In ’68 sloot Christobal Balenciaga voorgoed de deuren van zijn couturehuis, en zo sloeg hij een belangrijke bladzijde modegeschiedenis om. Vandaag is de merknaam Balenciaga terug hip, erg hip zelfs, door toedoen van huisontwerper Nicolas Ghesquière, net geen dertig. Christobals geest leeft verder, maar dan wel omringd door Star Wars, Carrie en Madonna.

Als een ondernemende regisseur het idee zou krijgen een film te maken over het leven van couturier Christobal Balenciaga, dan kunnen we ons niet voorstellen dat het een erg boeiende prent zou opleveren. Want over Balenciaga bestaan weinig spectaculaire anekdotes, toch niet volgens de officiële biografieën. Het enige wat voor hem telde was vestimentaire perfectie, en daarvoor moest alles sneuvelen, van een eigen privé-leven tot de zenuwen van zijn assistenten. Christobal Balenciaga ademde couture, dag in dag uit, en bleek er de onnavolgbare grootmeester in, wat tijdgenoten als Coco Chanel en Christian Dior ruiterlijk beaamden.

In de jaren ’30, ’40 en ’50 en ook nog wel tijdens de sixties, scheen Balenciaga’s ster het meest lichtend: zijn creaties ontketenden keer op keer revoluties binnen de modewereld, hoewel ze ogenschijnlijk simpel en ingetogen leken. De van oorsprong Spaanse ontwerper vond conventies beperkend en schreef dus zelf een nieuw handboek, een pleidooi voor classicisme, maar dan herzien door een hardnekkige modernist. Hij hield van architecturale vormen en scherpe lijntekeningen, van tijdloze soberheid met een afgestreken lepel drama, niet verwonderlijk voor iemand met een erfgoed van Velasqueziaanse Infantes, flamencodansers en toreadors. Corsetten en ingesnoerde tailles vond hij vreselijk; een typisch Balenciaga-stuk was altijd van het lichaam weggeknipt, liet de nek bloot, of had net iets te korte mouwen zodat alle aandacht naar de sierlijkheid van de handen ging. Opzichtige ornamenten stonden een natuurlijke elegantie in de weg, vond hij, en als hij al broderies of fantasiestoffen gebruikte, ging het hem meer om het structuureffect dan om het louter figuratieve. Zijn defilémodellen waren geen ongenaakbare godinnen maar Spaanse vrouwen, klein van gestalte en voluptueus gerond, wat wonderwel strookte met zijn overtreffende trap van sculpturale naaikunst. Zijn robe sac in tweed, de mantels geïnspireerd op kabuki-kostuums, de subtiele babydolls, later gepopulariseerd door Saint Laurent, de ballonvormige avondjurken, de sari-japonnen, de pillbox hat, gedragen door Jackie Kennedy: allemaal klassiekers met eeuwigheidswaarde, met als hoogtepunt het beruchte cirkelkleed, een trapeziumvormige trouwjurk uit ’67, een prototype van minimalisme en een schoolvoorbeeld van hoogstaand abstract denken tegelijk.

Zelf trad Balenciaga nauwelijks tot nooit op de voorgrond om de felicitaties in ontvangst te nemen. Hij sloot zich liever op in zijn atelier, waar alle medewerkers zwijgplicht hadden. De mensenschuwe ontwerper legde de lat hoog, vooral voor zichzelf: zelfs wanneer een outfit volgens alle omstaanders echt niet verder geperfectioneerd kon worden, vond de couturier nog een ingeslopen fout, die hij vaak eigenhandig verbeterde. Latere couturehelden als Ungaro en Courrèges, in hun jonge jaren assistenten van Christobal, ondervonden de ijzeren en verbeten discipline aan den lijve, wat aan hun bewondering voor hun leraar niets afdeed, integendeel.

Balenciaga was geniaal maar koppig: gedurende zijn heerschappij weigerde hij lid te worden van La Chambre Syndicale de la Haute Couture, en bracht hij zijn modeshows pas een maand nadat de concurrentie had gedefileerd. Officiële interviews gaf hij nooit, en wie niet tot zijn selecte kring behoorde werd niet op zijn terrein toegelaten. “C’était une vie de chien”, verklaarde hij in ’68, nadat hij zijn retraite had aangekondigd. Hij stierf vier jaar later, unaniem gelauwerd en geprezen door een modewereld die zijn mysterie nooit had weten te doorgronden.

Tijdens zijn leven sprak Balenciaga met het grootste misprijzen over het systeem van de prêt-à-porter, dat hij minderwaardig en tweederangs vond. Ook wilde hij niet dat het huis Balenciaga zonder hem werd verdergezet. Het draaide evenwel anders uit. Terwijl andere maisons zoals Chanel en Dior met (wisselend) succes zonder hun stichters bleven bestaan, leek het huis Balenciaga weliswaar eerst in een diepe en langdurige winterslaap gehuld. Tot in ’86, toen de cosmeticagroep Jacques Bogart de nieuwe eigenaar van het voormalig Frans-Spaanse bastion werd. Het objectief was het op punt stellen van – jawel – een ready-to-wearlijn, een zet waarvoor de ontwerper Michel Goma werd ingehuurd.

Goma bleek niet genoeg artistiek gewicht in de schaal te kunnen gooien, een euvel waaraan zijn opvolger Josephus Thimister, Nederlander en ex-Antwerpse Academie, niet leed. Thimister zwaaide vanaf ’92 de scepter over de ateliers en slaagde erin het huis een zeker mediaprofiel te bezorgen door het opfrissen van de strenge, serieuze stijl die Christobal Balenciaga in ieders herinnering had achtergelaten. Modetijdschriften berichtten weer over het wat in de vergetelheid geraakte huis, modellen als Stella Tennant en Kirsten McMenamy werden de hippe catwalkgezichten, en toonaangevende winkels stockeerden het merk terug.

En toen kwam Nicolas Ghesquière. Waarvandaan wist niemand en het kon ook niemand wat schelen, want ondertussen kolkte het in Parijse modemiddens uit andere potjes. In ’97 waren alle ogen immers gericht op de perikelen bij Givenchy, Chloé en Dior, waar de Engelse Invasie was ingezet; couranten en andere media hadden enkel de mond vol van LVMH-overnames en personeelswisselingen bij Vuitton, Lanvin en Hermès.

Ghesquière, de nieuwe man bij Balenciaga, was onbekend en dus weinig bemind: slechts een handvol hardnekkige professionals kwam in oktober ’97 opdagen om zijn debuut te keuren. De jonge Ghesquière was geen beginneling binnen de rangen van la maison Balenciaga: al twee jaar lang tekende hij hun licentieproducten (van werkuniformen tot bruidsjurken voor de Japanse markt), en voorheen had hij werkstages afgeleverd bij designers als Gaultier, Corinne Cobson en Agnès B. Maar pas als hoofdontwerper van Balenciaga kon hij zijn signatuur laten gelden zonder, en dat was doorslaggevend, zich te laten afschrikken door de nagelaten erfenis van de grote Christobal. “Behalve de zwarte kanten jurken van Diana Vreeland in het New Yorkse Costume Institute heb ik tot op de dag van vandaag geen enkel Balenciaga-stuk uit zijn archief in het echt bekeken”, biechtte hij begin dit jaar op aan WWD. “Ik werk anders. Ik kijk naar een oude foto van zijn kleren en ik vraag me af hoe ze moeten aangevoeld hebben. De eigenlijke outfits interesseren me niet zozeer; hoe ik ze kan omzetten boeit me meer.”

Vanaf het begin wist de Noord-Franse ontwerper dus zijn persoonlijke dada’s te fusioneren met Christobals typische kenmerken, tot verrukking van oplettende kenners. Het sculpturale, haast religieuze karakter van zijn leermeester en spirituele broodheer vertaalde hij in hoog ingesloten, langwerpige en gotische silhouetten. Christobals durfal-attitude en eigenzinnige esthetiek inspireerden Ghesquière tot het inlassen van lichtjes macabere en/of pop-culturele elementen. De modellen bij zijn eerste Balenciaga-collectie bijvoorbeeld droegen donkere mentonnières, het soort cagoule-achtige hoofddeksels dat nonnen onder hun vleugelkappen droegen of die zich, voor wie wil, situeren in de SM-sfeer, genre laklederen Catwoman. Verder in de collectie zaten verwijzingen naar chirurgische uniformen, naadloos gecombineerd met driehoekige bovenstukken en monnikachtige capes, allemaal in duistere kleuren. Het geheel voelde onheilspellend en romantisch tegelijk aan, zowel een signaal des tijds als een hommage aan Christobals Baskische strengheid.

Modefotografe Inez Van Lamsweerde, fan van het eerste uur, portretteerde Madonna voor het Amerikaanse tijdschrift Spin in een outfit van Ghesquière, wat een schot in de roos bleek: Ghesquières kleren pasten perfect bij het nieuwe, mysterieuze imago van de popster, die sindsdien verknocht is aan de nineties-versie van Balenciaga. Naast de goedkeuring van de popkoningin sorteerde ook mond-tot-mondreclame effect: tijdens het tweede Ghesquière-defilé zat de zaal vol kijklustigen, vooral redacteurs en stylisten van avant-gardebladen, hoopvol de komst van een nieuwe, liefst Franse redder der mode afwachtend.

Ghesquière stelde niet teleur: zijn collectie bespeelde alle gevoelige punten, van sluimerende erotiek over rigoureuze elegantie tot fetisjistische glamour, met openvallende splitten op de rug, pofmouwen, lange, preutse plooirokken en dwangbuisachtige gevallen. “It’s a hit!” schreeuwde Modeland, antidames als Sinead O’Connor en Courtney Love troepten samen in de showrooms, en toonaangevende titels als Self Service, Spoon maar ook Vogue en Harper’s Bazaar hadden een nieuwe posterheld. De Balenciaga-directie had juist gegokt: in plaats van een gevestigde waarde te rekruteren (een jaar vóór Ghesquières aanstelling vielen meer dan eens de namen van Helmut Lang en Yohji Yamamoto), bleek het stilletjes opvoeren van een getalenteerde interim al bij al een betere en meer veilige investering.

Waar Christobal Balenciaga een modernist in de ware zin van het woord was, misschien zonder het zelf te weten, gooit Ghesquière het over de postmoderne boeg, wat de verklaring kan zijn van zijn succes bij jongere klanten, een nieuwigheid voor het op het nippertje gerevitaliseerde huis. In interviews citeert hij invloeden uit horrorfilms als Carrie en de prenten van Dario Argento, noemt hij Princess Leia uit Star Wars een inspiratiebron, en verklapt hij dat zijn rigide esthetiek evenzeer ingegeven is door het bekijken van zijn oude Playmobil-poppetjes. Tegelijk verraden zijn collecties een bewondering voor Saint Laurent en Cardin, beeldenstormers van de generatie net voor hem; stijlvormen uit luxesporten als paardrijden en schermen sluipen ook zijn universum binnen, wat het geheel dan weer een erg chique, typisch Franse look geeft.

Maar het belangrijkste is het feit dat Ghesquière jong is: hij heeft aansluiting bij de alternatieve pers, voeling met zijn tijdgenoten, en vooral veel tijd om een langdurige carrière uit te bouwen. Het kan nog spannend worden: officieus wordt al gepraat over het wereldwijd openen van nieuwe Balenciaga-boetieks, vooral nu de verkoopcijfers terug de lucht inschieten. Missie prêt-à-porter is duidelijk geslaagd; nu nog het heropstarten van de couture, de essentie van Balenciaga. Wie, wat, hoe, wanneer: alles wordt in het midden gelaten. Aan Ghesquière is het in elk geval niet besteed, toch niet volgens een uitspraak vorig jaar in Harper’s Bazaar. “Ik heb geen kunstenaarscomplex. Zelfs als ze het me zouden vragen, zou ik het niet doen. Ik hou ervan om de dingen die me omringen in me op te nemen en er iets modieus en draagbaars van te maken, meer niet.”

Peter De Potter

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content