De Britse journaliste Aminatta Forna heeft twee moeders: een blanke en een zwarte. In haar boek “De mythe van het moederschap” vraagt ze zich af waarom kinderen in het westen met één moeder tevreden moeten zijn en pleit ze voor sociaal ouderschap.

Wanneer we op het afgesproken uur in Londen op haar stoep staan, blijkt Aminatta Forna niet thuis te zijn. Zou ze aan haar deels Afrikaanse opvoeding de gewoonte hebben overgehouden om afspraken soepel te interpreteren? Anderhalf uur later komt ze ons in een nabijgelegen pub ophalen: “Sorry, ik moest dringend weg. Ik hoorde dat er vanmorgen iemand naar Sierra Leone vertrok en ik wou die wat geld meegeven voor mijn familie daar.” De gruwelijke verhalen uit Sierra Leone zijn ons bekend en onze ergernis verdwijnt als sneeuw voor de zon: wat betekent ons “tijdverlies” in vergelijking met de ellende van haar familie in dat door oorlog geteisterde land?

Als vrouw die gedeeltelijk in Londen en gedeeltelijk in West-Afrika werd opgevoed, maakt Aminatta Forna allicht voortdurend dit soort relativerende vergelijkingen. Dat ze zich vanuit die biculturele achtergrond in het onderwerp “moederschap” heeft verdiept, is een van de sterke punten van haar boek. Net als de Française Elisabeth Badinter, die twintig jaar geleden de nu wat belegen aandoende titel De mythe van het moederschap lanceerde, zet Aminatta Forna het moederschap in zijn historische context en wijst ze op invloeden van denkers als Rousseau en Freud. Maar ze analyseert en bekritiseert vooral de manier waarop vandaag in onze westerse samenleving vrouwen onder druk worden gezet om toch maar te beantwoorden aan dat beeld van de perfecte moeder.

Haar relaas is doorspekt met voorbeelden uit de Amerikaanse en Britse actualiteit, die ook bij ons de kranten haalden: de vermoorde peuter Jamie Bulger, de kinderoppas Louise Woodward, enz. Die voorbeelden verzamelde ze tijdens haar tien jaar durende journalistieke carrière bij de BBC, waar ze o.a. meewerkte aan het culturele programma The Late Show. Toen ze zich voldoende gedocumenteerd achtte, stapte ze naar een uitgever en hield ze het bij de BBC voor bekeken. Verwijzend naar een toenemende oppervlakkigheid en onjuistheid in de berichtgeving, noemt ze zichzelf een ontgoochelde journaliste: “Ik geloof dat een land de pers krijgt die het verdient.” Nu schrijft ze nog af en toe voor The Guardian en The Independent.

Door haar eigen voorgeschiedenis, die het onderwerp zal zijn van haar volgende boek, geraakte ze geïntrigeerd door het thema moederschap. Geboren in Glasgow uit een Schotse moeder en een West-Afrikaanse vader, verhuisde ze als baby met haar ouders naar Sierra Leone, waar ze het grootste deel van haar kinderjaren doorbracht. Na de scheiding van haar ouders werd ze daar door haar Afrikaanse stiefmoeder opgevoed. Ze liep school in Groot-Brittannië, en haar Britse moeder zorgde daar voor haar. “Ik heb het geluk gehad twee soorten moederschap mee te maken”, schrijft ze. Die ervaring loopt als een rode draad door haar enthousiaste betoog. Het is een plezier om naar Aminatta Forna te luisteren en te kijken.

Waarom vindt u het zo belangrijk om te verwijzen naar moederschap in andere culturen?

Aminatta Forna: In het westen worden zoveel politieke en sociale thema’s enkel vanuit westers perspectief besproken, men gaat er blijkbaar van uit dat de westerse ervaring die van de hele wereld is. Maar ik groeide op in een cultuur waarin werk en moederschap niet tegenstrijdig waren met elkaar, waar het woord voor “moeder” hetzelfde is als het woord voor “tante”. De zussen van mijn Afrikaanse moeder noemde ik ook “moeder” en alle andere vrouwen waren “tante”. Hetzelfde gold voor mannen: de mannelijke familieleden van mijn vader waren ook voor mij “vader”. Iedereen wist wie mijn biologische ouders waren, maar de andere volwassenen ook “vader” of “moeder” noemen, getuigde van respect. Tijdens het bestuderen van andere culturen vond ik het interessant om vast te stellen hoe vaak opvattingen over gedeeld of exclusief moederschap in de taal terug te vinden zijn. Als je hier een andere vrouw dan je eigen moeder met “moeder” zou aanspreken, zou dat door je eigen moeder als een belediging worden ervaren. Daaraan zie je hoe exclusief moederschap in onze ogen is.

Bent u zelf moeder?

Nee. Ik heb nog geen beslissing genomen maar ik praat er wel over met mijn echtgenoot. Mijn zus heeft onlangs een zoon gekregen, dat was voor ons beiden een fascinerende ervaring. Ik geniet ervan om tante te zijn. Waarschijnlijk zal ik ooit wel zelf kinderen hebben, maar als ik écht de vrije keuze had, zou ik ze toch niet in Groot-Brittannië opvoeden. Dit is geen kindvriendelijk land. Het beleid dat hier gevoerd wordt op gebied van kinderopvang, is overal in Europa beter dan hier. Hier komt alles op de schouders van de moeder terecht, en dat is een probleem voor heel wat vrouwen, ook voor mij.

U beschrijft hoe onze huidige visie op moederschap sterk beïnvloed is door wat daarover in de jaren vijftig werd gezegd. Vreemd genoeg zijn we ons daar nauwelijks van bewust.

Je ziet in de geschiedenis dat idealen over moederschap komen en gaan. Maar het ideaal waar we op dit ogenblik mee opgescheept zitten, kende een hoogtepunt in de jaren vijftig. Na de oorlog waren gezinnen uiteengerukt en vrouwen wilden de relatie met man en kinderen herstellen, de hechtingstheorie van John Bowlby maakte opgang, enz. Als je tijdschriften of televisiebeelden uit die tijd bekijkt, zie je hoe dat beeld geïdealiseerd werd. Wij zijn nu geneigd te denken dat het altijd zo geweest is, terwijl het eigenlijk een recent fenomeen is.

Het gekke is dat vandaag heel veel vrouwen zeggen dat ze het absoluut niet op dezelfde manier willen doen als hun eigen moeder. Of hun moeder nu werkte of niet, of ze afstandelijk was of intiem, dat doet er niet toe. Ze willen het zelf beter, perfect doen. Rond de vraag of hun moeder aan dat ideaalbeeld beantwoordde of niet, hangt in ieder geval een merkwaardige gevoeligheid. Ik vroeg eens tijdens een etentje met vrienden wie er een probleem had met zijn of haar moeder. Iedereen stak de hand op. Het ging niet noodzakelijk om ernstige problemen, maar iedereen had wel klachten: te veel of te weinig aandacht, of niet de juiste aandacht. Het ene probleem na het andere kwam naar boven. Ik probeer om tegenover mijn eigen moeder niet in dat destructieve denken – “je had een betere moeder kunnen zijn” – te vervallen. Ik doe erg mijn best om in de eerste plaats naar haar te kijken als naar een individu. We zijn geneigd een concreet iemand een ideaal op te leggen en die dan te verwijten niet aan dat ideaal te beantwoorden.

Pas wanneer je uit deze cultuur stapt, besef je hoe geobsedeerd we zijn door onze moeders. Onze samenleving is ervan doordrongen. De psychologie, het sociale beleid,… het is allemaal zo moeder-centrisch. Voortdurend zijn we bezig met vragen als: hoe moet je een kind opvoeden, wie mag moeder zijn? Zwangere vrouwen worden overstelpt met adviezen. Over wat ze niet mogen en wel moeten eten, over de gevaren van te veel of te weinig lichaamsoefening. Ik heb duizenden van die tips onderzocht en kwam tot de conclusie dat het allemaal rotzooi is. Het maakt me boos dat ze zwangere vrouwen op die manier kunnen bevelen geven en controleren. Als een zwangere vrouw hier een glas wijn durft te drinken, wordt ze scheef bekeken.

U hebt nogal kritiek op handboeken voor moeders.

Ik ben er geen fan van. Maar ik zie wel dat ze tegenwoordig belangrijk zijn. Er is geen andere bron van informatie meer vermits mensen er weigerachtig tegenover staan om advies bij hun eigen ouders in te winnen. Ze verkiezen het advies van “deskundigen”.

Ik ben niet voor die handboeken omdat er een commercieel aspect aan vastzit: je moet dus met een nieuwe theorie komen. Als ik een handboek voor moeders zou schrijven, zou ik niet moeten zeggen: “vraag het je eigen moeder”. Ik zou met iets nieuws moeten komen, iets dat écht werkt, dat de ervaring van het moederschap verandert. Vermoedelijk verklaart dat aspect voor een deel het succes van de eerste goeroes.

Daarnaast denk ik dat achter die theorieën een politieke en sociale agenda schuilgaat. Het belangrijkste is echter dat die handboeken de grootste bron van schuldgevoelens zijn. Bijna allemaal, zelfs die waarvan gezegd wordt dat ze het moederschap veraangenamen – zoals Spock – stellen onmogelijke hoge eisen aan moeders.

Het viel op dat de moeders die ik interviewde altijd informeerden naar wat de anderen hadden gezegd. Toen ik zei dat die verteld hadden dat het een lastige tijd was geweest, durfden ze toegeven dat ze het er zelf ook best moeilijk mee hadden. Ik sprak ook met een aantal vrouwen die behoorden tot een soort vereniging van moeders. In die groep stelden ze zich vrij competitief op – O ja, hij kan al alleen eten! Natuurlijk is ze al zindelijk! -, maar privé gaven ze toe hoe moeilijk het was. In de groep lieten ze een façade zien, lieten ze uitschijnen dat ze dicht bij de perfectie zaten, maar innerlijk waren ze de wanhoop nabij.

Het is ook verbazend hoe vlug die theorieën veranderen. De vorige generatie mocht niet afwijken van het rigide voedingsschema “om de vier uur”, hoe hard de baby ook krijste. De huidige generatie krijgt van Penelope Leach te horen dat je een baby niet mag laten huilen. Een mens zou er onzeker van worden.

Fay Weldon vertelde dat ze vier kinderen in vier verschillende decennia had gekregen, en elke keer kreeg ze een nieuwe theorie voorgeschoteld en elke keer moest ze onder ogen zien dat ze het leven van de vorige spruit geruïneerd had. Laten we toch ons gezond verstand gebruiken en om ons heen kijken. Indien er maar één manier zou bestaan om een goede moeder te zijn, dan zouden we toch gek worden? Mensen voeden nu eenmaal hun kinderen op verschillende manieren op. Sommige conservatieven blijven maar herhalen hoe schadelijk crèches zijn, terwijl zoveel voorbeelden het tegendeel bewijzen. Dan besef je toch dat we op sommige punten ons gezond verstand verloren hebben.

Wat opviel in het verhaal van Louise Woodward, het au-pairmeisje dat in de VS beschuldigd werd van moord op een baby, was dat de moeder van de baby veroordeeld werd omdat ze uit werken ging: als mama maar thuis was geweest, dan zou het niet gebeurd zijn. Dan zeg ik: met goede crèches zou het ook niet gebeurd zijn. Uiteraard had in deze zaak niemand oog voor het feit dat de vader evenmin thuis was.

U maakt zich ook boos als het moederinstinct ter sprake komt.

Er is een verschil tussen de vraag of het moederinstinct bestaat en de vraag of we er op een correcte manier over praten. Ik heb gemerkt dat telkens als een vrouw naar haar baby lacht, men zegt: “Ha, moederinstinct!” Maar als een man naar een baby lacht, zegt niemand iets. We nemen dat woord gemakkelijk in de mond om te ondersteunen wat we graag geloven.

Biologen verwerpen het moederinstinct omdat het niet universeel is: sommige vrouwen stoten hun kinderen af, sommige vrouwen doden ze, andere vrouwen zijn gelukkig zonder. Een instinct in de zin van een overlevingsinstinct zou universeel moeten zijn.

Waarom horen we nooit iets over het vaderinstinct of over de band die je als stiefmoeder of adoptie-ouder kan hebben met een kind? Blijkbaar wil men door te hameren op het moederinstinct vrouwen inprenten dat ze zelf kinderen moéten hebben. Het maakt gewoon deel uit van de beweging die alle verantwoordeljkheid bij de moeders legt en ieder ander buiten beschouwing laat.

Ik kan me opwinden wanneer ik met vrouwen praat die twijfelen of ze al dan niet een kind willen en die zeggen dat hun moederinstinct begint te werken. Ik ontmoette twee vrouwen die achteraf niet gelukkig waren met hun keuze. Ze hadden die keuze gemaakt omdat zoveel factoren om hen heen hen hadden overtuigd. Iedereen zei: “Je zal dol zijn op je baby.” Maar zij waren dat niet en durfden het mij onder vier ogen bekennen, anoniem en zonder dat zelfs hun echtgenoot weet hoe ze zich voelen. Dat betekent niet dat deze vrouwen niet naar best vermogen voor hun kinderen zullen zorgen. Het betekent alleen dat ze geen eigen keuze hebben gemaakt. Als een vrouw mij om advies zou vragen, zou ik zeggen: ken jezelf en luister naar jezelf.

Hoe komt het dat het feminisme zo weinig oog heeft gehad voor moederschap?

De meeste vrouwen die in de jaren zeventig vooropliepen, waren geen moeder, dus waren ze niet zo met dit onderwerp bezig. Daarnaast was de vrouwenbeweging zeker in het begin gefocust op werk. We groeiden op met de gedachte dat als we maar werk hadden, het moederschap zichzelf wel zou regelen. We weten nu dat het niet zo eenvoudig is. Niemand kon eigenlijk voorzien hoe de arbeidswereld zou veranderen: steeds meer uren werken, met steeds kortere contracten.

Het probleem van werkende moeders is enorm. Er moet iets veranderen: ofwel de werksituatie, ofwel het moederschap, als het al niet beide zijn die moeten veranderen. De hele mythe van de goede moeder wordt gebruikt om vrouwen te controleren. In advertenties uit de jaren vijftig zie je altijd dat beeld van de goede echtgenote. Vandaag is de goede moeder in de plaats gekomen als nieuwe norm voor vrouwen.

Op de Britse televisie wordt een spotje getoond waarin een vrouwelijk parlementslid naar huis rent om eten klaar te maken voor haar kinderen. De boodschap is duidelijk: je mag werken, maar je moet nog altijd een goede moeder zijn. Die norm blijft. Een ander spotje gaat over een moeder die tijdens het weekend naar een werkafspraak moet terwijl haar dochter naar zee wil. Moeder zegt: “Nee, kan niet, het gaat om een heel belangrijke klant.” Waarop het kleine meisje: “Wanneer mag ik eens een belangrijke klant zijn, mammie?” Steeds opnieuw: schuld, schuld, schuld! Door Backlash, het boek van Susan Faludi, zijn we alerter geworden voor dit soort verdoken boodschappen. Ik hoop met mijn boek een steentje bij te dragen aan diezelfde bewustwording.

Gelukkig suggereert u ook een aantal oplossingen.

Eens vrouwen zouden beseffen dat het onmogelijk is om de handboeken te volgen, zou ik graag zien dat ze minder op deskundigen zouden vertrouwen en meer zouden geloven in oplossingen die henzelf het beste lijken. Daarnaast moeten moeders ook leren delen.

Verder kunnen we natuurlijk niet terug naar de uitgebreide familie zoals die ooit bestond. Maar we zouden moeten leren inzien dat kinderen niet aan één persoon toebehoren maar aan iedereen, en dat iedereen er ook verantwoordelijk voor is. Ik zou graag andere mensen aanmoedigen om zich met kinderen bezig te houden, of dat nu als peter of meter, oom of tante is.

Hebben volwassenen die geen kinderen hebben wel zin om zich met die van anderen bezig te houden?

Er zullen altijd volwassenen zijn die niet erg geïnteresseerd zijn in kinderen, maar er zijn manieren om een band te scheppen. Ik weet niet of het een trend is, maar ik merk een nieuw enthousiasme voor het peetouderschap. De meeste mensen die ik ken zijn niet erg religieus maar gaan naar de kerk voor een huwelijk, een doop of een begrafenis. Zij beginnen opnieuw na te denken over het peetouderschap. Zelf ben ik al meter van vier kinderen. Ik denk dat een van de oorzaken van dat nieuwe fenomeen is dat mensen willen dat hun kinderen niet alleen met hun ouders maar ook met anderen een band hebben. Alleenstaande ouders hebben hierin het voortouw genomen omdat ze er anders alleen voor staan, en steun en een netwerk nodig hebben. Door dit soort banden te creëren, geraken mensen ook effectief geïnteresseerd in een kind.

Ik ben ook enthousiast over de Latijns-Amerikaanse gewoonte om co-madres en co-padres aan te stellen, die vergelijkbaar zijn met peetouders maar die ook een aantal praktische verplichtingen hebben: financieel en opvoedkundig. Het is een belangrijk engagement. Misschien kunnen we die traditie overnemen. Toen ik zelf meter werd, heb ik tegen de ouders van die kinderen gezegd dat dat voor mij betekent dat ik echt de verantwoordelijkheid op mij zou nemen als hen iets zou overkomen. Daar kunnen ze absoluut op rekenen.

New Labour is momenteel ook over dit soort dingen aan het nadenken. Daar leeft het idee om een soort seculiere ceremonie te organiseren waarbij een ouderbelofte wordt afgelegd, ook door mensen die niet de ouders zijn maar die wel een engagement op zich nemen ten opzichte van dat kind. Van mij zou zo’n belofte wettelijk geregeld mogen worden.

Door dit soort systemen kan je voorkomen dat mensen die geen kinderen hebben en vooral die die geen kinderen kunnen hebben, zich niet geïsoleerd voelen van alles wat met opvoeding te maken heeft. Ik heb homofiele vrienden die er niks voor voelen om met zaadjes en eitjes aan het werk te gaan, maar die toch heel graag een band willen met kinderen en willen helpen bij de opvoeding. Daar zijn praktische oplossingen voor te verzinnen. Eigenlijk zou ik willen dat alle volwassenen zich als ouders zouden gedragen.

Aminatta Forna, De mythe van het moederschap, Veen, 310 blz., 700 fr. Verschijnt op Wereldvrouwendag op 8 maart.

Jo Blommaert / Foto’s Kristien Buyse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content