Er liep een man voor mij op het trottoir met een koptelefoon op. Dat was op zich niet zo bijzonder vermits de halve wereld tegenwoordig op straat een koptelefoon draagt, om toch maar niet met de andere helft te moeten van gedachten wisselen over GAS-boetes of over Olbers’ paradox.

Het vreemde aan de koptelefoon van deze man echter, was dat die via een snoer verbonden was met wat op een staafmixer leek, of op het merkwaardige alaam dat al eens boordentrimmer wordt genoemd. De man liet die losjes in de hand naast zijn lichaam bungelen, op tien centimeter boven de grond, heen en weer wiegelend, zij het niet erg uitbundig of enthousiast. Een gek, zou je denken, te meer omdat de man met zijn scheve tanden iets weghad van het konijn uit Alice in Wonderland. Zijn met kennis van zaken bevuilde werkbroek deed mij echter vermoeden dat het hier een medewerker betrof van IMEWO, SIBELGAS, GASELWEST, EANDIS, IVERLEK of een van die andere intercommunales met koudbloedige namen en meer bestuurders dan goed voor ze was. De man leek iets te volgen wat onder het plaveisel lag, een leiding misschien, een kabel of een afvoerbuis waardoor de onzichtbare excrementen van stedelijke hipcats zich een weg baanden naar de Noordzee. Ik keek hem na terwijl hij zich verder van mij verwijderde, want ik kon me niet herinneren een dergelijke bezigheid al eens eerder te hebben gadegeslagen. Even overwoog ik een foto van hem te nemen en die te posten op Facebook, zodat mijn vrienden en vriendinnetjes mij konden helpen de ware toedracht over de activiteiten van deze man te achterhalen, dankzij wat dan met een duur woord crowdsourcing wordt genoemd. Ik besloot het maar blauwblauw te laten en de man te laten verdwijnen in de nevelen van zijn spoorzoekende mysterie. Niet alles moet opgehelderd worden, vind ik – als er iets is waarnaar ik soms snak, dan is het naar ondoorgrondelijkheid en raadsel, in deze tijd waarin men met de barcode van zijn ei op internet kan uitvissen uit de cloaca van welke kip het is geschud.

In het station nam ik plaats in de Starbucks en koos, tussen bereidingen met namen als Caramel Macchiato en White Café Moccha, datgene wat voor een eenvoudige koffie kon doorgaan. Aan de overkant van de gelagzaal zat een meisje dat leek op een jongere zus van Chantal Pattyn. Zij droeg een jurkje met bloemen en hield haar knieën zedig tegen elkaar gedrukt. Zij had datzelfde enigszins glimmende en enigszins onschuldige – wat natuurlijk niets wil zeggen, want het is ons al langer bekend dat het uiterlijk van mensen vaak weinig congruent is met hun binnenkant. Soms droom ik van een wereld waarin een twijfelachtig karakter meteen ook een onappetijtelijk voorkomen met zich meebrengt, zodat men van ver is gewaarschuwd is voor iets langbenigs met hoge jukbeenderen dat dan helaas het binnenwerk blijkt te hebben van een python of anaconda. But why are the beautiful ones always insane ? hoorde ik chief Wiggum eens zeggen in The Simpsons. Het was een wijsheid die qua diepgang tussen de betere bedenksels van Blaise Pascal of Schopenhauer post mocht vatten.

Het zusje van Chantal Pattyn hield een grote beker vast die zij met beide handen omklemde, zoals eeuwig kleumende vrouwen hun vingers in televisieseries proberen op te warmen. Toen zij mijn blik opving, glimlachte zij weemoedig, alsof wij elkaar al eens eerder ontmoet hadden, bijvoorbeeld bij de kruistochten of in de Rozenoorlog, of misschien wel onder Hendrik VIII, waar wij samen om het leven waren gekomen in prikkelende omstandigheden. De wedergeboorte : in wezen geloof ik er niet in, maar het blijft een tot de verbeelding sprekend concept dat ik graag als werkhypothese omarm, om onze gevangenschap in de kille materie te verzachten. Het leven wordt leuker als je er een gigantische flipperkast in ziet waarin – same player shoots again – de behendige speler recht heeft op een extra bal.

Ik veegde mijn lippen af aan het servet van Starbucks, waar Less napkins. More plants. More planet. op stond. Met die bemoedigende gedachte slofferde ik naar perron vier, alwaar de trein al op mij wachtte die mij zou wegvoeren naar gehuchten vol lintbebouwing en obsoleet geworden verkiezingsdrukwerk, piepkleine tuintjes met enorme trampolines, gemetselde barbecues en livings met Billy- en Expeditkasten.

Ik vroeg me af of de man met de boordentrimmer inmiddels het einde van zijn leiding zou hebben gevonden. En of hem dat arbeidsvreugde verschafte dan wel of hij uitgeblust was en met een burn-out kampte, zodat ondergrondse buizen en hun wonderlijke wegen hem geen lor meer konden schelen, evenmin als spionkoppen en loges, geheime relaties, politieke complotten, de etymologie van het woord sneukelen, de biografie van Astrid Bryan, de opinies van Guy Tegenbosch en de lotgevallen van dronken voetballers in te gemakkelijk verdiende Porsches.

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

De wedergeboorte : in wezen geloof ik er niet in, maar het blijft een tot de verbeelding sprekend concept

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content