Geheel in lijn met zijn paradoxale persoonlijkheid heet goede design bij Andrea Branzi slechte design. ?Het teveel aan schoonheid heeft op onze maatschappij dezelfde uitwerking als suiker op een diabetespatiënt. Het dreigt een gif te worden.?

Max Borka

Zelfs het weer bleef geheel in de sfeer. Een zondvloed had ons in het anders zo zonnige Milaan naar de kantoren van Andrea Branzi gebracht. Alwaar we nog drijfnat in een kleine kamer van een riant ouderwets pand werden vergast op een donderspeech over de zondvloed die onze wereld wacht, en over de middelen waarmee Andrea Branzi binnen die maalstroom overeind wil blijven, als een rots in de branding.

Ook dit jaar is de controversiële Italiaanse designer ?strategisch raadgever? van de Internationale Biënnale voor Wooncreativiteit Interieur in Kortrijk. Al is het nog zeer de vraag in hoeverre datgene wat daar getoond wordt, hem wel zal bevallen. Want voor de paradoxale Branzi is goede design ook slechte design.

Een ontwerper ? Hij moet verder kijken dan zijn stoelen of koffiepotten. Tot zijn takenpakket behoort de plicht de hele wereld te veranderen. Niet meer, maar ook niet minder. En : hij zal zich daarbij niet alleen als een absolute realist, maar ook als een absolute atheïst moeten gedragen.

De stem die het zegt klinkt hard en scherp. Rondom ons in het kamertje hangen enkele eretekens die Andrea Branzi met zijn raadgevingen in de wacht wist te slepen. Maar er zou allicht een heel palazzo nodig zijn om ze allemaal aan de muur te krijgen. De naam Branzi was de voorbije drie decennia immers nooit uit de discussie over Italiaans design weg te branden. In de jaren ’60 en ’70 was hij een drijvende kracht achter radicale bewegingen als Archizoom, Nuovo design en Global Tools, een experimentele workshop voor massacreativiteit. Hij raakte ook betrokken bij Alchimia, Memphis en Zabro, deed aan kleuronderzoek voor de Consulenti Design Milano, en was lid van de Centro Design Montefibre. Een tijdlang was hij directeur van het magazine Modo en van de befaamde Domus Academy. Hij kreeg eenmanstentoonstellingen op de Biënnale van Venetië, in het New Yorkse Museum of Modern Art, en op de Documenta in Kassel. In 1990 was hij curator van de tentoonstelling Les Capitales Européennes du Nouveau Design in het Centre Pompidou in Parijs. Twee jaar eerder had hij een ideeënwedstrijd voor de heraanleg van het gebied rond de Berlijnse muur gewonnen. En nog een jaar eerder eindigde hij tweede in een internationale architectuurwedstrijd voor de heraanleg van het Westside Waterfront van Manhattan, New York.

Cassina, Zanotta, Alessi. Geen Italiaanse fabrikant met zelfrespect die intussen niet met Branzi heeft gewerkt. Maar hij is er dus de man niet naar om meubelen te ontwerpen die de kenmerken dragen van datgene wat doorgaans verstaan wordt onder kwaliteit. Frisse kleuren, elegante vormen, streamline en zelfs functionaliteit : het zijn begrippen die hem gestolen kunnen worden. Want een meubel is er nu eenmaal niet om als een XTC-pil genot op te wekken.

Beroemd werd hij vooral met de collectie Animali Domestici, die hij voor het eerst in 1985 exposeerde. Het waren veelal schizofrene meubelen : half uit takken, rotsen en andere brute materialen gevormd, en half uit glanzend afgewerkte industriële materialen. Als huisdieren, halfwild en toch getemd. En Branzi zou Branzi niet zijn als ze niet in de eerste plaats als sociologisch experiment waren bedoeld : een poging om de talloze tegenstellingen van de post-industriële maatschappij tot evenwicht te brengen.

Branzi heeft voor zich op tafel een papiertje liggen. Zijn ontwerp voor de uitnodiging van een tentoonstelling met soortgelijke ?huisdieren? die nu loopt in galerie Argentaurum in Knokke : Woods and Stones. En een reusachtig boek. Het is de catalogus van een drievoudige overzichtstentoonstelling rond ?Il Design Italiano?, die de oprichting moet bepleiten van een museum voor Italiaans Design.

Wij spreken in twee woorden. De professor antwoordt met een lezing.

U bent de curator van twee van de drie tentoonstellingen rond ?Il Design Italiano?, en het ziet ernaar uit dat het museum er ook daadwerkelijk komt. Ik vermoed dat u van zo’n museum meer verwacht dan dat het een mausoleum wordt, waarin wat koffiekannen en stoelen in splendid isolation op sokkels worden gezet.

Andrea Branzi : Ja, als ik het even plechtig mag stellen, design moet de wereld opnieuw bewoonbaar maken. Zijn doelwit reikt dus verder dan die koffiekannen. Design moet niet alleen de maatschappij in vraag stellen, maar die ook nog tot een transformatie dwingen.

Dat doet me denken aan die twee Belgische professoren die begin deze eeuw het Mundaneum oprichtten, een archief dat de hele wereld wilde catalogeren. Die geordende kennis moest leiden tot een ordentelijker bestier van de wereld, met de algehele vrede als uiteindelijk doel. Maar de laatste keer dat ik de restanten van dat archief heb gezien, waren ze in het achterhuis van een tehuis voor demente bejaarden beland. Dat leek me op een of andere manier heel toepasselijk. Gaat u met dat museum niet een beetje dezelfde weg op ?

Jàààà, haha. Vooral omdat in een land als Italië alles design is. Alles. Maar mijn interesse gaat niet zozeer naar dat museale aspect. Allicht zal er wel een collectie komen. Maar daarnaast hoop ik dat het museum in de eerste plaats als een laboratorium gaat functioneren. Hoe dan ook : de leiding zal in handen moeten gegeven worden van iemand die daartoe capabel is. Ik ben geen kandidaat, laat dat duidelijk zijn. Hoogstens kan ik wat adviseren.

U bent intussen ook al een tijdje adviseur van Interieur. Ook daar beperkt men zich almaar minder tot het tonen van objecten. Het debat wordt er ook voorzichtig naar architectuur en stedenbouw opengetrokken. Interieur gaat ook exterieur, al blijft het natuurlijk in de eerste plaats een beurs, waar zo goed mogelijk verkocht moet worden. Terwijl iemand als u er toch altijd op gewezen heeft dat design de industriële ontwikkeling in vraag moet kunnen stellen.

Heeft u daar problemen mee ? Ik vind het juist heel interessant dat die commerciële achtergrond op een evenement als Interieur nooit uit het oog kan worden verloren. De hele geschiedenis door is het culturele altijd al door de commercie bepaald geweest. In de wereld van ontwerpers is het nog altijd niet goed doorgedrongen dat met de val van de Berlijnse Muur, nu toch al zeven jaar geleden, het laatste sprankeltje hoop op een alternatief maatschappelijk bestel definitief is verdwenen. Of we dat nu goed vinden of niet, deze hoogst hybriede post-industriële maatschappij is het enige model dat overblijft. En alle tegenstellingen en absurditeiten die van dat systeem zo’n chaotisch boeltje maken, zullen we er willens nillens moeten bijnemen.

Tot de jaren ’70 heerste nog het geloof dat die contradicties slechts kinderziekten waren, en de industriële vooruitgang op lange termijn vorm zou geven aan een homogene en rationele wereld, waar al die tegenstellingen zouden worden opgegeven. Maar sindsdien weten we wel beter. Die tegenstellingen zijn gewoon inherent aan ons concurrentiële systeem. En vandaag staan we dus met de rug tegen de muur. Meer dan ooit dreigt het gevaar van zelfontbranding, en de absolute chaos. En minder dan ooit valt er op een revolutie te rekenen. De enige weg is die van de hervorming. Het uiteindelijke doel is niet die harmonische wereld, waar sommige ecologen nog van dromen, maar een stabiele chaos. De designer moet die chaos tot een integraal onderdeel van zijn werk maken. Contradicties zijn zijn primaire materie. Design zal altijd wel onverbrekelijk verbonden blijven met technologie, industrie, economie, en dus ook met corruptie, en met een begrip als ?vulgair?.

Het interessante aan een evenement als Interieur is dat je dat fenomeen onmogelijk kan negeren. Je wordt erin gedompeld. Je zit niet wereldvreemd te dromen.

Er zijn designers die zeggen : de pollutie is zo groot geworden, dat we beter zouden stoppen met ontwerpen.

Die strategie van de stilte is aan mij niet besteed. Dat is als die dichter die zegt : alles is al geschreven. Ik ben het voor een deel eens, als men zegt dat we in een overgedesignde wereld leven. Maar dat heeft met een teveel aan slecht design te maken, niet met een teveel aan design tout court. De overdaad aan design is in onze maatschappij bij wijze van spreken ook alleen maar terug te vinden in een aantal micro-systemen. Op het niveau van de macro-systemen valt nauwelijks enig design te bespeuren. Elk globaal ontwerp ontbreekt.

Maar dat bedoelen nu juist ook al die ontwerpers die het niet meer zien zitten om elk jaar weer een nieuwe collectie op de markt te brengen. Ze willen over de grotere maatschappelijke processen nadenken.

Ik ben altijd van mening geweest dat men de twee tegelijk moest doen. Ik maak kleine lampjes van papier, en fungeer daarnaast ook als consulent voor steden die hun urbanistisch patroon willen herschikken. Het is hetzelfde, maar anders. Het verschil ligt in het feit dat je bij het ontwerpen van een lampje helemaal onderaan begint, op de onderste trede. En dat enorme systeem waarin we moeten overleven, is tenslotte slechts een netwerk van kleine dingen. Door ermee bezig te zijn, loop je niet zo snel het risico om je in grote theorema’s te vergalopperen.

Voor alle duidelijkheid : toen u daarnet zei dat er te veel aan ?slecht design? gedaan wordt, bedoelde u eigenlijk dat er te veel ?goed design? wordt geproduceerd.

Voortdurend willen ontwerpers de dingen verbeteren. Maar wat is kwaliteit ? Wat is schoonheid ? In de middeleeuwen was goed en schoon synoniem voor heilig, maar sinds God dood werd verklaard, kan men alleen nog wat zwaaien met wat hedonistische begrippen als er een definitie moet worden gegeven. Die zondvloed van mooie en aangename dingen, die wellustig om zich heen schreeuwen, is voor onze maatschappij als suiker op het gestel van een diabetespatiënt. Na een tijd begint het als een gif te werken.

U pleit daarom voor wat u een ?draaglijke ontwikkeling? noemt.

Veel ecologen denken vandaag nog dat het volstaat om vervuilende materialen en technologiëen te vervangen door niet vervuilende alternatieven. Er is een strategie nodig die ruimer denkt. Ik pleit voor een ?uitdrukkingsloos design?. Een design dat niet schreeuwt, maar zich rustig integreert. Het ligt in het verlengde van wat kunstenaars als Bertrand Lavier doen, les inexpressives. Hun actie beperkt zich tot een puur kwantitatief gebaar. Ze stapelen de dingen gewoon op elkaar. En wat blijkt ? Dat één en één nooit twee is. Alle culturele revoluties in onze geschiedenis kwamen er op een moment dat men gestopt is met praten over problemen van kwaliteit, en in kwantiteit ging denken. In de renaissance hadden we het perspectief, waarbij de afmeting van mensen en dingen getekend werd zoals die zich voordeed aan het oog van de mens, en niet langer afhankelijk was van symboliek. Later was er de encyclopedie, waarbij de wereld volgens het alfabet geordend werd. Dat leek op het moment zelf totaal idioot, maar ondertussen weten we wel beter. En op het niveau van de architectuur hadden we de wolkenkrabbers. Huizen werden gewoon op elkaar gezet. Ik heb op een vorige editie van Interieur een soortgelijk experiment uitgeprobeerd : een verticaal huis, waarbij de verschillende ruimtes die normaal horizontaal over een woning worden uitgespreid, een verticale ordening kregen. Bij dat kwantitatieve denken gaat het dus in hoofdzaak om een bescheiden herschikken van de dingen. Veeleer dan dat men de voorwerpen nog maar eens in het keurslijf van een expressionistische kreet dwingt.

Het uiteindelijk doel is een nieuwe gedragscode te creëren, die wars is van agressiviteit en geweld. Een zachte architectuur, een Dolce Stil Novo die oog heeft voor het kwetsbare in de mens.

U heeft onlangs in Vlaanderen een nieuwe vleugel van een bestaand huis gemeubileerd, met Caroline De Wolf en Eddy François. Het staat in een grote Japanse tuin, en ook uit uw ontwerp straalt een oosterse sfeer.

Dat is waar. Er is bijvoorbeeld het belang van de leegte. Ik heb ook veel met de waas van gerookt glas gewerkt, met natuurlijk hout, zwevende structuren en vormen die zachtjes doorzakken. Versta me niet verkeerd. Ik streef niet naar een design dat de wereld in zijn complexiteit wil negeren. Ik vlucht niet in eenvoud. Integendeel. Ik ervaar het complexe juist als een uiterst positieve kracht. Ik ben een absolute realist en atheïst. Ik weet : dit is mijn wereld, en hier zal ik mee moeten leven. Een alternatief is ons niet gegeven. Ik probeer in mijn ontwerpen de verschillende tegengestelde krachten die aan de basis liggen van dat complexe, ook tegen elkaar uit te spelen. Ik plaats een ruwe tak naast een synthetische paal, in de hoop dat uit dat schizofrene toch een verzoening resulteert, en dat natuur en techniek tot een symbiose worden gebracht. In het geval van dat huis in Vlaanderen ging het natuurlijk ook om een vrij gematigd project. Want het betrof een opdracht. (En dan, met nauwelijks verholen verachting) : Het is uiteindelijk een nogal smaakvolle woning geworden.

U geeft ook les. Hoe kijkt u aan tegen die nieuwe generatie ?

Vol goede hoop. Weet je, op de Domus Academy zitten 60 leerlingen uit 30 verschillende landen ! En de massamedia, vooral de televisie, hebben een generatie opgeleverd die oneindig veel beter geïnformeerd is dan de onze wij waren gewoon volslagen idioten. Anderzijds is er de vulgariteit van de media, die alle waarden overhoop gooit, en komaf maakt met de goede smaak. Maar door die eindeloze stroom aan informatie is de nieuwe generatie veel beter in staat om de dingen te zien zoals ze zijn. Ze aanvaarden de realiteit zoals die is, met al zijn tegenstellingen. Ze koesteren een absoluut realisme en een absoluut atheïsme. En ze hoeven niet meer, zoals wij, gefrustreerd te wachten op een andere en betere wereld. Die wetenschap is een bevrijding, die vergelijkbaar is met de sexuele bevrijding waar Wilhelm Reich het over had : een orgasme van jewelste.

Woods and Stones, nog tot 30 november in Gallery Argentaurum, Zeedijk 826, Knokke-Zoute. Vanaf 1 december tot eind februari is een uitgebreide versie van de tentoonstelling te zien in de gelijknamige galerie in Antwerpen, Kasteelpleinstraat 34. Info : tel. (03) 216.49.58.De tentoonstelling ?Il Design Italiano? loopt nog tot 3 november op het Triënnale-terrein van Milaan, aan de Viale Alemagna.

Symbiose tussen natuur en techniek : voor Woods and Stones maakte Branzi lichtende houten objecten, vazen die luidsprekers zijn, en meeneemstenen.

Boven : voor een huis in Vlaanderen ontwierp Branzi een geïntegreerd interieur waarin architectuur decor wordt, en vice versa. Onder : stoel uit de collectie Animali Domestici uit 1985.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content