Het Zwitserse Basel kun je moeilijk een hippe stad noemen. Maar op het vlak van kunst en architectuur vind je hier wel het neusje van de zalm. Ideaal voor wie zich een weekend lang wil onderdompelen in een cultuurbad.

Wat ga je daar zoeken ?” Mijn vriend is oprecht verbaasd. Basel is in zijn ogen niet meteen een droombestemming. “Een doorreisstad, de moeite van het stoppen niet waard, tenzij je natuurlijk van chemische industrie houdt.” Het is nu bijna twintig jaar geleden dat ik ze voor het eerst bezocht. En ik herinner me er eerlijk gezegd nog weinig van : een donkerrood gekleurd Rathaus, smalle steegjes, de fontein van Tinguely. Maar vooral een onuitwisbare indruk van een aangename, vriendelijke plek. Hoog tijd om de kennismaking te vernieuwen.

“Ga je de stad bezoeken ?” vraagt Marianne Panton, weduwe van de in 1998 overleden Deense designer Verner Panton, met zichtbaar genoegen. We ontmoeten elkaar toevallig aan de vooravond van mijn bezoek. De Zweedse, die veertig jaar geleden met haar echtgenoot in Basel kwam wonen, is gek op de plek : “Er is zoveel te zien en veel te weinig mensen weten dat.” Met 200.000 inwoners is dit de derde grootste stad van Zwitserland, na Zürich en Genève. Hoewel geen metropool heeft ze wel een eigen gezicht en vooral een cultureel aanbod van internationale allure. “De Kunstmesse is een van de grootste ter wereld”, merkt ze fijntjes op. “En er zijn tientallen musea en galerieën die de moeite waard zijn. Oudere zoals het Kunstmuseum, dat een fantastische collectie heeft, en nieuwere zoals de Fondation Beyeler, met een zeer hedendaagse architectuur.” Maar wat haar werkelijk aanspreekt, is de sfeer : “Gelegen op een drielandenpunt. Zelf vind ik dat erg leuk, dat gevoel van met één been in Frankrijk en één in Duitsland te staan, en met de handen in Zwitserland. Die vrijheid om eventjes in een ander land te gaan lunchen of dineren. En er is ook ambiance. Bij de Tinguely-fontein, vlak bij de Kunsthalle, gebeurt altijd wat. Daar komen de mensen samen.” Als ik haar vraag wat ik vooral niet mag missen, aarzelt ze geen seconde : “De Rijn ! De omgeving van de Mittlere Brücke is een van mijn favoriete plekken. Je hebt er een schitterend zicht op de oude stad.”

Op de brug heeft een verliefd koppeltje zich in de zon genesteld en een enkeling staart dromerig in het snelstromende water, maar de meesten haasten zich voort zonder het uitzicht een blik te gunnen. De Mittlere Brücke is tegenwoordig een van de zes bruggen tussen Groot- en Klein-Basel, 650 jaar lang was het echter de enige verbindingsweg. “Een belangrijke brug dus, die ons veel geld heeft opgeleverd”, zegt stadsgids Madeleine Wamisler, wijzend op het tolhuisje halverwege. Zoals zovele grote en kleine steden is Basel ontstaan aan een knooppunt van rivieren : onder de Barfüsserplatz loopt de Birs, die ter hoogte van de Marktplatz in de Rijn stroomt. De Münster-kathedraal torent hoog boven het water uit.

Erasmus, zijdelinten en chemie

“Op de Münsterplatz begon onze geschiedenis. De Kelten vestigden zich hier in vijftig voor Christus, later kwamen de Romeinen, die op hun beurt verdreven werden door de Allemannen en de Franken. De naam Basiliam werd voor het eerst genoemd in 374″, vertelt Madeleine. Zoals de meeste Europese steden kreeg Basel zijn portie vernielzucht te verwerken. “De diverse oorlogen hebben uiteraard hun sporen nagelaten, maar er was ook natuurgeweld. In 1356 werd de stad bijna volledig verwoest door een aardbeving, waardoor je hier nog maar weinig gebouwen vindt van voor die tijd. En in 1529 hebben de iconoclasten lelijk huis gehouden. Tot aan de Reformatie waren we immers een bisschopsstad en veel van het katholieke patrimonium is toen vernield.”

De periode tussen 1431 en 1529 is om meer dan één reden bepalend geweest voor de stad. Zo gaf het Concilie van Basel (1431-1448) ontstaan aan de papierindustrie. Madeleine : “Alle besluiten en notulen moesten ergens worden neergeschreven. Dus hebben we een familie papiermakers uit Italië hierheen gebracht en de graanmolens van de monniken omgebouwd tot papiermolens. Dat trok op zijn beurt drukkers aan, en schrijvers : humanisten zoals Erasmus van Rotterdam, die hier in de kerk begraven ligt.”

In 1501 trad Basel toe tot de Confédération Helvétique en de cantonregering besloot ten tijde van de Reformatie vluchtelingen uit de omringende landen op te nemen. Generaties later lagen zij aan de basis van de chemische industrie. Madeleine : “We accepteerden niet eender welke religieuze vluchtelingen. Alleen de rijken en degenen met een gedegen vakkennis hadden een kans. De Hugenoten uit Frankrijk waren zulke bekwame ambachtslieden, gespecialiseerd in het produceren van zijdelinten. Halverwege de achttiende eeuw was dat een bloeiende nijverheid. Het weven zelf was huisarbeid : er is een periode geweest dat in één op de twee huizen een weefgetouw stond waarop de linten werden gemaakt. Het verven gebeurde aanvankelijk met plantaardige kleurstoffen, maar vanaf 1850 ging men experimenteren met synthetische middelen. En daaruit is onze chemische industrie ontstaan.” Vandaag beperkt de chemie zich allang niet meer tot verf en kleurstoffen. Grote firma’s als Roche, Syngenta, Ciba, Sandooz en Novartis hebben hier hun hoofdzetel.

Meneer Dingedinge

Wandelend door de straatjes van de Altstad wijst Madeleine ook op de petites histoires : de typische gevelversieringen met zwarte bollen, het huis waar Herman Hesse heeft gewoond en zich naar verluidt voor zijn Steppewolf heeft laten inspireren door het embleem, de Tinguely-fontein, gemaakt van restanten van het oude theater, het standbeeld van meneer Dingedinge, zo genoemd omdat de man, alom gerespecteerd omdat hij zovele monumenten voor afbraak behoedde, geen naam kon onthouden.

Én het Läckerli Huus. Madeleine : “Basel heeft eigenlijk geen echte culinaire specialiteiten, behalve de Läckerli. Een koekje dat tijdens het Concilie voor het eerst werd gebakken, om de vergaderingen wat zoeter te doen smaken. Je moet het echt proeven. Het is gemaakt van allerlei specerijen en honing, volgens een meer dan vijfhonderd jaar oud recept, dat trouwens een goed bewaard geheim is.” De smaak herinnert aan onze speculaas en peperkoek. Niet zo hard als de ene, niet zo zacht als de andere en toch net een tikkeltje anders. Lekker.

Als het op shoppen aankomt, is Basel beslist geen hippe stad. Geen grote designwinkels, en trendy modezaken vind je er slechts mondjesmaat. Alleen in de Freie-strasse komt de modebewuste shopper een beetje aan zijn trekken : van C&A en Vögele tot Kookai en Benetton, naast enkele exclusieve boetieks met merken als Hermès, Vuitton, Dolce & Gabbana, Prada, Gucci en Jil Sander. “Klopt”, zeggen Fabio, Fahny en Salvatore. Alle drie studeren ze architectuur aan de Fachhochschule en ondanks het onhippe karakter noemen ze Basel wel interessant. “In de jaren negentig was dit eigenlijk dé stad op het vlak van hedendaagse architectuur”, zegt Fahny. “In die periode zijn hier tal van interessante gebouwen gezet.” Salvatore : “We hebben ook enkele architecten die internationale faam verwierven zoals Diener en Diener en Herzog en de Meuron, die Schaulager tekenden. Maar er zijn ook projecten gerealiseerd door buitenlandse architecten. Renzo Piano, bijvoorbeeld, is de architect van het museum Fondation Beyeler. En net over de grens in Weil am Rhein heb je de site van Vitra, met gebouwen van O’Gehry, Zaha Hadid en Tadao Ando.” Schaulager, de nieuwste aanwinst op het vlak van boeiende hedendaagse architectuur, is eigenlijk een groot monolithisch blok en is in eerste instantie bedoeld als depot om de gigantische kunstcollectie van de Emanuel Hoffmann Foundation onder goede omstandigheden te bewaren en research mogelijk te maken. Maar de kelderverdieping wordt ook gebruikt als tentoonstellingsruimte.

Valt hier buiten cultuur en architectuur iets te beleven ? Drie gezichten kijken me haast sprakeloos aan. Dit is blijkbaar een moeilijke vraag. “Er zijn cinema’s en bars waar muziek wordt gemaakt, maar nee, geen echte dancings of clubs”, zegt Salvatore. Wat doen jullie dan ’s avonds ? Waar ontmoeten jullie elkaar ? De gezichten klaren op. “De Rijn”, klinkt het haast in koor. “Daar hangt altijd een speciale sfeer”, zegt Fabio. “Er wordt muziek gespeeld en er zijn verscheidene bars. Zoals Kaserne, dat is echt een leuke plek om af te spreken en iets te drinken.” “En als het echt warm is, wordt er gezwommen in de Rijn. Nu ja gezwommen : je hebt een waterdichte zak waarin je al je kleren stopt en je laat je meedrijven met de stroom”, lacht Fahny. Mij lijkt het een hachelijke onderneming. Zeker als je ziet met welk een krachtige stroming de rivier zich hier door de bocht wringt.

“De Rijn geeft leven aan de stad. Soms lijkt het of alle activiteit zich daarrond concentreert”, bevestigt Ides Bogaert. We ontmoeten hem toevallig, raken aan de praat. De Vlaming woont met zijn gezin al enkele jaren in Basel. “Het is hier goed leven. Je verdient meer, maar het leven is hier ook duurder. En natuurlijk mis je een aantal dingen. Kinderopvang is veel moeilijker en de enorme variatie bij ons in de supermarkt, dat vind je hier nergens.” Zijn de mensen uit Basel ‘Zwitsers ontoegankelijk’ ? “Er zijn er die je moeilijk accepteren en liever geen zaken met je willen doen omdat je een buitenlander bent. Gelukkig zijn ze niet allemaal zo. Weet je wat makkelijkst bruggen slaat ? Het voetbal. Basel heeft een sterke ploeg. Als je daarin geïnteresseerd bent, dooit dat het ijs heel snel.” n

Tekst Hilde Verbiest l Foto’s Michel Vaerewijck, l Illustratie Tina Vandormael

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content