Piet Swimberghe

Achter het grootste herenhuis van de Brusselse Zavel ligt atelier Costermans verscholen, waar vakmanschap gekoesterd wordt.

Piet Swimberghe Foto’s Jan Verlinde

Aan het groeiend aantal ambachtelijke decoratiehuizen merk je dat Brussel langzaam herstelt van haar diepe wonden. Jarenlang was de sloophamer het enige instrument waarmee de stad werd bewerkt. Vooral in de rand is beterschap merkbaar, bijvoorbeeld in Sint-Gillis worden hele rijen huizen opgekalefaterd. De vastgoedsector bekent dat huurders en kopers mooie oude panden verkiezen boven banale flats. Dat is nieuw en positief voor het patrimonium. Goed nieuws ook voor de decorateurs en ambachtslui die werk in overvloed hebben. Ooit was het anders en sloot het ene atelier na het andere. Gelukkig hielden enkele oude huizen het hoofd boven water, zoals de kunstsmederij Costermans op de Grote Zavel. Dit atelier werd in 1839 opgericht door kunstsmid Jean Costermans. Nu is het meer dan anderhalve eeuw actief en wordt het geleid door Marc-Henri Jaspar Costermans, een telg uit de vijfde generatie.

Het werkhuis is onzichtbaar vanop straat, het ligt verscholen achter een statig herenhuis uit de achttiende eeuw. Eigenlijk is de zaak Costermans bij het grote publiek beter bekend als antiekwinkel, want Marc-Henri brengt ook oudheden aan de man, die worden uitgestald in de vitrines aan de straatkant. Hij hielp trouwens mee de Zavelwijk uit te bouwen tot het kloppend hart van de antiekhandel : tot na de oorlog vielen daar immers weinig antiquairs te bespeuren.

Via de koetspoort beland je in het achterhuis : het heiligdom van de ambachtslui. In deze vleugel worden drie verschillende beroepen uitgeoefend : kunstsmid, koperslager en ciseleerder. De kunstsmederij en ijzergieterij, waar onder meer haardplaten worden gegoten, zitten onderaan. Tegenwoordig is het koperatelier belangrijker dan de smederij : in ons land zijn er wel meer kunstsmederijen, maar nauwelijks koperslagerijen die deze hoge kwaliteit leveren. Het vak vergt ook heel wat vakmanschap en creativiteit. De ambachtsman leert natuurlijk het metier in het atelier door jarenlange ervaring. Maar dit volstaat niet. Vroeger diende hij ook academie te volgen om zelf te kunnen ontwerpen. Vanzelfsprekend worden voornamelijk oude modellen gekopieerd. Ze hangen allemaal op in de salons van het herenhuis aan de straatkant. Maar letterlijk kopiëren is het nooit omdat klanten meestal net iets anders willen, een extra versiering of een grotere uitvoering. Dus komt er ook ontwerpwerk bij kijken.

De koperslager begint de opdracht door het stuk op ware grootte te tekenen op karton. Daaruit worden de kalibers geknipt, de vormen die stuk voor stuk uit het koperblik worden gesneden. Een lantaarn bestaat uit een hele reeks fragmenten die aan elkaar worden gesoldeerd. Dat is het laatste stadium. Omdat niet alle onderdelen mooi recht zijn, maar ook gebombeerd, geplooid of met ajourwerk versierd worden, krijgt elk fragment een aparte behandeling. Hiervoor moet de koperslager net zo goed kunnen hameren als een edelsmid. De meeste van zijn hamertjes en tassen, de metalen aambeelden, heeft hij zelf vervaardigd. Omwille van de veerkracht wordt rozenhout gebruikt voor de steel van elke hamer. Na het drijfwerk wordt alles gepolijst en kan er verder verfraaid worden met een ajourversiering. Daarvoor wordt de decoupeerzaag bovengehaald. Met behulp van fijne beiteltjes kan het stuk koper ook worden geciseleerd. Pas nadien begint de opbouw met de soldeerbout. Eenmaal deze klus geklaard, start de afwerking. Lantarens voor binnen kunnen met bladgoud worden verrijkt. Voor buiten wordt er eerder gekozen voor verf : de beste bescherming tegen zure regen.

Elk onderdeel wordt manueel gemaakt. Hier hamert de ambachtsman een bekroning van een lantaarn, de specialiteit van het huis Costermans. Na het drijfwerk wordt elk stuk gepolijst.

Atelier Costermans werkt voornamelijk naar oude modellen.

Met de decoupeerzaag worden ajourversieringen aangebracht.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content