“Er is te veel cynisme in de muziek geslopen”, zegt Amon Tobin. Samplen was voor de Braziliaan hét middel om aan die kwaal te ontsnappen en de vakkennis van de jaren zestig te recupereren. Een gesprek met de ultieme recyclage-artiest.

Trendwatchers durven in een overmoedige bui drum ‘n’ bass, ook jungle genoemd, wel eens de jazz van de toekomst te dopen. Dat is voorlopig toch nog iets te veel eer voor dit in Engeland ontkiemde fenomeen. Het gros van de junglisten beperkt zich tot het samplen van blazers uit oude bebopplaten en holt het jazzelement uit tot een gimmick.

Elektronische goochelaars als Amon Tobin, die verder gaan dan dat letterlijke citeren, zijn veeleer schaars. De Braziliaan vangt eerder de spirit van de jazz. Voor hem is recycleren met de sampler geen gemakkelijkheidsoplossing of compromis, maar een bewuste keuze. De essentie is de vrijheid, de haast onbegrensde mogelijkheden die het digitaal versnijden en manipuleren van klanken hem bieden. Die attitude levert hem ook buiten het dance-wereldje respect op. Tobin krijgt zowel schouderklopjes van ex- Talking Heads-leider David Byrne, als van metalgroep Cannibal Corpse én van jazzlui. De ultieme erkenning was de vraag om tracks van Herbie Hancock en Chick Corea te remixen.

Op de hoes van Bricolage, zijn in ’97 verschenen cd-debuut onder eigen naam (voordien werkte hij onder het pseudoniem Cujo), verwoordde Tobin zijn ambitie aan de hand van een citaat van Levi Strauss, pionier van de blue jeans: “De bricoleur mag dan misschien nooit helemaal zijn doel bereiken, hij steekt er altijd iets van zichzelf in.” Ook de roots van de bossanova en de samba klinken in zijn oeuvre door.

Eigenlijk is op zijn muziek geen label te plakken. Tobin verstaat de kunst om een eigen sound te boetseren, zonder voortdurend in dezelfde stijltrucs te vervallen. Dat is zijn grote kracht, maar tegelijk zijn tragedie. In overzichtsartikelen over jungle wordt Tobin meestal schromelijk over het hoofd gezien.

Geboren in Rio de Janeiro, zwierf Tobin al als jonge kerel de wereld rond. Op zijn 19de probeerde hij saxofoon te leren, maar al snel bleek hij te ongeduldig en te middelmatig om een klassiek geschoolde muzikant te worden. Toen hij wat later de sampler ontdekte, wist hij zich dit instrument eigen te maken en was hij meteen gelanceerd. Zonder dralen gaf hij zijn studie fotografie op.

Tobin, intussen een echte Britse gentleman geworden, heeft een vaste stek in Brighton. Artistiek vond hij onderdak bij Ninja Tune, het platenlabel van Matt Black en Jonathan Moore (samen ook het brein achter het baanbrekende Coldcut). De stal waar ook andere buitenbeentjes als DJ Food en Funki Porcini huizen.

Op het nieuwe album Supermodified blijkt dat de groei van Tobin lang nog niet is gestremd. De plaat onderscheidt zich van de vorige cd’s door een forse scheut sixtiessoul, nóg meer subtiele toetsen en een betere dosering.

“Supermodified” is minder op jazz georiënteerd dan je vorige cd’s. Is het gestoei met jazz in het dance-wereldje te veel een mode geworden?

Amon Tobin: Dat speelde wellicht mee, maar zo’n weloverwogen stap was het niet. Om eerlijk te zijn, de samples op deze plaat komen nog altijd uit dezelfde bronnen: oude jazz, easy listening-platen en soundtracks. Maar ditmaal wilde ik er wel een nog onafhankelijker sound uit puren. Al blijf ik beïnvloed door jazz, hiphop en drum ‘n’ bass, ik ben meer dan ooit op een eigen stijl uit. Ik hoop met elk album weer een stap dichter te komen bij een identiteit die losstaat van de rest.

Opvallend op deze cd: je blijkt een fan te zijn van de sixties.

Absoluut. Ik ben dol op die sound. Ik ben nog altijd zwaar onder de indruk van de drummers uit de bigbands en de swing van die tijd. Hun muzikaliteit kon nadien niemand meer evenaren. We mogen van geluk spreken dat de huidige generatie over de sampler beschikt, zodat we vandaag nog van die vakkennis kunnen profiteren. Ik vind het een eer om op basis van de kwaliteit van dertig jaar geleden nieuwe muziek te kunnen creëren.

Wat mis je nog meer in de hedendaagse muziek?

Ik vind dat er te veel cynisme in de muziek is geslopen. Muziek is nog louter een radertje in een grote machine. Platen moeten, zoals alle producten, via de juiste marketing hun weg naar het doelpubliek vinden. Dat geldt niet enkel voor de commerciële genres, je ziet het ook in de underground gebeuren. Dat is een vrij deprimerende evolutie. Daarom ben ik blij dat ik een zelfstandige methode heb gevonden om muziek te maken. Het is als een nieuw wachtwoord dat plots weer deuren opent. In Engeland was drum ‘n’ bass, na de punk, the next big thing. Zo’n revolutionaire kick hadden we járen moeten missen. Elektronica vertegenwoordigt méér wat er vandaag bij de jeugd leeft dan conventionele rock. Rockgroepen zijn typisch iets van de jaren zestig. Dan denk ik aan de Jimi Hendrix Experience. Hoe kun je, na Hendrix, nog een gitaar vastnemen? Wat kun je nog toevoegen aan wat hij deed? Hij was niet alleen een straffe muzikant, hij paste ook perfect in dat tijdsbeeld. Niemand wist meer van blues en rock dan hij. Het is zinloos om te proberen die vibe te imiteren. Laat ons liever onze eigen vibe vinden. (lacht) Hoor mij nu preken.

Wie de sampler als instrument gebruikt, componeert uiteraard niet op de traditionele manier. Hoe ontstaan je nummers eigenlijk?

Je hebt een idee voor een track in je hoofd en dan zoek je geluiden op platen die je denkt te kunnen gebruiken. Je bouwt alles steentje voor steentje op en intussen experimenteer je wat. Ik vind het moeilijk om dat preciezer te beschrijven.

Ik zal de vraag concreter stellen: kun je van een aantal tracks op “Supermodified” de oorsprong verklappen?

Op deze cd heb ik me meer dan ooit toegelegd op de soundmanipulatie. Ik ben op dit moment in meer geïnteresseerd dan alleen het samplen van grooves en melodieën. Ik wil het oorspronkelijke karakter van een geluid veranderen: percussie omturnen in melodische klanken, en vice versa. Zo heb ik op Marine Machines een baslijn gemaakt van een tuba. Het was mij opgevallen dat er overeenkomsten zijn tussen blazers en de big sounds in drum ‘n’ bass. De hele track is rond dat idee ontstaan.

Ik las dat je op deze plaat ook “spuug en winden” heb gebruikt.

Ja. (lacht) Dat was een van de bijdragen van human beatboxer Quadraceptor aan het nummer Precursor. Dat is een ongelooflijke gast. Hij bootst puur vocaal, met een enorme snelheid, ritmes na. Maar er komen dus inderdaad nog andere lichaamsgeluiden aan te pas.

Je zou kunnen stellen dat zijn stem, zijn speeksel en zijn winden de enige live-instrumenten op het album zijn?

Inderdaad. Ik ben steeds meer tot dit soort samenwerkingen bereid. Niet zozeer voor mijzelf, maar ik zie wel mogelijkheden in nevenprojecten met andere mensen.

Met een echte zanger in zee gaan, is dat voor jou te voor de hand liggend?

Ik heb niets tegen zangers, hoor. Alleen, in mijn werk is geen plaats voor songs in de traditionele zin. Het strofe-refrein-stramien is niet aan mij besteed. Ik sta weigerachtig tegenover liedjesteksten, omdat zij niet te rijmen zijn met de abstractie die de vitaliteit van m’n muziek uitmaakt. Maar ik heb geen glazen bol. Wie weet, kom ik een stem tegen waar ik zo van hou, dat ik de confrontatie niet langer uit de weg ga.

Klassieke songschrijvers worden vaak geïnspireerd door boeken. Jij bent veeleer een man van beelden, een filmfreak.

Ja, mijn oeuvre is filmisch. Toch komt de eerste vonk bij het componeren niet van de beelden zelf. Nee, de aanzet komt bijvoorbeeld van strijkers die ik associeer met de spanning in een horrorfilm van twintig jaar geleden. Ik kies bewust voor geluiden die iets in me oproepen. Klanken waarmee ik vertrouwd ben. Ik ben gek op de klankbanden van Walt Disney cartoons. Het is grappig om met zo’n herkenbare sound te spelen. Hem van de film weg te trekken en in een donker muzikaal decor te droppen. Ik vind het niet erg dat de luisteraars de afkomst van bepaalde geluiden kunnen detecteren, integendeel. Zolang ze maar begrijpen dat ik ze in een andere context plaats. Op die manier amuseer ik me dus wel met visuele referenties. Op Supermodified zijn de verwijzingen naar films in ieder geval al minder uitgesproken dan op Permutations. Dat ik fotografie heb gestudeerd, wil overigens niet zeggen dat ik visueel denk. Net als een traditionele muzikant vertrek ik van emoties.

Ik neem aan dat je graag eens je tanden in een soundtrack zou zetten.

Dat is een droom, ja. Ik wacht op de geknipte film. Er zijn al regisseurs met ruwe rushes op me afgestapt, maar tot nu toe zat er niets bij wat me echt aansprak. Ik hoop dat er binnen het jaar alsnog iets uit de bus komt. Het genre doet er niet toe. Mijn enige criterium is: het moet een goeie film zijn. Goed gemaakt, naturelle en met een origineel en boeiend verhaal. Zoals The Cook, the Thief, his Wife and her Lover, Eraserhead en Cat People. Helaas zijn er meer slechte dan kwalitatieve scripts.

Is het niet gek dat in verhouding weinig dj’s of dance-producers voor filmmuziek gevraagd worden?

Er komt zoetjesaan een kentering. Air deed net The Virgin Suicides en David Holmes heeft ook al enkele soundtracks op zijn cv staan. Je moet beroemd zijn voor de producenten je aan de haak slaan. Waarschijnlijk omdat ze zo weinig mogelijk risico’s willen nemen.

Kortom, Hollywood is te conservatief.

Ik vermoed van wel. De grootste struikelblok is dat je bij zo’n filmproject niet met één of twee mensen onderhandelt. Er zijn al snel tien heren in net pak betrokken partij, onderling hebben die vaak nog een gebrekkige communicatie. Veel films zitten in zo’n logge structuur gevangen, dat ze niet uit de startblok raken.

Vertel me, hoe kan een Braziliaan in zo’n grijs en nat land als Groot-Brittannië aarden?

Het lijkt vreemd, ik weet het. Maar ik heb ondervonden dat het weinig uitmaakt waar je leeft. Als je maar kunt doen wat je wilt. Zolang je voldoening hebt van je werk, kun je overal gelukkig zijn. Ik heb op mooie plekken gewoond, in Rio, in Portugal en op Madeira en toch voel ik me nu beter in mijn vel. Ook al is Engeland somber en miserabel. (lacht) Een tropisch klimaat is prachtig, maar ik heb het zo druk dat ik toch geen tijd heb om veel van de zon te genieten.

Volg je de muzieksien van je geboorteland nog? Ik hoor wilde verhalen over de “Brazilian new wave”.

Ik hoor er ook al jaren over praten. Al zou ik niet weten waarover ze het hebben. Kun jij het me misschien even uitleggen?

Het gaat om groepen als Ziriguiboom en Zuco 103, die electro met latin-ritmes combineren.

Ik ben een jaar geleden nog in Brazilië geweest en toen vond ik het nog heel moeilijk om in een onafhankelijke, plaatselijke muzieksien te geloven. Er is behoefte aan, hoor. Ik weet ook dat er mensen rondlopen die ijveren voor meer faciliteiten. Maar ze botsen nog altijd tegen enorme hindernissen. Alleen al een fatsoenlijke distributie krijgen is er een serieus probleem, tenzij je Céline Dion heet. Ik heb er niettemin goede hoop op dat er stilaan betere tijden aanbreken. Er sijpelt toch al commerciële drum ‘n’ bass tot in de steden door. Misschien opent dat wel perspectieven. Het zou moeten, want de muziek lééft in ons land. De veramerikanisering dreigt veel te verpesten. De experimentele groepen worden gewoon weggedrukt.

Arto Lindsay zegt dat drum ‘n’ bass hem sterk doet denken aan de Braziliaanse ritmiek. Ga je daarmee akkoord?

Zeker. Ik herken er de power van de carnavalmuziek in.

Je bent niet zo’n fan van de zogeheten “intelligente” drum ‘n’ bass, die het accent niet zozeer op het ritme legt?

Oh nee. Alleen die term al: intelligent. Belachelijk, toch? Het is niet zo’n interessante stroming, een weinig opwindende aaneenrijging van jazzy akkoorden en motiefjes. Als je de rauwe energie van jungle en drum ‘n’ bass wegneemt, blijft er alleen een saaie lichtheid over. Dat noemen ze dan intelligent. (lacht) Alsof dat een excuus is om vervelende muziek te maken.

Op “Supermodified” staan enkele nummers, zoals “Natureland” en “Slowly”, die in de buurt komen van lounge. Maar, en dat maakt ze zo apart, het is wel heel donkere lounge. Angstaanjagend bijna.

Ik zocht contrasten. Het album opent met een aantal directe, snelle tracks. Aan het einde krijg je meer diversiteit en rust. Arrangementen die verschillende richtingen uitgaan. Ik wou een continuïteit, zonder in eenduidigheid te vervallen. De kalme nummers hebben inderdaad een duistere kant, terwijl de hardere tracks ook een zekere luchtigheid hebben. Ik hou ervan extremen tegen elkaar uit te spelen. Dat maakt energie vrij. Zoiets als een nijdige beat onder een lieflijk Disney-melodietje schuiven, daar schep ik een demonisch genoegen in.

Ik weet dat je het niet echt kunt vinden met gebaarde mannen op sandalen die met wereldmuziek dwepen. Maar in feite maak jij “world” in de ware betekenis van het woord.

Hoe bedoel je?

Er zitten Europese, oosterse én Latijns-Amerikaanse elementen in.

Een logische zaak. Onze generatie heeft toegang tot de hele wereld. Dankzij televisie en internet worden we voortdurend geconfronteerd met andere culturen, zonder dat we daar evenwel écht inzicht in krijgen. We worden zo overladen met informatie dat we niet de tijd hebben om dieper te graven. Toch worden we uit alle hoeken beïnvloed. We nemen wat van hier en wat van daar en brouwen er ons eigen ding van. Dat klinkt oppervlakkig, maar het is eerlijk. Dat is de weerspiegeling van ons leven. Je kunt oosterse muziek gebruiken, die voor de mensen van die cultuur een religieuze waarde heeft, terwijl jij er gewoon een lekkere groove in ziet. Je geeft er je persoonlijke betekenis aan en dat is zeker niet verkeerd.

Je geeft nooit live-concerten. Sluit je je aan bij Boymerang, die ooit verklaarde: “Wij junglisten moeten voorzichtig zijn dat we niet in dezelfde val trappen als de techno-acts”?

Ja. Ik werk in de studio nooit met muzikanten. Waarom zou ik dat op een podium dan plots wél doen? Ja, ik kan wat kerels inhuren om de samples op mijn platen na te spelen, maar dat zou ik verschrikkelijk fake vinden. Mijn muziek draait helemaal rond sampling. Zo’n optreden zou zelfverraad zijn.

Resten er de dj-sets, al zijn die ook enorm beperkend. Je draait tenslotte in clubs. Dansbaarheid is bijna een vereiste.

Dat geldt voor mensen die hun brood moeten verdienen met dj’en. Gelukkig ben ik daar niet afhankelijk van en kan ik mezelf meer permitteren. In mijn geval komen de mensen naar zo’n set, omdat ze mijn cd’s appreciëren. Ik kan best al eens een plaat opleggen die niet meteen voor de dansvloer geschikt is. Ik geloof niet in die betuttelende dj-cultuur, die houding van ‘ik weet wat het volk wil’. De mensen zijn heus wel intelligenter dan die gasten denken. Ze willen niet alleen maar wat rondhuppelen. Pas op, het blijft een avondje uit. Ik geef geen les, snap je. Er mag gerust gedanst worden.

“Supermodified” van Amon Tobin is uit bij Ninja Tune/Zomba.

Tobin draait (samen met DJ Krush, Kid Koala en Goldie) op 15 juli in de danstent op Axion Beach Rock in Zeebrugge.

Peter Van Dyck / Foto Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content