Die heeft zijn beste tijd gehad, dacht ik toen ik mijn kerstboom monsterde in het ochtendlicht van dit gloednieuwe en beloftevolle jaar. Zijn takken hingen door alsof ook hij zich te veel aan oude port te goed had gedaan. Zelfs de lichtjes knipperden vermoeid. Je hebt van die mensen die van geen ophouden weten. Tot diep in januari laten ze hun fijnspar in een hoekje van de huiskamer verkommeren, als was het een kadaver van een Middeleeuwse crimineel, door de baljuw opgehangen om toekomstig gespuis af te schrikken. Van mij moet zo’n corpus veel vlugger de deur uit, voor het troosteloosheid begint te ademen.

Straks denkt u nog dat ik een feestenhater ben die de mensen hun kalkoen niet gunt. Dat zou ten onrechte zijn. Ooit was ik als geen ander ontvankelijk voor het Harry Potter-sfeertje van deze donkere dagen. Als kleine jongen deed ik op 1 januari niet liever dan de datum op een stuk papier te schrijven, telkens en telkens opnieuw. Zo fascineerde de schone eenvoud mij van die twee eentjes op een rij. Maar nu de combinaties kabbalistischer zijn dan ooit, moet ik hoogstens nog eens glimlachen als ik dingen als 02-02-02 of 03-02-01 op mijn treinkaartje zie verschijnen. 2003 is als jaartal voor mij trouwens net zo unreal als het 5763 waarin de joden ondertussen zijn beland. Het doet me denken aan futuristische dingen als laserpistolen. En aan de wormstekige sciencefictionserie Space 1999, waardoor ik als kind zo gebeten was. Dat was nog verre toekomst toen. Steeds vaker, als ik de nieuwsberichten beluister, krijg ik het gevoel in die toekomst beland te zijn.

Onderweg, reizend in de tijd, moet er onmerkbaar eelt op mijn ziel zijn gegroeid. De zwartgeklede poppen in de etalages, het gierend gelach, het geknal van de kurken en de rode kop van nonkel Julien die het vlees scheidt van de benen: ik stond er weer wat verweesder naar te kijken dan de vorige keer. De kerstdeuntjes klonken mij nog een tikkeltje valser in de oren. So here it is Merry Christmas, everybody’s having fun, liep het als stroop uit de luidsprekers. Terwijl ik ergens had gelezen dat één op vijf Vlamingen met zijn familie ruzie heeft. Look to the future now, it’s only just begun, vervolgde hetzelfde behangselmuziekje. Dat laatste zou wel eens kunnen kloppen, dacht ik toen ik vlak daarop in het nieuwsbulletin hoorde dat Bush zich had laten vaccineren tegen de pokken. Je moet al van goeden huize zijn om uit zo’n liedje niet méér ironie te halen dan de songwriter er destijds heeft ingestopt. In tempore non suspecto, toen de WTC-torens nog fier overeind stonden en de naam bin Laden de mensen hoogstens aan een kast van Ikea deed denken.

Zoals je met het ouder worden steeds minder reikhalzend naar je verjaardag uitkijkt, begin je ook de overgang van oud naar nieuw stilaan te schuwen. Om aan de jaarlijks terugkerende stoelendans te ontsnappen, aan het voorzichtige polsen: “Wat doe jij met oudjaar?” en het daaropvolgende openhouden van alle mogelijkheden, heb ik dit jaar gewoon ‘ja’ gezegd tegen de eerste die me uitnodigde. Ik heb er geen spijt van gekregen. De wijn was gloedvol, de gesprekken hartverheffend. Pijnloos bevielen we van 2003. Meer dan bij de vorige jaarwisselingen betrapte ik er mijzelf in mijn alcoholische roes op de betekenis te proberen te doorgronden van vage kleurvlekken in een kristallen bol. Gebeurtenissen die de wereld zullen schokken, namen die over enkele maanden op ieders lippen zullen branden maar nu nog volslagen onbekend zijn. Trends en drama’s, hypes en catastrofes. Aserejé ja deje dejebe tu dejebe deseri iowa a mavy an de bugui an de güidibidi (woorden van dé hit van 2002 van de Spaanse meidengroep Las Ketchup)… Mocht je die hypnotiserende mantra een jaar geleden hardop hebben geroepen, ze zouden je hebben opgesloten in een gecapitonneerde cel.

Onder invloed van een zeer aardige Château Moncets dacht ik aan de moeder van een vriendin, die kort voor Kerstmis is gestorven. Een van de 52 miljoen wereldburgers, zo leerde internet mij, die het einde van 2002 niet haalden. Maar er waren gelukkig ook aangenamere dingen. Zoals het wenskaartje dat ik onverwacht in de bus kreeg van een klasmakker die ik in geen zestien jaar gezien had. Op de achterkant stonden drie schatten van kinderen. Stuk voor stuk leken ze sprekend op de Jan die ik mij van zo lang geleden herinnerde.

Volgend jaar, bedacht ik terwijl ik de kerstboom naar buiten sleurde, moest ik maar eens oorden opzoeken waar het in januari hartje zomer is. Misschien zou ik daarna weer wat gretiger uitkijken naar kerstgebak met poedersneeuw. Dan kon ik mijn kerstboom tooien met een fraaie slinger buitenverlichting. Want ik vertik het om die fiere Picea abies mee te geven met de stedelijke huisvuilophaling, waarvan de brochure mij aanmaant hem te “verkleinen tot max. 150 cm.” Ingekuild naast het tuinhuisje gun ik hem een tweede leven. Hij kan er gretig nieuwe levenssappen opzuigen en uitgroeien tot drie keer zijn huidige lengte. Om over tachtig jaar nog schaduw te bieden aan de jonge, voluptueuze brunette die hier dan zal wonen. In mijn verbeelding dan toch.

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content