Bij de felle herfststorm waaiden de dakpannen van het huis waar ik net de dag tevoren was ingetrokken. “Scherven brengen geluk”, zei de brandweerman die de boel kwam inspecteren. Ik hoop dat ik hem kan geloven.

De afgelopen weken waren een rare periode in mijn leven. Iedereen die verhuist, maakt het mee. Je leven wordt opgedeeld in een ervoor en een erna. Dat gebeurt echter niet op een duidelijke manier. Wekenlang leef je in een soort niemandsland. Niet meer thuis aan de ene kant en nog niet thuis op het andere adres. Je werkt je te pletter, slaapt te weinig, eet niet behoorlijk. Je hebt geen flauw vermoeden meer in welke doos alles zit, wat je de dagen tevoren hebt ingepakt. Je bent een beetje het spoor bijster.

Je sorteert je leven. Lade na lade, kast na kast beslis je of iets nog belangrijk is, mee mag met het grof huisvuil, of toch nog wordt ingepakt om in een doos op zolder bereikbaar te blijven. Er gaat van alles door je handen: kleren, boeken, foto’s, alles beladen met herinneringen. Dozen met brieven, van voor de veralgemening van de e-mail, waarbij je moet strijden tegen de aanvechting om ze allemaal opnieuw te gaan lezen. Een verleiding die je niet altijd kunt weerstaan. Dan komen flarden leven weer terug, waarvan je dacht dat ze nu wel voorgoed veilig opgeborgen waren. Sommige blijken vervaagd, zelfs futiel geworden met de jaren, van andere zijn de scherpe kantjes nog altijd even pijnlijk.

Je verlaat een huis waarin je geleefd hebt (veertien jaar is niet niks), een omgeving die getuige was van geluk en van triestige perioden. Je komt ergens aan waar je weet dat de nare geesten verjaagd moeten worden van het ongeluk dat er kortgeleden nog huisde. Ik heb altijd al het gevoel gehad dat huizen weet hebben van wat mensen binnen hun muren hebben beleefd, dat ze ermee beladen zijn. Een nieuw huis betrekken, het aankleden, het heeft iets van een bezweringsritueel. De muren zijn neutraal, ze wachten af wat je met ze doet. Een huis kan je zijn toestemming geven om gebruikt te worden of het kan zich tegen je verzetten. Het gekke is dat je het meestal voelt van het eerste moment dat je ergens binnenkomt: dit is een plek waar ik kan leven. Zo’n huis voelt als een tweede huid, als een zacht soepele handschoen.

Dan ga je puzzelen om een nieuwe omgeving te scheppen, met alles wat je in je leven hebt vergaard en wat je de moeite vond om te bewaren. Beetje bij beetje rijg je de eindjes aan elkaar en maak je een nieuw tableau. Ik zou het niet kunnen, zoals sommige mensen doen, bij zo’n verhuizing tabula rasa maken. Noem mij maar gerust een fetisjist. Ik geef ootmoedig toe dat vertrouwde dingen, die een belangrijke rol spelen bij dagelijkse rituelen, mij het gevoel geven dat er continuïteit in het leven zit. Het is al rustverstorend genoeg om je tenten op te breken, elders alles een nieuwe plaats te moeten geven en een tijd als een kip zonder kop in je eigen huis rond te lopen op zoek naar wat vanzelfsprekend zou moeten zijn.

En mysterieus: in elke verhuizing zijn er zaken die spoorloos raken. Alsof dat zo moet zijn. Je hebt je toch nog aan ze vastgeklampt, vaak tegen beter weten in, en dan zorgen ze er zelf wel voor dat ze uit je leven verdwijnen. Duiken misschien later nog op, maar dan weet je wel zeker dat je ze niet hebt gemist en kunnen ze voorgoed geëlimineerd worden.

Verhuizen is, voor een sentimenteel mens als ik, een alles absorberende bezigheid. Het woelt zo veel om en haalt zo veel naar boven dat er een tijd moet over gaan om weer vertrouwde sporen te vinden. Niet voor niets staat verhuizen als nummer twee op de lijst van de meest stressverwekkende activiteiten in een mensenleven. Alleen een dierbare verliezen staat er nog voor. Maar verhuizen is ook een beetje je eigen leven opgeven om er een nieuw te bouwen. En dat is dan de positieve stress.

TESSA VERMEIREN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content