:: Reacties : jp.mulders@skynet.be

Dat ze in mijn stukjes zo’n gemis ervaart. Een lezeres schrijft het mij. Of ik er al eens aan gedacht heb mijn toevlucht tot God te zoeken ? In mijn wilde jaren zou ik de suggestie alleen al weggehoond hebben. Nu ben ik echter wijs genoeg geworden om ze interessant te vinden. Zou een god mijn gemis kunnen lenigen ? Het zijn zo van die vragen die ik me wel eens stel, bijvoorbeeld als ik bij joodse of moslimvrienden een glimp opvang van oeroude rituelen die blijkbaar rust schenken.

Zoals zovelen van ons, is de godsdienst mij destijds samen met een handvol vuil water over het achterhoofd gegoten in een tochtige kerk. Ik groeide op als een devoot jongetje, dat door vriendelijke priester-leraren wegwijs werd gemaakt in de wereld van kazuifel en monstrans. Hoewel nog niet zo lang geleden, ging dat in die tijd verder dan je tegenwoordig mogelijk acht. Toen mijn moeder mij bijvoorbeeld vertelde dat mijn vader in Nazareth autopech had, moest ik meteen aan de bijbelse plek denken. In mijn vrome verwarring vroeg ik mij af wat hij daar was gaan zoeken. Ik moet een jaar of vijf geweest zijn. Hardvochtige nonnen zwaaiden over ons de plak.

Later, toen we al volop begonnen te puberen, moesten we tijdens de studie ’s avonds af en toe naar de biecht. Dat was best spannend, te meer omdat mijn school erg oud was en met zijn uitgestrekte sportvelden en ranke torentjes wel iets weg had van het kasteel van Harry Potter. Ik herinner me hoe we, op donkere winteravonden, met de uitgelatenheid van jonge honden over trappen van blauwe arduin liepen, die generaties jongensvoeten voor ons uitgesleten hadden. Die tocht naar de kapel had iets avontuurlijks, wat van de biecht zelf helaas niet gezegd kon worden. “Eerwaarde vader geef mij uw zegen, want ik wil mij tot God bekeren.” De hersenspoeling is destijds zo grondig geschied dat ik mij nog exact de formule kan herinneren die je door de kruisvormige gaatjes moest prevelen. Daarop mompelde een slaperige priester iets terug, met een asem die zo penetrant stonk dat je verschrikt achteruitdeinsde. Het gestamel kon een aanvang nemen, want wat heb je als kind van twaalf te biechten ? Meestal zei ik dat ik gelogen had, of op de speelplaats de bal van een jonger kind weggeschopt had. Het illustreert met wat voor wanhoop we in die tijd zochten naar zonden. De penitentie – hoe ver klinkt dat woord – bestond meestal uit drie weesgegroetjes of onzevaders, of een combinatie daarvan. Nooit heb ik kunnen achterhalen of er zoiets als een biechtstrafwetboek bestond, waarin het wegschoppen van ballen van jongere kindjes met name werd vernoemd.

Nu, zoveel jaar en fouten en misstappen later, zou ik wel degelijk iets te biechten hebben. Een paar keer zelfs heb ik daar al stiekem de behoefte toe gevoeld. Zo’n Eerwaarde Heer die je met een sierlijke zwaai van zijn arm van lasten kan verlossen die anders misschien de rest van je leven op je schouders blijven drukken ? Ik kan haast niet geloven dat we dat vrijwillig hebben opgegeven. Het lijkt me bevrijdender en ook nog eens goedkoper dan een therapeut. Die laatste vind je in de Gouden Gids bij de vleet, maar goede biechtvaders ? Die houden zich onzichtbaar verborgen tussen de rubriekjes BH’s û Fabr & Grooth. en Bijenteelt & toebehoren. Het katholicisme zit duidelijk al een hele tijd over zijn uiterste houdbaarheidsdatum heen. Ik mis het soms een beetje, zoals je dingen kunt missen die niet noodzakelijk goed voor je zijn geweest. Ik mis het met ongeveer dezelfde intensiteit als de geur in onze gloednieuwe Opel Manta uit 1973, of de pudding die op mijn moeders aanrecht stond te stijven in potjes die we bij Seca cadeau hadden gekregen.

Bijna zou ik me daarmee een rare snuiter voelen, mocht ik in de krant niet lezen dat de faculteit godgeleerdheid tegenwoordig de snelst groeiende is van de KU Leuven. Waarschijnlijk zitten daar flink wat lieden tussen zoals ik, die vrank en vrij door het leven huppelen om dan opeens een kille hand om hun hart te voelen bij het zien van een loodgrijs wolkendek met gaten erin, waardoor verloren zonlicht in grote zuilen naar beneden tuimelt. Zoals op die prenten “God ziet u û hier vloekt men niet” van vroeger, die ik meteen in het toilet zou ophangen mocht ik er een van kunnen bemachtigen. Het toilet. U merkt het. Zo droevig is het tegenwoordig met mijn geloof gesteld. Hoewel ik niet denk dat ik er zelf ooit nog actief een zal belijden, vind ik het een prettige gedachte dat mensen de leegte niet alleen aan de kassa van de Makro bestrijden, maar bijvoorbeeld ook door zich te verdiepen in dogma’s van pausen uit lang vervlogen tijden. Mocht er in het Gentse een zelfstandige biechtvader zijn deuren openen, dan is het goed mogelijk dat hij mij toch eens over de vloer zou krijgen. Als hij zijn handel handig combineert met stoombaden, etherische muziekjes en een ruim assortiment aan zuiverende thee, lijkt het mij zelfs niet uitgesloten dat hij gouden zaken zou doen.

JEAN-PAUL MULDERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content