Anna Luyten Freelance journaliste

Sinds de affaire Dutroux is in ons land de roep naar Moraal met een grote M zeer opgelaaid. Mensen hebben het gevoel dat er een waardencrisis heerst, dat er geen richtlijnen meer zijn. Een gesprek daarover met de Franse filosoof André Comte-Sponville. Van zijn ?Petit traité des grandes vertus? is een Nederlandse vertaling op komst.

Anna Luyten / Foto Marleen Daniels

Angst en egoïsme zijn de twee grote oorzaken van het falen van een deugd?, zegt André Comte-Sponville. En daarmee is de toon gezet. Vroeger waren er nog handleidingen. Kerkboeken waarin te lezen stond : ?Onderzoek ernstig en kalm uw geweten, zonder angst, zonder gejaagdheid. Desgevallend kunt gij nagaan of gij schuldig zijt aan de zeven hoofdzonden : hovaardigheid, gierigheid, onkuisheid, nijd, gulzigheid, gramschap en traagheid.?

Met de catechismus in de hand leek het voor een mens nog makkelijk : hij wist gewoon wat hem belette een deugdzaam mens te zijn, en kwam waarschijnlijk tot de conclusie dat hij nooit goed genoeg was. Nu lijkt dat allemaal wat ingewikkelder geworden. Zeker na de zaak Dutroux. Zelfs bij de filmbesprekingen kruipt de gêne tussen de woorden als het over seks gaat. Wat moeten we er nu mee ? En is er nu werkelijk sprake van een heropleving van de moraal en ethiek ? Volgens André Comte-Sponville wel. Hij doceert filosofie aan de Sorbonne in Parijs. Vorig jaar schreef hij een fascinerend boek met de ouderwets aandoende titel Petit traité des grandes vertus, (Klein vertoog over de grote deugden). Het filosofisch werk werd een succes. Maandenlang stond het nummer één in de Franse boeken-toptien. Intussen, nog geen jaar later, zijn er 200.000 exemplaren van verkocht. Erg ongewoon voor een filosofisch betoog. Maar terecht. Het is een mooi boek. Hijzelf noemt het ?een filosofie van vandaag?. Het doet een beetje denken aan de essays van Montaigne. Het is levende filosofie, gedragen door citaten en gedachten uit het verleden. Alle traditionele deugden komen aan de orde. Van beleefdheid, trouw, moed, eerlijkheid tot barmhartigheid, vrijgevigheid, reinheid, oprechtheid, humor en liefde. Het is maar een greep uit de lijst van achttien deugden die Comte-Sponville aan de hand van de gedachten die de grote filosofen erover hadden, uitwerkt.

Hij staat op uitkijk voor het tuinhek van zijn huis in een kleine straat in het pittoreske dorpje Moret-Sur-Loing, een eind buiten Parijs. Aan de lijn die van de ene fruitboom naar de andere loopt, hangt wasgoed te drogen. De voordeur van het huis staat wijd open. De achterdeur ook. Openheid en oprechtheid zijn ook deugden. Hij zet zich aan de lange keukentafel waarop een half uitgelepelde kom chocomousse staat en vijf peren te rijpen liggen. Hij zet koffie, praat met sigaretten binnen handbereik. In de slaapkamer van een van zijn zoons die uitgeeft op de eetkamer hangt een grote poster van Iron Maiden. Filosofie mag nooit ver van de werkelijkheid bedreven en geschreven worden.

Wat heeft u ertoe geleid dit boek te schrijven ?

André Comte-Sponville : Ik voelde bij mezelf en in mijn omgeving de groeiende behoefte aan morele richtlijnen. Na de jaren van de bevrijding van de moraal waar we vanaf achtenzestig voor gevochten hebben, en wat volgens mij een gelukkige zaak is geweest is er ondanks alles, een behoefte ontstaan aan een vorm van morele begeleiding. Vroeger vond ik als achtenzestiger dat de moraal ons onderdrukte. Moraal gaf mensen een schuldgevoel. De universiteitsmuren waren volgeklad met leuzen als : ?Het is verboden te verbieden.? Wij hedendaagse mensen hebben nu het gevoel dat er een waardencrisis heerst, dat er geen richtlijnen meer zijn. Alsof geen mens meer weet hoe iets te beoordelen en hoe te handelen. Ik wilde dit boek schrijven om zelf iets klaarder te zien in al deze vragen, ik wilde mijn tijdgenoten helpen en ik wilde nagaan of het wel werkelijk zo is dat er geen waarden meer zijn.

Sommigen schreeuwen inderdaad moord en brand dat onze maatschappij verloederd is, over geen enkele morele richtlijn meer beschikt…

Ik geloof dat het anders is. Vele van onze tijdgenoten hebben gewoon geen toegang meer tot die richtlijnen. Nu we in een lekenmaatschappij leven, nu het Westen ontkristelijkt is wat ik erg belangrijk vind is het doorgeven van die morele waarden moeilijker geworden. Wij hedendaagse mensen lijden niet zozeer aan een gebrek aan moraliteit, maar aan een gebrek aan de kennis van morele richtlijnen.

Faith Popcorn voorspelde ook al dat ethiek steeds meer belangstelling gaat krijgen de komende jaren.

Die behoefte aan ethiek is natuurlijk niet nieuw. Er zijn nooit tijdperken geweest zonder moraal, anders had de maatschappij niet lang overleefd. Maar het is waar dat men nu steeds meer over ethiek en moraal begint te spreken. Ik denk dat dat verklaard kan worden door een spanning tussen enerzijds onze behoefte aan een duidelijke moraal, en anderzijds het gevoel dat moraal en ethiek minder evident zijn geworden omdat ethiek zich steeds meer heeft losgemaakt van een religieuze traditie. Religie heeft eeuwenlang de moraal gerepresenteerd. Er ontstaan ook nieuwe vraagstukken, in de bio-ethiek bijvoorbeeld, en ook omdat er een evolutie is geweest in de zeden. Niemand gaat zich nog druk maken om een koppel dat ongehuwd samenwoont. Niettegenstaande dat dat een grote revolutie is geweest in het morele denken. Eeuwenlang werd zoiets als een schande beschouwd. Ik vind die evolutie alleen maar positief. Maar de richting die men als mens uitmoet, is daardoor ook minder evident geworden. We botsen op steeds meer morele problemen. Daardoor zijn we onzekerder geworden, en is er opnieuw een behoefte aan het nadenken en het praten over ethiek. En dat is goed. Filosofen hebben in de jaren zestig en zeventig ethiek bijna volledig opzij geschoven als discipline. Men dacht dat het iets gepasseerds was.

U zegt dat u het ?anti-moralisme? van de jaren zestig hebt afgezworen…

Ik denk dat die jaren zeer belangrijk zijn geweest, maar op latere leeftijd heb ik me toch duidelijk gerealiseerd dat de moraal niet kan worden afgeschaft. Ik kreeg zelf kinderen. En als je kinderen hebt, moet je ze waarden bijbrengen. Ik denk dat de opvoeding nog altijd de basis is van het morele kader dat mensen meekrijgen. Het goed willen opvoeden van mijn eigen kinderen is een heel persoonlijke reden geweest voor het schrijven van dit boek. Daarom heb ik het ook opgedragen aan mijn drie zonen. Dit boek is natuurlijk geen pedagogische receptengids, hoewel mensen graag in zoiets willen geloven, het is een filosofisch werk. Een filosoof wil niet nadenken in de plaats van andere mensen. Hij helpt hen eerder bij het zelf nadenken. Een praktische gids geeft mensen het valse gevoel dat alle problemen op te lossen zijn als je een aantal regels toepast. Maar alle belangrijke vragen in het leven zijn gecompliceerd, er bestaan geen wonderremedies.

Had u zo’n succes verwacht ?

Neen, maar ik begrijp het wel. Iedere mens heeft behoefte aan een spiritueel leven. Het leven is niet alleen drinken, eten en vrijen. Het leven is ook dromen en vragen stellen die verder gaan dan het eigen kleine wereldje. Een van de meest markante fenomenen van de laatste tijd en dat loopt parallel met de terugkeer van de moraal is de belangstelling voor spiritualiteit. Sommigen ervaren die spiritualiteit in de religie, anderen zoeken het in een spiritualiteit zonder God.

Kan men zeggen dat filosofie ook aan die behoefte aan spiritualiteit voldoet.

Zeker. Filosofie is een spirituele zoektocht die gekenmerkt wordt door een rationele methode. Ik denk dat we vandaag de dag behoefte hebben aan zo’n soort spiritualiteit. Een spiritualiteit om te weerstaan aan het individualisme en nihilisme. Maar we hebben ook behoefte aan de rede om te weerstaan aan het bijgeloof en obscurantisme.

Waarom een boek over deugden ? Zijn zonden niet interessanter of op z’n minst fascinerender ?

Als je iets over moraal wil zeggen, kan je alle zonden aanduiden. Maar dan loop je het gevaar om jezelf en de lezer op te sluiten in de sfeer van het slechte geweten, de schande, de schuld. Zeg maar : het tranendal. Ik vind het een onrecht om nog meer triestheid aan de wereld toe te voegen. Daarom wilde ik moraal vanuit het andere standpunt beschouwen : vanuit het goede, de bevestiging van een aantal waarden, vanuit de deugden. Spinoza zei al : ?Het is beter de deugden te onderwijzen dan de ondeugden te veroordelen.?

Waarom hebt u juist deze achttien deugden gekozen ?

Toen ik met het schrijven van dit boek begon, maakte ik een lijst van de deugden waarover ik het wilde hebben. Ik had er dertig. Te veel. Ik moest een keuze maken. Sommige heb ik geschrapt wegens dubbel gebruik. Eerlijkheid bijvoorbeeld, kan je bij de groep van de rechtvaardigheid rekenen. Ik heb er ook een paar geschrapt die mij minder noodzakelijk leken : punctualiteit bijvoorbeeld.

U begint bij beleefdheid en eindigt bij liefde. Is het in die volgorde dat een mens moet leren deugdzaam te zijn ?

Ja. Beleefheid is de kleinste van alle deugden. Het is nog niet echt een morele deugd. Een smeerlap kan erg beleefd zijn. Beleefdheid zet ons op de weg naar de deugdzaamheid. Als je dank u zegt tegen de ober die je een biertje serveert, is dat een teken van erkenning en in dat opzicht een voorbereiding op de dankbaarheid, wat al wel een echte deugd is. Ik eindig bij de grootste deugd : de liefde, de deugd die eigenlijk geen moraal meer is. Het is natuurlijk niet immoreel om van iemand te houden, maar als de liefde er is, heeft men geen reden meer om zich bezig te houden met moraal. Het houden van je kinderen is geen morele verplichting. De liefde voltooit de moraal en bevrijdt er ons ook van. Liefde laat zich niet commanderen. Maar als de liefde in het dagelijkse leven faalt, hebben we alleen de moraal over om ons het slechte te verbieden.

Ook politici nemen het woord moraal steeds meer in de mond.

Ik zie daar twee redenen voor. Ten eerste constateren ze bij de bevolking een interesse in ethiek en profiteren ze van die golf. Ten tweede zitten politici in een wat moeilijke positie. Ze slagen er niet in de werkloosheid op te lossen, de politieke problemen van het moment op te lossen, dan hebben ze de neiging om zich te gaan buigen over de moraal omdat dat makkelijker is. Maar op zulke momenten moet je hen erop wijzen dat de politiek niet dient voor zulke dingen. Politici moeten onze maatschappelijke problemen oplossen : de werkloosheid, het racisme… Ze moeten geen missionaris of priester gaan spelen.

In België roepen rechtse politici om meer fatsoen, ze willen reclamecampagnes verbieden… Maar ook de socialistische partijvoorzitter klaagt over de tijdgeest ?gekenmerkt door zijn banalisering van smeerlapperijen?, die ontsporingen zoals de zaak Dutroux mogelijk zou maken. Kan het morele discours een politiek discours worden ?

(resoluut) Neen. Een politicus heeft nood aan een moraal, zoals ieder individu. Het kan zijn dat hij politiek bedrijft uit morele overwegingen. Maar een politicus is er nooit om de mensen de moraal bij te brengen, noch om zich achter de moraal te verbergen. Het meest verontrustende in de actuele situatie, je ziet hetzelfde in Frankrijk, is dat de mensen hun behoefte aan ethiek herontdekken, maar tegelijkertijd ook de neiging krijgen om te denken dat de moraal de plaats in kan nemen van de politiek. Dat lijkt me een ernstige vergissing. Twintig, dertig jaar geleden zijn we ook in zo’n val getrapt. In ’68 dachten vele mensen van mijn generatie dat de politiek alles was, dat politiek de plaats van de moraal kon innemen. Dat was een even grote vergissing. Vele mensen, en vooral jongeren, denken vandaag de dag het omgekeerde : dat de moraal alles is. We hebben nood aan beiden en aan het verschil tussen de twee. We hebben behoefte aan een moraal die niet kan teruggebracht worden tot politiek en een politiek die niet kan teruggebracht worden tot moraal. De taak van politici is in de eerste plaats politiek te bedrijven, maar op individueel vlak beschikken ze best wel over veel morele waarden. En dan verwijs ik weer naar België, niet naar de pedofiliezaak, maar naar de affaire Cools.

Over de zaak Dutroux wil ik twee dingen zeggen. Ten eerste heeft pedofilie spijtig genoeg altijd bestaan, en ook geweld en moord zijn er altijd geweest. Ik ben er niet van overtuigd dat er vandaag een toename is van dit soort dingen. Maar wat wel waar is, is dat precies omdat we een periode van de bevrijding van de zeden achter de rug hebben, de seksualiteit veel meer aanwezig is in de media, op televisie, in de cinema. Het is waar dat een kind van dertien jaar heel veel van het seksuele leven weet. Terwijl mijn generatie dat veel later ontdekt heeft. Door de bevrijding van de seksuele moraal, werd spijtig genoeg ook het risico geboren dat men dacht dat alles was toegestaan. Ik denk dat we op seksueel gebied ook behoefte hebben aan een aantal verboden en waarden, vooral om die negatieve zaken te voorkomen. Maar het is niet aan de politici om die verboden op te leggen. Men moet wel wetten tegen pedofilie hebben, en die zijn er in het algemeen in alle geciviliseerde landen, en we hebben behoefte aan de politionele en juridische middelen om die wetten toe te passen. Maar we we weten ook dat de wet, de politie, de rechtbanken niet voldoen. De bescherming van onze kinderen veronderstelt ook dat iedere volwassene de taak op zich neemt om kinderen te respecteren en hen te beschermen als ze dat nodig hebben, en dat is moraal. Het is duidelijk dat wij na deze jaren van seksuele bevrijding, nood hebben aan het heroverwegen van enkele morele vraagstukken. We hebben ontdekt, dat hoe groot en hoe belangrijk die seksuele bevrijding ook was, het credo van toen niet mag verward worden met alles is toegelaten. Wij moeten een nieuwe moraal vinden : een die niet gebaseerd is op schuld, maar op verantwoordelijkheid.

In het begin van uw boek schrijft u dat een mens deugden makkelijker leert van voorbeelden dan uit boeken. Wie zijn uw grote voorbeelden ?

Voor een deel zijn dat filosofen waar ik veel van hou : Montaigne, Spinoza, Aristoteles, Alain… Maar mijn voorbeelden zijn vooral twee meer religieuze personaliteiten : Jezus en Boeddha. Dat klinkt misschien vreemd want ik ben atheïst. Voor mij is Jezus geen God, geen zoon van God, maar een uitzonderlijk mens die op de belangrijkste waarden in het menszijn heeft gewezen. Boeddha heeft voor mij ook heel essentiële dingen gezegd. Het verschil tussen beide figuren is dat de grote boeddhistische waarde het medelijden is en de grote christelijke waarde : de liefde. Als ik zou moeten kiezen tussen de twee zou ik zeggen dat de liefde een hogere waarde is. Maar de waarde van Boeddha is realistischer. Ik ben er niet zeker van of wij in staat zijn tot die naastenliefde waarover Jezus spreekt.

Wat is volgens u de grootste menselijke fout ?

Het egoïsme en dus de lafheid. Als ik persoonlijk mijn grootste gebrek moet bekennen is dat egoïsme, gebrek aan wilskracht. Niet dat ik egoïstischer of laffer ben dan een ander maar het zijn de principiële gebreken van de mens. Omdat een man of een vrouw een dier is dat een overlevingsinstinct heeeft. Wij hebben behoefte aan moraal, niet omdat we zo deugdzaam zijn, maar omdat we het niet zijn en het toch een beetje willen worden.

Zijn er deugden die nu belangrijker zijn geworden dan ooit ?

Op maatschappelijk gebied de rechtvaardigheid. De liefde op het individuele vlak. En vooral ook de vrijgevigheid en de moed. Maar ik denk dat men in meer of mindere mate over alle achttien deugden die ik heb opgenoemd moet beschikken. Die deugden zijn wegen die je op moet gaan. Men is altijd min of meer vrijgevig, min of meer liefdevol, min of meer moedig. Maar een mens is nooit moedig genoeg, of vrijgevig genoeg, of rechtvaardig genoeg, of liefdevol genoeg. Hij kan er alleen naar streven.

Andre Comte-Sponville, Petit traité des grandes vertus, Presses Universitaires de France. Een Nederlandse vertaling verschijnt eind dit jaar bij uitgeverij Atlas.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content