Piet Swimberghe

MEISSEN

Wat denkt u van dit stukje porselein. Volgens mijn grootmoeder is het bijna een eeuw oud.

Deze elegante bonbonschaal komt uit een van de belangrijkste porseleinfabrieken van Duitsland, de manufaktuur van Meissen. Het is tevens de oudste fabriek, want ze werd in 1710 opgericht onder keurvorst August de Sterke. Het bedrijf is nog steeds in werking. Het speelde een belangrijke rol in de voorbije eeuwen. Maar van de vorige eeuw af werden er nog louter replica’s gemaakt van oudere modellen. Ook nu wordt er porselein geproduceerd in achttiende-eeuwse stijl.

Begin deze eeuw waagde het bedrijf, dat toen onder leiding stond van ene Brunnemann, toch de stap naar het modernisme. Tussen 1895 en 1910 werd er porselein in art-nouveaustijl gemaakt. Dat was later dan in de overige Duitse manufakturen. Voor die nieuwe stijl werd beroep gedaan op getalenteerde ontwerpers, zoals Henry Van de Velde. Het art-nouveauporselein van Meissen is zeldzaam en kostbaar. Dit mooie schaaltje is van rond 1905. Op de onderkant is het zorgvuldig gemerkt met het karakteristieke teken : de gekruiste degens.

Het stuk draagt alle kenmerken van de art-nouveaustijl die haar inspiratie putte uit de natuur. Ook de zachte kleuren zijn typisch. Gezien de zeldzaamheid en kwaliteit van het stuk, schatten we de waarde vrij hoog : zo’n 35.000 fr.

EMPIRE

Graag een schatting van dit meubel. Het is gefineerd op eik. De bronzen en sloten zijn origineel. Is het een echt empire-meubel ?

Over de ouderdom van dit meubel bestaat er geen twijfel : het is bijna twee eeuwen oud. Het werd begin vorige eeuw gemaakt in ons land of in Frankrijk. Het draagt alle kenmerken van de empirestijl : de vorm van een halve maan, de sobere versiering, het gebruik van mahoniehout in kombinatie met bronsbeslag. Dat het fineer van goede kwaliteit is merken we aan de tekening van de grote piramides. Dit zijn de puntig oplopende vlammen. De slotplaatjes van de deuren horen nog wat in de Lodewijk XVI-stijl thuis. Ook de kombinatie met een zwart marmeren blad is typisch voor die tijd.

Het meubel verkeert evenwel niet in zo’n goede staat. Echt slecht is de toestand ook niet, want anders zouden de deuren barsten vertonen. Dit is immers een zeer delikate plek. Het gebeurt wel meer dat het onderhout gaat krimpen door de droogte, waardoor het fineer onherroepelijk wordt beschadigd. Daarom mogen gefineerde meubels nooit dicht bij de verwarming staan. Bovendien bewaren ze best in een kamer die niet al te droog is. We merken toch dat er hier en daar stukjes uit het fineer zijn. Dat is goed te restaureren. Moeilijker wordt het om de onderste plint opnieuw van antieke fineer te voorzien. De mahonie die er nu op ligt, is echt van minderwaardige kwaliteit. Ook de pootjes zijn niet meer origineel. Het meubel stond op een soort “naaldhakken”, rechte poten die naar onder toe versmallen.

Voor de waarde dienen we natuurlijk rekening te houden met de staat. Maar gezien de zeldzaamheid van een halve-maan-kast, schatten we het meubel op 70.000 fr. In prefekte staat zou je er natuurlijk meer voor betalen. De restauratie is immers aanzienlijk.

Ten slotte nog iets over de benaming. In de vakliteratuur wordt dit als een “halve-maan-kommode” omschreven. Het klinkt onlogisch, omdat een kommode normaliter een ladenkast is. Maar eigenlijk zijn alle meubels waarin linnen werd opgeborgen kommodes. Hoewel we betwijfelen dat deze kast in een slaapkamer stond. Vermoedelijk werd ze in een zitkamer of eetkamer geplaatst. We merken ook op dat dit soort van meubels oorspronkelijk in paar voorkwam.

HAAGS

Mijn schoonouders kochten deze kast (2,10 meter hoog) in 1912 bij een Haagse antiquair. Weet u wat meer over de herkomst van dit merkwaardig meubel ?

In ons land zijn Nederlandse meubels hoogst zeldzaam. Zeker het meubilair dat uit het empiretijdperk stamt. Men kent wel de Nederlandse meubels uit de Gouden Eeuw, maar vergeet dat de meubelkunst van onze noorderburen ook nadien op een hoog peil stond. Het Nederlandse meubilair verschilt wel duidelijk van het onze. De Belgische ebenisten bootsten de Franse voorbeelden nauwkeurig na. De Nederlanders maakten er toch iets anders van. Het Empire vond er ook niet zo gemakkelijk ingang, hoewel in hofkringen deze Franse stijl zeer geapprecieerd werd. Daarom vinden we de belangrijkste ebenisten in Den Haag. Verschillende Haagse meubelmakers leverden aan het hof. Hun werk staat te pronk in het Paleis op de Dam in Amsterdam en het Paleis Noordeinde in Den Haag. Ook deze linnenkast is vermoedelijk door een Haags atelier gemaakt. Voor het auteurschap komen diverse werkplaatsen in aanmerking. Misschien komt ze uit het atelier van Johannes Abraham Schick, die vanaf 1817 hofleverancier was. Echt zeker weten we dat niet, omdat zijn meubels niet zijn gesigneerd.

De kast is net na de hoogtijd van het Empire gemaakt, zo tussen 1820 en 1830. Onder invloed van de Franse dekoratiekunst werd er minder en minder mahonie gebruikt en verkoos men lichtere houtsoorten. De gladde vormen en afgeronde hoeken van het meubel verraden de komst van de biedermeierstijl. De holle lijst bovenaan is een knipoog naar de Egyptische bouwkunst en de meanderlijst onderaan naar de Griekse architektuur. Het is een fraai meubel, maar niet van topkwaliteit. Het is zeker geen kasteelmeubel. Het hoorde thuis in het interieur van een gefortuneerde burgerman. Was het van nog betere kwaliteit, dan had de meubelmaker fineer van esdoorn of citroenhout gebruikt in plaats van kerselaar. We schatten de waarde op 120.000 tot 140.000 fr.

PIET SWIMBERGHE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content