheld en haat. Als je elkaar echt ontmoet, face to face, op een publieke plek, is dat anders. Dan zijn we veel milder. Daarom zijn voetbalvelden, cafés en pleinen belangrijk: je ontmoet er mensen die misschien wel anders denken, maar met wie je toch veel gemeen hebt. Uit onderzoek blijkt dat blootstelling aan andere meningen in een gemengd gezelschap ons toleranter en begripvoller maakt. Bovendien leert het ons dat er ook andere manieren dan de onze zijn om naar de wereld te kijken. Echt contact herinnert ons aan onze gedeelde menselijkheid. Nu zijn gedeelde plekken moeilijk in een maatschappij die gesegregeerd is, onafhankelijk of het om segregatie op basis van klasse, ras of godsdienst gaat. Maar zelfs in gesegregeerde buurten blijkt dat de gedeelde publieke plekken het meest divers zijn. Ik ben optimistisch en zie overal ter wereld mooie ontwikkelingen. Toch vermoed ik dat veel beleidsmakers de kracht van sociale infrastructuur nog niet erkennen. Het is even belangrijk voor een gezonde democratische gemeenschap als goede wegen. Als we daar evenveel in investeren als in conventionele infrastructuur, zou het leven in onze steden en in onze maatschappij drastisch en positief veranderen. Broodnodig, want de toekomst van onze democratie loopt gevaar als we er niet meer in slagen om ‘wij’ te zijn.’

Meer lezen: Palaces for the People, van Eric Klinenberg, voorlopig alleen verkrijgbaar in het Engels. Uitgegeven bij The Bodley Head.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content