Een comfortabel leventje in Engeland gaven de Whittles op om in de Indiase jungle te vechten voor het voortbestaan van de tijger. Met hun ecologische, kleinschalige aanpak en de hulp van de plaatselijke bevolking boeken zij successen waar grotere organisaties faalden.

Met zijn hoofd naar beneden loopt Geoff Whittle te zoeken naar vage sporen in het zand. Hij wijst de indrukken van brede tijgerklauwen aan. “Vanmorgen moet hij hier voorbij zijn gekomen”, zegt hij en speurt de steile oevers af van de droge rivierbedding waarin we staan. Aan beide zijden staat hoog, droog en rank gras te wuiven. De zwoele, hete, geurige bries ritselt door de stengels, alsof er een dozijn tijgers in verborgen zit.

Tussen de parallelle rijen sporen zien we ook nog een golvende lijn, afkomstig van het jongste slachtoffer van het roofdier. Waarschijnlijk een sambar, een groot, zwaargebouwd hert. Er zijn ook vage bloedspatjes te zien en bosjes ruig bruin haar. “Het is nog heel vers”, zegt Geoff. We volgen de sporen nog zo’n twintig, dertig meter. Dan verdwijnen ze links in het dichte gras. Geoff denkt dat het wijs is terug te keren. “Hij bevindt zich misschien vlak bij ons”, voegt zijn vrouw Cherrie eraan toe. “Een tijger kruisen die op jacht is, is heel gevaarlijk. Het is natuurlijk erg spannend er een in dit gebied te vinden, maar de kans is reëel dat we oog in oog met hem komen te staan.” Heel stil en voorzichtig lopen we weer naar de straat.

Tegen zonsondergang staan Geoff en Cherrie, oprichters van LifeForce, een organisatie voor het behoud van de tijger, in hun open jeep intensief door hun verrekijker te turen. De hele dag hebben we het noordelijke deel van het Satpura Tiger Reserve doorkruist, diep in Madhya Pradesh, de zogenaamde ’tijgerstaat’ die het toevluchtsoord is voor wel twintig tot dertig procent van de overblijvende tijgerpopulatie in India. Geoff en Cherrie zijn minstens drie dagen per week bezig met patrouilleren en het opsporen en controleren van het zowat half dozijn tijgers dat ze in dit deel van het park hebben kunnen identificeren. Altijd op uitkijk naar tekens die wijzen op storende menselijke aanwezigheid, vooral van stropers dan. Het is een lange, warme en vermoeiende dag geweest.

Plots horen we zo’n honderdvijftig meter verder een alarmsignaal, één enkel hoog geluid, afkomstig van een gevlekt hert. Meteen volgt er nog een reeks van die krachtige kreten, die van boom tot boom over de vlakte lijken te galmen. We halen er een sterke schijnwerper bij. Een hele kudde gevlekte herten achtervolgt een tijgerin, schaduwt haar, stopt wanneer zij stopt, beweegt wanneer zij beweegt. Maar de jacht is voorbij. De tijgerin werd ontdekt en de hele kudde staat met geheven kop in haar richting te kijken. Ze wacht even, haar ogen schieten vuur in het donker. Dan werpt ze ons nog een laatste onheilspellende blik toe en verdwijnt in alle stilte. Een adembenemende ervaring. “Hoe noemen jullie haar?” vraag ik. “Durf ik niet zeggen”, antwoordt Geoff. “Wij gebruiken enkel namen voor ons eigen gemak. Allemaal, behalve eentje, wijzen ze exact aan waar de tijger leeft. Als die gepubliceerd worden, dan hebben de stropers de kaart in handen die ze nodig hebben om de dieren neer te schieten.”

Terecht zijn ze zo voorzichtig. Honderd jaar geleden leefden er zo’n 40.000 tijgers in India. Recente schattingen hebben het over nog nauwelijks twee- à drieduizend. Volgens Cites (conferentie over de internationale handel in bedreigde diersoorten) zou veertig procent van het miljard inwoners van India in bosrijke gebieden wonen. Velen in stammen die flink in hun vrijheid werden beknot toen zowat dertig jaar geleden de nationale parken en wildreservaten werden afgegrensd. Vaak proberen ze nog altijd de natuurlijke bronnen van het bosland te exploiteren en laten er zo’n 80 miljoen stuks vee grazen, wat de natuurlijke prooien van de tijgers op de vlucht jaagt en vaak in tegenstrijd is met de menselijke belangen. Sommige stammen zijn zo arm dat ze hun toevlucht nemen tot illegaal houthakken en stropen. Niemand weet hoe snel de tijgers helemaal uitgeroeid zullen zijn: hun huid, klauwen, beenderen en andere lichaamsdelen worden gebruikt voor souvenirs en als ingrediënten in de traditionele Chinese geneeskunde. Volgens sommige schattingen zouden er minstens twee per dag worden gedood. De somberste voorspellingen geven de Indiase tijger nog duizend dagen eer hij volledig uitgestorven zal zijn.

Op 1 april 1996 arriveerden Geoff en Cherrie Whittle (allebei 42), Geoffs jongere broer Nigel, een bioloog die al achttien jaar veldwerk had verricht bij de tijgers, en hun zoontjes Ollie (13) en Jamie (11) in het smoorhete Delhi, elk met maar één koffer. Ze hadden alles verkocht wat ze hadden: een goedlopend reclamebureau, een huis met vijf kamers, twee auto’s en een comfortabel leven in het zuiden van Engeland. Ze wisten niet wat de toekomst hen ging brengen, maar ze waren vastbesloten om mee te vechten voor het voortbestaan van de laatste tijgers in India.

De aanzet voor hun plan was een jaar eerder gegeven tijdens een familiefeestje. Nigel was toen pas uit India teruggekeerd en voelde zich erg teleurgesteld over het uitblijven van succes op het gebied van natuurbehoud en bescherming van de natuurlijke woongebieden. Geoff: “Volgens hem was de enige hoop voor de tijger in India een project uit de grond stampen om de problemen ter plaatse te ondervinden en op te lossen. Toevallig waren wij in ons leven op een keerpunt gekomen en wilden wij iets doen wat echt de moeite was.” Cherrie: “Hoewel het de belangrijkste beslissing van ons leven was, was het heel gemakkelijk.”

Achttien maanden later bevonden ze zich in het halftropische regenwoud van het Balpakram National Park, een van de natste plekken ter wereld. Totaal ontmoedigd zaten ze in een door knaagdieren geplaagd pension met uitzicht op de grens met Bangladesh. Bloedzuigers zogen zich vast op elk stukje blote huid, malariamuggen cirkelden rond hun hoofd en de regen tikte onophoudelijk op het golfplatendak. Hun spaargeld ging er snel door. Ze begonnen zich af te vragen of ze wel een wijze beslissing hadden genomen. Geleidelijk werd het duidelijk dat hun oorspronkelijke plan om een vakantieverblijf voor ecotoerisme te beginnen en met de winst natuurbeschermingsprojecten te financieren, veel te optimistisch was en gehinderd werd door bureaucratische en praktische moeilijkheden. Geoff: “We moesten iets doen dat veel sneller effect zou hebben. We besloten een liefdadigheidsinstelling op te richten die we LifeForce noemden. We konden fondsen werven, die rechtstreeks aanwenden en ervoor zorgen dat de dingen goed werden gedaan omdat wij ter plaatse waren.”

Van bij het begin besloten de Whittles dat giften uitsluitend besteed zouden worden aan natuurbehoud. Ze zouden in hun eigen levensonderhoud voorzien door ecotoeristen uit te nodigen om een bezoek te brengen aan hun project en te genieten van de jungle en de wilde dieren. Er was nog één hinderpaal: ze hadden nog altijd geen geschikte plek gevonden.

Toen ze naar Delhi terugkeerden, kregen ze de raad eens te gaan praten met natuurbeschermer en filmproducer Pradeep Krishen, de echtgenoot van de schrijfster Arundhati Roy. “Hebben jullie Satpura al gezien?” vroeg hij. “Ik ben er zeker van dat dit de plek is die jullie zoeken.” Hij beschreef een landschap met een dichte groene jungle, wild en ruig, met diepe ravijnen, vet grasland en zo goed als ongerept. Het perfecte landschap voor tijgers. Ongeveer in het midden, ruim negenhonderd meter boven de zeespiegel, bevond zich de Pachmarhi-hoogvlakte, ooit een oud Engels verblijf waar officiersvrouwen kwamen uitblazen van de verstikkende hitte beneden in de vlakte. “Jullie zouden daar kunnen gaan wonen”, suggereerde Krishen.

Ze gingen een kijkje nemen en wisten onmiddellijk dat dit de plek was die ze zochten. Ze kregen een grillig gevormde bungalow te zien die te huur stond. Binnen was hij kaal en smerig. Het dak lekte en de bekleding van de zoldering was rot en gebarsten. Buiten was hij in jaren niet meer geverfd. Cherrie: “Maar we herstelden wat nodig was, gaven alles een likje verf, tapijten op de vloeren, prenten aan de muren en meubels erin en al snel begon het op thuis te lijken.” Ze leerden de dynamische nieuwe directeur van het natuurpark kennen, de dertigjarige Ramesh Pratap Singh. Hij had groepen westerse natuurbeschermers zien komen en gaan en was aanvankelijk sceptisch, maar ze leerden elkaar vertrouwen en werden vrienden.

Vier jaar later is de LifeForce Charitable Trust de enige westerse liefdadigheidsinstelling voor dierenbescherming in Madhya Pradesh en waarschijnlijk in heel India. Cherrie: “Dat heeft onze integratie veel gemakkelijker gemaakt, omdat de plaatselijke bevolking en de overheid hebben ingezien welke grote stap wij hadden gezet door met hebben en houden naar hier te verhuizen. Hier wonen heeft ook voordelen. Bijvoorbeeld dat we snel kunnen reageren. Het enige wat ik betreur, is dat we niet zoveel tijd met de kinderen kunnen doorbrengen.” Omdat het moeilijk was om goed onderwijs te vinden voor de jongens, zijn Ollie (nu 18) en Jamie (nu 16) op kostschool en zijn ze enkel tijdens de schoolvakantie bij hun ouders.

We zitten in het hoofdkwartier van LifeForce in Pachmarhi. Geoff doet zijn uiterste best om de omvang en de complexiteit van hun werk uit te leggen. “Het is als een jongleur die alle ballen tegelijk in de lucht probeert te houden. Wij moeten voor zoveel verschillende dingen tegelijk zorgen om een holistisch effect te hebben. Je kunt tijgerbescherming niet opdelen in simpele, goed afgebakende taken. Je moet het hele plaatje bekijken.”

Toen LifeForce zich pas in Satpura vestigde, ontdekten ze al snel een probleem bij de boswachters. Zij moeten zorgen voor de veiligheid en de goede werking van het natuurpark. Maar omdat ze onderbemand waren, slecht betaald werden, in weinig comfortabele omstandigheden leefden en soms twee tot drie maanden van huis weg waren, was hun motivatie ver te zoeken. Bovendien boterde het helemaal niet met de inheemse stammen in en rond het park. Volgens de reglementen van de Dienst Bosbeheer mochten die stammen geen vee hoeden binnen de grenzen van het natuurgebied. Gewassen telen mocht op heel beperkte schaal, maar die werden vaak vernield door de wilde dieren. Sommigen gingen illegaal stropen of houthakken. De boswachters van hun kant waren helemaal niet bekommerd om het welzijn van de stammen. In het beste geval beschouwden ze hen als hinderlijk en in het slechtste als criminelen. De stammen staken soms met opzet de bossen in brand. In die delen van het park waar de vijandigheid het hoogst was, kwamen de boswachters nog nauwelijks, bang als ze waren om aangevallen te worden.

Wildbeheer werd dus almaar moeilijker. LifeForce wilde die situatie omkeren. Ze redeneerden dat langetermijnstrategieën en natuurbehoud pas zin hadden als ze de inheemse stammen op hun hand konden krijgen. Geoff: “We wilden een beschermingscordon creëren met de positieve gedragingen van de mensen in en rond het park. Op die manier zouden de aanslagen op de natuur aanzienlijk beperkt worden, zodat de Dienst Bosbeheer kon beheren in plaats van te verdedigen.”

Een vermoeiende rit langs kronkelige paden leidt naar de westelijke grensgebieden van Satpura. Het was hier, in de schaduw van een grote mohaboom, met bloemen tot aan de grond, dat Geoff en Cherrie Ku Kanti Bai leerden kennen. Uitgeput en met gezwollen aangezicht zat het jonge meisje in het stof. Haar doffe ogen staarden in het niets toen de dokter haar onderzocht. “Ze heeft hartreuma,” zei hij, “over enkele weken is ze dood, tenzij ze wordt geopereerd. Kunnen jullie helpen?”

Op de ene of andere manier was het doodzieke meisje erin geslaagd nog vijftien kilometer te lopen om hulp te zoeken. De hulpeloze blik van het kind was genoeg om het koppel tot actie aan te zetten. “We moeten haar meteen naar het ziekenhuis brengen”, zei Cherrie. Ondanks het feit dat ze voor dringende zaken naar Engeland moesten, namen ze de tijd om geld in te zamelen en haar verplaatsing en ziekenhuisverblijf te regelen.

Toen ze een maand later terugkeerden, vernamen ze dat Ku Kanti Bai de dag van hun terugkeer was overleden. Op het moment dat ze in het ziekenhuis aankwam, was er geen arts aanwezig en niemand had de moeite gedaan om een nieuwe afspraak voor haar te maken. “We beschouwen dit als onze grootste mislukking”, zegt Geoff. “LifeForce moet ervoor kunnen instaan dat de dingen die moeten gebeuren, ook daadwerkelijk gebeuren. Zoiets zal nooit meer voorvallen.” Tegenwoordig organiseert LifeForce rondreizende veldhospitalen in de jungle met specialisten van het Bhatia Charity Hospital. Onlangs behandelden die meer dan 650 mensen in vijf dagen tijd. Met de hulp van de boswachters probeert het de relaties tussen de Dienst Bosbeheer en de inheemse stammen te verbeteren.

LifeForce begint dit jaar ook met het inzamelen van geld voor de verhuizing van stammen die buiten het park willen gaan wonen. Daarvoor is er ongeveer 2400 euro per gezin nodig. Ondertussen financiert LifeForce ook een compensatiefonds voor vee dat door tijgers wordt gedood en heeft het een systeem van kleine leningen op poten gezet. Dat voorziet in alternatieve bronnen van inkomsten, moedigt de zelfstandigheid aan en bestrijdt de armoede bij de stammen aan de rand van het park. Geoff: “Echte schurken die zich onledig hielden met stelen en stropen, zijn boer geworden dankzij het vooruitzicht op leningen, actieve ondersteuning en de kans om op een eerlijke manier hun kost te verdienen.” Het ziet ernaar uit dat de relaties tussen de inheemse stammen en de boswachters stilaan ontdooien en dat er echt wordt samengewerkt. “Onze mentaliteit is veranderd, en daardoor ook de hunne”, zegt Vinod Sharma, een van de hoofdopzieners. “Vroeger hielden ze alles voor ons verborgen. Nu geven ze ons informatie die ons naar de stropers leidt.”

De frontlijntroepen in het bosbeheer en de bescherming van de wildpopulatie zijn de boswachters. Een niet ongevaarlijke job, die kennis van de wildernis, toewijding, intelligentie, motivatie en een voorliefde voor wilde dieren vereist. De dertigjarige Tiwari is een typevoorbeeld. Zijn olijfgroene uniform is tot op de draad versleten, zijn schoenen gapen. Hij werd voor een maand naar een verafgelegen gedeelte van het park gestuurd. Zijn verblijf is een kaal tweekamergebouwtje in beton. Hij heeft er geen radio en zit er op vijftien kilometer van zijn dichtstbijzijnde buurman. Hij ‘erfde’ de job van zijn vader, toen die door een wilde beer werd gedood.

Tiwari patrouilleert in een stuk dichtbegroeide jungle van twintig vierkante kilometer. Hij heeft geen wapen, enkel een stok. Als hij oog in oog komt te staan met stropers, weet hij dat zijn kansen gering zijn. Niet lang geleden is een collega van hem doodgeslagen toen hij dieven had betrapt bij het kappen van teakhout. Voor zijn moed en zelfopoffering wordt Tiwari 3,25 euro per dag betaald. “Hoe kan ik mijn job doen zoals het hoort?” vraagt hij zich af. “Mijn vrouw en mijn jongste kind zijn ziek. Ik ben voortdurend met mijn gedachten bij mijn gezin. En wie kan ik om hulp vragen?”

Met geld dat geschonken werd door de Amerikaanse Fish and Wildlife Service begint LifeForce binnenkort aan de bouw van twee huizenblokken met elektriciteit, sanitair en stromend water. Tien boswachtersgezinnen zullen er veilig en comfortabel kunnen wonen met scholen en medische hulp in de buurt. Intussen is ook duidelijk geworden dat de boswachters over te weinig patrouillewagens beschikken. Hoofdopziener Jain was komen uitleggen hoe kritiek de toestand wel was: “Mijn werkterrein is erg bedreigd. Er wordt gestroopt en veel hout gestolen. Ik beschik over slechts vier mannen om te voet een gebied van 167 vierkante kilometer te controleren.” LifeForce bezorgde hem een Mahindra-jeep. In zeven dagen tijd had Jain drie stropers gearresteerd die tijgerklauwvallen bij zich hadden en een bende opgepakt die illegaal teakbomen aan het vellen was.

Het is mijn laatste dag in Satpura. We rijden ’s morgens langs een smal junglepad naar beneden. Plots ruiken we gevaar. Er hangt een waas in de lucht en achter een bocht zien we rookwolken opstijgen uit een felle bosbrand. Met een klein hartje voegen we ons bij een groep inheemse bewoners die de vlammen proberen te doven met takken. De wind is veranderlijk, het vuur onvoorspelbaar. Naar lucht happend in de verschrikkelijke hitte en rook gebruiken we onze armen om ons gezicht te beschermen tegen rondvliegende gensters. De vlammen razen in onze richting met een ongelofelijke snelheid en soms zijn we volledig omringd door het vuur. Onze kleren zijn verschroeid. De inheemse bevolking blijft blootsvoets doorwerken om de vlammen in bedwang te krijgen.

Uren later komen Geoff en Cherrie met de dorpelingen uit het zwartgeblakerde bos. Hoewel ze allemaal bedekt zijn met as en roet, loopt iedereen er opgewekt bij. Met veel geluk, moed en inspanning is het hen gelukt een van hun ergste vijanden te verslaan. Maar dat is niet de enige overwinning. Geoff: “Nog niet lang geleden zouden deze dorpelingen het vuur hebben laten branden.” De gebeurtenissen bewijzen dat de bevolking het bos begint te beschermen, ook al nemen ze daarbij grote risico’s. Brand is de grootste bedreiging voor mens en dier. Voor de tijgers, die afhankelijk zijn van een almaar onstabieler voedselnetwerk, betekent het de dood. Zonder beschutting voor henzelf en zonder gras en bladeren voor hun prooien, zullen ze gauw de hongerdood sterven.

Ik vraag Geoff welke tekenen bewijzen dat de strategie van LifeForce succes begint te oogsten. Recente verslagen melden een aanzienlijke toename in de populatie van zowel de roofdieren als hun prooien. De jaarlijkse telling van de voetsporen in het 1.400 vierkante kilometer grote gebied is jarenlang status quo gebleven: 31 geïdentificeerde tijgers. Nu is dat aantal gestegen tot 40 à 47. Toch wil Geoff niet te optimistisch zijn. “De problemen zijn hier nog ver van opgelost. Er is nog werk aan de winkel. Maar we zijn tenminste hier en we proberen er iets aan te doen!”

praktisch

Prijs: voor zeven overnachtingen in Pachmarhi, alles inbegrepen, met transport vanuit Bombay en diverse bezoeken betaalt u 769 pond of 1238 euro. Reken voor de vlucht op zo’n 340 pond of 550 euro.

Seizoen: de beste periode om dit deel van India te bezoeken, is van oktober tot mei. Het nationale park is open van november tot mei.

Inentingen: geen verplichte inentingen.

Visum: een visum is verplicht en een reispaspoort dat nog minstens zes maanden geldig is.

Info: voor donaties of bezoeken aan het project: LifeForce, 1A High Street, Sherington, Newport Pagnell, Buckinghamshire MK 16 9NA, Tel. +44 1908 21 15 67.

www.lifeforceindia.com – www.lifeforce.worldwideholidays.co.uk

Tekst en foto’s David Higgs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content