“Echt, dat huis moet je gewoon gezien hebben !” Ik was samen met collega Jesse Brouns op pad in Milaan, waar we de meubelbeurs én zoveel mogelijk tentoonstellingen in de stad bezochten. Hij vond het essentieel dat ik toch eens binnenstapte in Villa Necchi Campiglio van architect Piero Portaluppi uit de jaren dertig. Ik bleek het huis al te kennen. Van in een film. Toen we de portierswoning uitwandelden, zag ik de villa opduiken waarin de familie Recchi woont in Io sono l’ amore. Gek was het, hoe ik – Tilda Swinton achterna – er moeiteloos de weg kende.

Jonge ontwerpers van de designstudio Fabrica hadden parfums bedacht, vazen, tafeltjes, servies, allemaal unieke stukken op maat, gemaakt voor exact die kamer en exact die plek. Een mooie expo, waar ook meubelbedrijven graag aan meewerkten. Het was een ideale plek om hun knowhow te tonen. Al deden ze dat ook in de hallen van de meubelbeurs zelf. Dat er in hun fabrieken nog altijd veel handwerk gebeurt, was dit jaar duidelijker dan ooit. Leve de schrijnwerker ! Viva de leder- en metaalbewerker ! Hoera voor de stikker ! Staaltjes stof, mallen, persen en alle soorten gereedschap vonden we op talloze beursstands terug. We mochten als het ware backstage in de fabriek. Maar waarom eigenlijk nu ? Om kwaliteit te benadrukken ? Om uit te pakken met een roemrijk verleden ? Om simpelweg te zeggen : “Kijk, dit is wat wij dagelijks doen !” Of omdat wij allen er de jongste jaren steeds meer naar zijn gaan vragen ?

Ik vraag me af of het geen weerkerend fenomeen is, deze versie van de slogan “Zo worden ze niet meer gemaakt !”. Ik duik in onze eigen archieven, op zoek naar verslagen van de beurzen jaren geleden. Op 14 oktober 1992 schreef Moniek E. Bucquoye in de Modern Interieur van Knack Weekend : “De Milanese designscène was dit jaar niet in staat om enige deining te veroorzaken. Hun ontwerpcreativiteit gaat twee richtingen uit. Enerzijds willen ze beantwoorden aan een zo groot mogelijk marktsegment met inbegrip van de projectmarkt, waarvan men veel verwacht. Anderzijds wordt teruggegrepen naar het artisanale.” In 2002 benadrukte Jesse Brouns dat de wereld dematerialiseert : “Een draagbare computer dient tegelijk als radio, stereo-installatie, dvd-speler en werkstation. Die reductie van de rommel in een woning doet verlangen naar meer. Of beter gezegd, minder. Minder voorwerpen, minder meubelen.” Maar, schreef hij enkele lijnen verder : “Meubilair, designmeubilair in het bijzonder, dient vooral als statussymbool. Dus of een bepaald type meubel nog relevant is, doet er in feite niet toe.”

Het lijkt erop dat we verderaf zitten van 2002 dan van 1992. Flamboyante én pure esthetiek verschuift – althans in het Westen – naar de achtergrond, ten voordele van ethiek, functionaliteit en degelijkheid. Niet het eindresultaat – de stoelen, tafels en sofa’s – op zich lijken belangrijk, maar wel de manier waarop ze gemaakt worden. Dat vinden niet alleen luxebedrijven met rijke tradities belangrijk, maar ook jonge designers. Die vinden het interessanter om eigen machines en designmethodes uit te vinden dan voorwerpen te ontwerpen.

Zelfs in romantische dramafilms ligt daar de clue. Het personage van Tilda Swinton geeft haar prachtige villa op nadat haar affaire met de kok is uitgekomen. Wat hen heeft verraden ? Soep, volgens haar aloude familierecept, met te veel liefde gemaakt.

leen.creve@knack.be

Leen Creve, Redacteur Wonen

JONGE DESIGNERS VINDEN HET INTERESSANTER OM EIGEN MACHINES EN DESIGNMETHODES UIT TE VINDENDAN VOORWERPEN TE ONTWERPEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content