Interieurarchitect Nicolas Dervichian wil vrij kunnen bewegen in zijn flat in het centrum van Brussel, zonder belemmerd te worden door deuren of muren. En hij wil zijn woning moeiteloos kunnen aanpassen mocht dat nodig zijn.

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

N icolas Dervichian noemt zijn woning de ene keer een loft en de andere keer een appartement. Het is eigenlijk een loft van meer dan 350 vierkante meter oppervlakte die alle comfort biedt van een flat. “In oorsprong is het natuurlijk een loft, omdat dit een industrieel gebouwd stapelhuis was”, legt Dervichian uit. “Maar ik heb de inrichting anders opgevat. Wat ik zo boeiend vind aan het loftprincipe, is de flexibiliteit: er is plaats en je kunt je vrij bewegen. Het dringt je geen vast patroon op. Ook niet wat de toekomst betreft: je kunt hem moeiteloos veranderen, een nieuwe functie geven, zonder grote verbouwingswerken. Dat kan niet in een klassieke flat of een huis.”

Het gebouw staat in het hart van Brussel, op een steenworp van de Kunstberg en MannekePis, op een plek waar je geen industriĆ«le gebouwen verwacht. Maar wie de hoofdstad een beetje kent, weet beter, want eenmaal je de Grote Markt in zuidelijke richting verlaat, beland je in een halfindustriĆ«le wijk waar oude fabrieksgebouwen en stapelhuizen staan. Er werd veel gesloopt, maar hier en daar bleef er wat bewaard dat nu tot lofts en kantoren wordt omgevormd. “Dit is een aparte buurt,” vertelt Dervichian, “waar er ’s nachts wel eens iets gebeurt, maar daar komt verandering in, want straks worden de braakliggende terreinen bebouwd.”

De talrijke vensters bieden hem een vrij spectaculair uitzicht op enerzijds een restant van de oude stadsmuur en anderzijds moderne kantoorgebouwen. Precies een soort landschap dat hem inspireert en waarmee hij vrij vertrouwd is, want hij werkte vroeger enkele jaren in New York bij Peter Marino. In het begin van zijn carriĆØre richtte hij meer privĆ©-woningen in, tegenwoordig is hij samen met zijn vennoot Bernard De Cort actief in het inrichten van kantoren. “In twee jaar tijd hebben we liefst 46.000 vierkante meter kantoren ingericht”, vertelt hij. “Dat drukt natuurlijk een stempel op mijn stijl. Hoewel het omgekeerde ook waar is. Ik tracht juist mijn opdrachtgevers ervan te overtuigen om kantoren in te richten met de kwaliteit van een privĆ©-interieur. Soms zelfs ook met de sfeer van een woning. Dat merk je dan in het meubilair en de verlichting.”

Toen hij deze loft verwierf, stond er niets in, zelfs geen binnenmuur. “Behalve een technische koker waartegen de keuken moest komen. Die heb ik dan ook verwerkt, aan de kant van de zithoek, in een bibliotheek”, legt hij uit. “Voor de rest kon ik vrij muren, eigenlijk meer wanden, plaatsen. Want alles afsluiten heb ik bewust niet gedaan, om het open karakter te bewaren, zelfs naar de slaapkamer, die toegankelijk is via een schuifdeur.”

Midden in de loft kwam de open keuken met een mooie eettafel die terzelfder tijd dienstdoet als een soort extra aanrecht. Bijna alle meubels in huis werden door hemzelf ontworpen. Behalve een oud buffet van Florence Knoll en de elegante plastic stapelstoelen van Verner Panton in de keuken.

Het buffet van Knoll komt uit zijn ouderlijk huis. Nicolas is de zoon van JĆ©rĆ“me Dervichian, die destijds een belangrijke rol speelde bij de interieurfirma De Coene in Kortrijk. Dit bedrijf was vooral tijdens het interbellum en de jaren zestig en zeventig toonaangevend. In de jaren zestig ging De Coene, deels onder invloed van Dervichian, echt de internationale toer op door onder meer te werken voor Charlotte Perriand, ooit de rechterhand van Le Corbusier, en door ook in licentie meubels te maken van onder meer Mies van der Rohe en Bertoia. “Ik ben dus opgegroeid tussen design”, zegt Nicolas. “Ons huis zag er helemaal wit uit en overal waren er muurkasten. Het was in ieder geval helemaal anders dan bij de buren. Misschien is het juist daarom dat ik wat minder bezig ben met design zelf. Ik ben meer geboeid door het architecturale aspect van een interieur.”

Dervichian heeft al heel wat meubels ontworpen, maar doet daar vrij bescheiden over. “Ik denk dat ik meer plezier beleef aan het laten maken van iets dan dat ik de pretentie ontwikkel dat al wat ik maak even origineel is. Als je opgegroeid bent tussen de design besef je hoe relatief dat allemaal is. Er wordt veel gevarieerd op hetzelfde thema.”

Voor de rest is deze loftflat sober aangekleed. Het enige wat nog opvalt, zijn de talrijke zwartwitfoto’s van hemzelf en Bart Michiels, en de voyante decograp van zijn vriend Koen Wastijn, die een opgezette poema het silhouet gaf van het logo van een bekend sportschoenenmerk. Wastijn inspireert zich immers op bekende merklogo’s die dieren uitbeelden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content