Piet Swimberghe

LOUIS SEIZE

Is deze secretaire “d’époque”, dat wil zeggen achttiende-eeuws ? Is hij niet uitgevoerd in de zogenaamde “transition-stijl” ?

Eerst iets over de stijl. De cabriole-poten wijzen op de stijl van de transition. Ze zijn een knipoog naar de vroegere Lodewijk XV-stijl. De rest van het meubel is pure Lodewijk XVI-stijl. Rond 1755 evolueerde het rococo naar het klassicisme, minder bruusk dan men denkt. De stijl van die overgangsperiode wordt in de vakliteratuur ’transition’ genoemd. Meestal beperkt het rococo-element zich tot de gebogen poten. De benamingen Lodewijk XV en Lodewijk XVI zijn pas veel later op die stijlen geplakt. Eigenlijk zijn ze hoogst onlogisch. De Lodewijk XVI-stijl begon halfweg de regering van Louis XV (hij regereerde van 1715 tot 1774). Het klassicisme deed immers zijn intrede rond 1750, met de eerste opgravingen in Pompeï en Herculanum. Onder de as van de Vesuvius ontdekte men intakte steden uit de Oudheid. Dit sprak tot de verbeelding van de hele Europese high society. Er verschenen boeken over met rijke illustraties. Men raakte weer in de ban van de Romeinen. Er greep een tweede renaissance plaats. Gevolg : iedereen wilde zijn interieur “à la grecque”. Zo werd de Lodewijk XVI-stijl destijds genoemd. Dus ontstond het klassicisme lang voor Louis XVI aantrad.

In de Franse meubelkunst kende de Lodewijk XVI-stijl twee grote periodes. Van ca. 1755 tot 1775 was het meubilair bont versierd met marqueterie. Nadien, van 1775 tot aan de Franse Revolutie, trad een versobering op. Men verkoos simpele mahoniehouten meubels zonder veel bronzen beslag. Dus moeten we dit meubel voor 1775 situeren. De vraag is natuurlijk of het “d’époque” is, uit de tijd, en niet later werd gemaakt. We vermoeden dat het een jongere kreatie is, uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Om diverse redenen. Vooreerst zijn de pootjes nogal lomp om twee eeuwen oud te zijn. De marqueterie oogt rijk, maar is niet van zo’n goede kwaliteit. De ebenist koos voor voyante stukjes hout om het effekt op te drijven. Hij gebruikte veel “loupe”, hout gezaagd uit de uitwassen van een boom. Dit wortelhout werd onder meer voor de laden gebruikt. De versiering is niet helemaal evenwichtig. Wat men toch mag verwachten van een kwaliteitsmeubel. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de onversierde medaillons op de deuren. Een ebenist uit de achttiende eeuw zou daarvoor een extra versiering hebben bedacht. Voorts doet de uitspringende achterstijl denken aan een negentiende-eeuwse oplossing. Tenslotte is het marmeren blad te dun. Om helemaal zeker te zijn van de datering zou ook de konstruktie moeten worden onderzocht. Zo spelen de kwaliteit van het onderhout en dikte van het fineer een rol. Negentiende-eeuws fineer is merkelijk dunner. Dit laatste kunnen we natuurlijk moeilijk onderzoeken op basis van een foto.

Gezien de barsten in het fineer verkeert het meubel niet in al te goede staat. Hoewel een negentiende-eeuwse secretaire niet zo waardevol is, heeft hij toch waarde, want het is een mooi meubel. We schatten de waarde, rekening houdend met de restauratie, op 75.000 tot 100.000 fr.

LOUIS-PHILIPPE

Men heeft me vertelt dat dit een Louis-Philippe kast is uit de jaren 1800. Is dat zo ?

De Franse koning Louis-Philippe regeerde van 1848 tot 1852. De stijl die naar hem wordt genoemd was tussen 1830 en 1850 en vogue. In onze antiekhandel worden alle meubels met mahoniefineer en versierd met wat snijwerk als “Louis-Philippe” bestempeld. Niet zelden zijn ze van na 1850. Dergelijke kasten werden tot het einde van de vorige eeuw gemaakt door industriële meubelfabrieken. De kast is zo’n 120 jaar oud en ongeveer 40.000 fr. waard. Het is een soort linnenkast, een zogenaamde chiffonnier.

PIET SWIMBERGHE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content