:: Reacties : jp.mulders@skynet.be

Door welke hond zijn BMW-chauffeurs toch gebeten ? Die vraag kwam deze week weer onontkoombaar in me op, toen ik in de supermarkt wat voedingswaar wou aanschaffen en geconfronteerd werd met zo’n voertuig dat haaks voor de lift stond geparkeerd. Niet dat er op de parking geen plaats meer was ; de bezitter van de auto had zichzelf een voettocht van 30 meter willen besparen. Typisch, moest ik denken.

Hoe komt het dat je zulke staaltjes significant vaker bij BMW-rijders ziet ? Vele jaren al vraag ik mij dat af, ontelbare keren opgejaagd, uitgedaagd, gebruuskeerd, de weg afgesneden en naar het leven gestaan als ik ben door lieden die zich achter het stuur verschansen van zo’n tuig dat de lopende band heeft verlaten van de Bayerische Motoren Werke AG. Zou dat nu die fameuze Freude am Fahren zijn, waarop deze Duitse achterwielaandrijvers zich gretig beroepen ? Soms lijkt het alsof asociaal weggedrag een afspraak tussen hen is.

Ik moet bekennen dat ik nog nooit als passagier in een BMW heb gezeten, laat staan dat ik er zelf een zou hebben bestuurd. Ik ken enkel de buitenkant van het verschijnsel : loerende, gluiperige oogjes die opdoemen in je achteruitkijkspiegel om je vervolgens in de kont te priemen, terwijl je toch al sneller rijdt dan toegelaten is. Ze hebben iets van een haai, een roofvogel. Niet dat ze altijd zo dringend ergens moeten zijn. Ze doen het gewoon voor de sport. “Bent u sportief ?” was niet toevallig de slogan waarmee de recentelijk gelanceerde nieuwe 3-reeks werd gepromoot. Een kilometer borstcrawl, ja, dat vind ik sportief, of per fiets naar Friesland rijden door regen en wind. Maar een gaspedaal indrukken en aan een stuurwieltje draaien ? Het ontgaat mij een beetje.

Het rare aan BMW’s is dat ze hoofdzakelijk door twee soorten mensen bestuurd lijken te worden : door haaien, die zweren bij de wet van de sterkste, en door sprotjes met een ” petitzizi“, zoals ze in het Frans zo beeldend zeggen. Het ergst zijn vaak nog de aftandse, tweedehandse modellen, bestuurd door coiffeurs, eerstaanwezende klerken en pooiers op hun retour. Met het bekende blauw-witte logo (dat een vliegtuigschroef tegen een felblauwe hemel voorstelt, op zich best wel charmant) proberen ze zich een air van geslaagdheid aan te meten. Bij vrouwen lokt het merk niet zozeer agressie als hooghartigheid uit. Het doet hen leven met de neus in de lucht en een minachtende grimas om de mond. Alsof ze overal vieze luchtjes ruiken.

Frustro, zult u misschien denken, ervan uitgaand dat zoveel wrevel tegenover een automerk haast alleen door afgunst ingegeven kan zijn. U dwaalt. Ik kan er perfect mee leven dat mensen zich door de wereld bewegen in een vehikel dat sneller, hoger, chiquer, duurder of anderszins indrukwekkender is dan het mijne. Voor dikke Volvo’s en Mercedessen, prijzige Jaguars en Aston Martins, en zelfs voor de recentelijk zo verguisde 4×4’s voel ik bijlange niet dat soort aversie – al moet ik toegeven dat ik de guitige oogjes van een Renault Kangoo vaak sympathieker vind.

Uiteraard veralgemeen ik hier de zaken. Natuurlijk zullen er ook wel een handvol lieve, galante, gezellige en zelfs bescheiden mensen in BMW’s rondtuffen. Helaas lijken zij een minderheid te vormen. Te vaak en met te grote halsstarrigheid heb ik BMW’s zien bumperkleven, rechts inhalen, op degoutante wijze parkeren en het vertikken de knipperlichten te gebruiken om nog te kunnen geloven dat er geen systeem achter zit. Zo ver gaat dat zelfs dat ik mij tegenwoordig een aap schrik als een BMW-chauffeur mij hoffelijk voorlaat, breed glimlachend of zelfs met een gulle zwaai van de hand.

In een rechtstaat, zo wordt te pas en te onpas gezegd, ben je onschuldig tot bewijs van het tegendeel. Bij BMW-rijders geldt voor mij het omgekeerde : het is een zware contra-indicatie, zo’n beetje vergelijkbaar met het haten van katten. Beide categorieën, BMW-chauffeurs zowel als kattenhaters, zal ik wantrouwen tot ze mij van hun goede bedoelingen hebben overtuigd. Dat kan met gebruik van alle bewijsmiddelen, tekens en indiciën inbegrepen.

Nu zijn er best een paar BMW-modellen waarvan ik vind dat ze iets hebben. De oudere 5-reeksen, bijvoorbeeld. Die kijken kwaadaardig en gepijnigd tegelijk, alsof ze een lang en zondig leven hebben geleid, maar tot inkeer zijn gekomen. En dat nieuwe kleintje, de 1-reeks geloof ik, vind ik met zijn nostalgische, haast bolhoedachtige lijnen zelfs ronduit fraai van design. Dat neemt niet weg dat ik er nooit mee zou kunnen rijden. Ik zou het logo als een stigma ervaren. Ik zou mezelf een voorkruiper voelen, een haantje en een botterik. Een beuzakske, zoals ze in het Gentse zeggen.

JEAN-PAUL MULDERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content