“De das is zowat de reuzenpanda van de streek”, zegt Ignace Schops van Natuurreservaten vzw. Wij bezochten het enige in Vlaanderen overgebleven dassenland: het Voerense Altenbroek, een grensoverschrijdend natuurgebied met een unieke fauna en flora.

Het Voerense landschap ligt er nog behoorlijk troosteloos en bruin bij. En toch: in de luwte van de huizen bloeit de forsythia uitbundig, appel- en perenbomen beginnen voorzichtig te ontluiken en onder de nog kale bomen geven speenkruid en het maartse viooltje het bos kleur. Dat het echt al lente is, hoor je vooral aan de vogels. Op een zonnige maartse ochtend als deze word ik getrakteerd op een schitterend fluitconcert: een symfonie van hoge en lage tonen, soms in staccato, soms langgerekt… En hoewel het koor uit verschillende zangers bestaat – ik herken enkel de merel en de koolmees -, klinkt het samenspel mij harmonisch in de oren. Ver weg lijkt de wereld, als ik me koester in de zon en geniet van de geluiden en geuren. Nog even, denk ik, en dan staat Voeren écht in bloei.

In het hart van deze streek kocht Natuurreservaten vzw vier jaar geleden het domein Altenbroek: 135 ha bossen, valleien, weiden en graslanden, die bovendien aansluiten bij een bestaand natuurgebied aan Nederlandse zijde – samen goed voor zo’n 180 ha beschermd groen. Vanwege de geschiedenis van de regio – dit is landbouwgebied, nog steeds in cultuur gebracht en bewoond – is Altenbroek geen aaneengesloten natuurreservaat, maar een verzameling grote en kleinere lapjes. Het strekt zich hoofdzakelijk uit over twee dorpen: het Nederlandse Noorbeek en het Vlaamse ’s Gravenvoeren, waar we aan de kerk opgewacht worden door Ignace Schops, algemeen coördinator voor de provincie Limburg bij Natuurreservaten vzw. “Het is een enorm rijk en gevarieerd gebied”, zegt hij als introductie tot onze wandeling. “De ondergrond bestaat uit een mengeling van kalk en leem, waardoor er een aparte begroeiing ontstaat. Vruchtbare valleien en beboste hellingen afgewisseld met kalkgraslandjes, waar vaak zeldzame bloemen bloeien. Daar kan je orchideeën vinden als de hommelorchis, de vliegenorchis en de gevlekte orchis.” Het is nog te vroeg om deze inheemse orchideënsoorten in het gras te ontdekken, maar een andere plant die de aanwezigheid van kalk in de ondergrond verraadt, laat zich nog wel moeiteloos bewonderen: de maretak. Nergens in Vlaanderen (een kleine strook in de omgeving van Kortenberg daargelaten) vind je deze halfparasiet in zo groten getale: trossen felgroene blaadjes sieren de kale kruinen van de bomen – maretak verkiest populieren en hoogstamfruitbomen.

“Dit is bij uitstek een cultuurlandschap, eeuwenlang bewerkt door de mens”, wijst Ignace. “Maar door het reliëf kwam een aantal plaatsen nooit voor exploitatie in aanmerking. Daar kon de natuur zich honderden jaren lang ontwikkelen. En dan heb je de ligging op het drielandenpunt. Heel dikwijls liet men op de grenzen hele stroken land ongemoeid; vandaag zijn dat vaak de meest soortenrijke gronden. Niet alleen qua flora, maar ook qua fauna.” In de kabbelende beekjes van Altenbroek leven diverse soorten salamanders, waaronder enkele zeer zeldzame. Vogelliefhebbers kunnen er de grote gele kwik en de waterspreeuw spotten. Vos, wezel en hermelijn voelen er zich thuis. En verder is dit het enige plekje Vlaanderen waar nog everzwijnen en dassen voorkomen. Ignace: “Het is een dassengebied met een mooie afwisseling van enkele hoogstamboomgaarden en graslanden. Want daar vindt de das hoofdzakelijk zijn voedsel: regenwormen en in de winter valfruit. Het is een schuw nachtdier, op klaarlichte dag zal je hem zelden tegenkomen. Met z’n prachtige grijze, gestreepte vacht is de das zowat de reuzenpanda van de streek.”

Vanop de helling hebben we een mooi uitzicht op de dassenburcht: duidelijk herkenbare gaten en dassenwissels, de paadjes die ze keer op keer opnieuw gebruiken, ze verraden de aanwezigheid van een wirwar van gangen en holen onder de grond. “We kennen drie, vier dassenburchten. Het aantal dieren wordt geschat op een vijftigtal, maar dat fluctueert sterk van jaar tot jaar. Ze verhuizen ook geregeld. Bij de minste verstoring van hun leefgebied trekken ze weg, op zoek naar een nieuwe burcht of bijburcht. Maar het landgebruik is zodanig veranderd, dat er niet veel ruimte overblijft voor deze dieren. Bovendien volgen dassen als ze op stap gaan of migreren lijnvormige structuren in het landschap. Een haag bijvoorbeeld. Het is zelfs zo dat als die haag aan deze kant van de weg stopt en aan de andere kant voortloopt, de das de weg zal oversteken. Precies dat gedrag maakt hen kwetsbaar. Gelukkig heeft de overheid dat begrepen en is er een echt dassenplan opgesteld. Op de knelpunten in het landschap worden dassenrasters geplaatst en tunnels aangelegd zodat de dassen op een min of meer natuurlijke manier nieuwe gebieden kunnen exploreren”, aldus Ignace.

Een korte wandeling voert ons langs het kasteel Altenbroek en de bijbehorende boerderij – een privé-landgoed, maar wandelaars mogen het pad gebruiken. Onder de inrijpoort nestelen tientallen zwaluwen, speelse vinken fladderen voor ons uit… Dit landgoed werd al in 1314 vermeld als zijnde bezit van de familie Van Broek. Vanaf 1563 is de naam Altenbroek in de annalen terug te vinden. Het vaak verbouwde kasteel, dat geen deel uitmaakt van het reservaat, ligt vlakbij de Noorbeek. Ontsprongen in Nederland, baant ze zich kronkelend een weg door de weiden om ongeveer een kilometer verder uit te monden in de Voer. De Noorbeek, gelegen op zo’n 100 meter boven de zeespiegel, vormt het diepste punt van de omgeving. Rondom rond wordt het landschap getekend door heuvels – de hoogste is 205 meter -, diep ingesneden dalen, bosjes, graslanden, holle wegen en onverharde paden. Het beheer van dit nog jonge natuurreservaat is gericht op het herstel van het landschap; een zo natuurlijk mogelijk functionerend landschap. De reden spreekt voor zich: zoals nagenoeg overal in Vlaanderen is de natuur eigenlijk cultuur, veelal vormgegeven door de mens en zijn activiteiten. Dat hoeft niet per se negatief te zijn: het deed immers verschillende types van vegetatie en biotopen ontstaan, die op hun beurt zeer waardevol zijn. Ignace Schops: “Als je natuur ongemoeid laat, ontwikkelt ze zich naar een climaxvegetatie, wat bij ons dikwijls bos is. Vroeger waren er bijvoorbeeld in de vallei hooi- en graaslanden. Door de jarenlange verwaarlozing zijn die vandaag volledig verbost. Dat proberen wij nu gedeeltelijk ongedaan te maken. Dat is een intensief karwei, want het betekent niet alleen de boom omhakken, maar ook de wortel verwijderen omdat je anders niet kan maaien. We zijn niet tegen het bos, maar ook de andere vegetaties hebben hun waarde. De vraag waar alles om draait, luidt: waar willen we bos, en waar willen we heide of kalkgrasland een kans geven?”

Menselijke ingrepen blijven dus nodig om dit ‘natuurlijke cultuurlandschap’ te behouden. Aangeplante bomen als populieren en sparren worden gekapt, kunstmatige bemesting blijft achterwege, grote delen worden opnieuw begraasd… “Begrazing heeft een groot voordeel: het is minder arbeidsintensief en het vertraagt het proces van verbossing. Hier hebben we een kudde galloways aan het werk. Maar zelfs dan zullen op bepaalde plaatsen in het weiland struikjes blijven staan, waarrond zich kleine bosschages ontwikkelen. En als je dan niets onderneemt, krijg je op den duur toch weer een bos”, aldus Ignace.

Veel aandacht gaat ook naar de kleine landschapselementen: hagen en houtwalletjes, maar ook de typische holle wegen. Ooit waren het eenvoudige karrensporen in het zand, maar met elk onweer spoelde er grond weg. Steeds dieper kwam het pad in het land te liggen, soms wel tien meter diep. De meeste van deze wegen zijn trouwens nog altijd onverhard. “Een van die elementen die bijna volledig in de vergetelheid raakten, zijn de drinkpoelen. Zie je dat groepje bomen daar, aan de kant van de weg?” We staan aan het begin – of is het ’t eind? – van een holle weg. “Dergelijke groepjes van linden of kastanjes zie je hier vaker. In het midden zie je niets anders dan een droge plek. Toch zijn dit restanten van een oude drinkpoel: via een geul werd het water dat van de weg stroomde in zo’n poel opgevangen, waar het vee dan kon drinken. Dat zijn dingen die we terug in ere willen herstellen.” Ook op andere plaatsen kiest men nu voor traditionele oplossingen, die perfect in het landschap passen: een kastanjehouten poort bijvoorbeeld om een weiland af te sluiten. En de tourniquets doken opnieuw op. “Het is een stukje cultuurhistorie. Een tourniquet was een houten draaipoortje dat toegang verschafte tot een weide. Mensen kunnen erdoor, dieren niet. Maar ze waren verdwenen uit de streek, wij hebben ze teruggeplaatst. Deze keer van metaal, omdat het steviger is dan hout.”

De grootste belasting voor de overgebleven natuur in dit gebied is echter het toerisme – ook het ecotoerisme. Hordes wandelaars en fietsers strijken elk weekend neer in Voeren en Altenbroek. Ruiters, mountainbikers… Iedereen wil genieten van dit landschap en de bijzondere natuur. Ignace: “Het is een probleem dat structureel aangepakt moet worden, in overleg met al die verschillende groepen. Mensen komen met de hond, met de kinderwagen… Wij willen niemand ontgoochelen, we zeggen alleen: als je komt, doe het dan op een manier die rekening houdt met de natuur en de omstandigheden. Een loslopende hond in graasland, dat is vragen om moeilijkheden. Door een goede communicatie willen we dergelijke problemen voorkomen. Je moet duidelijk maken waarom je bepaalde dingen doet, waarom een gebied bijvoorbeeld tijdelijk niet toegankelijk is. Meestal begrijpen mensen dat wel en respecteren ze het.”

Natuur voor iedereen is al enkele jaren het motto van Natuurreservaten vzw. Men gaat ervan uit dat wie de natuur leert begrijpen en leert ervan te genieten, ook de bescherming van die natuur ter harte zal nemen en haar zal respecteren. De meeste natuurreservaten zijn daarom in hoge mate vrij toegankelijk; sommige delen worden afgeschermd, andere zijn alleen onder begeleiding te ontdekken. Dat is in Altenbroek niet anders. Maar als we naar de auto teruglopen, moet ik even slikken: links van de weg is een droogvallei, vlakbij een dassenbrucht, herschapen in een vuilnisbelt. Papier en plastic, een oude wasmachine, onderdelen van een fiets… Een vreemde manier om respect te betonen voor de ons nog omringende natuur.

Het Voerense landschap is op zijn mooist in de lente, als de fruitbomen bloeien.

Tussen de graslanden en hoogstamboomgaarden voelt de das zich thuis.

Betonnen waterbakken vervingen de traditionele drinkpoelen, die stilaan weer in ere worden hersteld.

Ignace Schops: “De vraag waar alles om draait, luidt: waar willen we bos, en waar willen we heide of kalkgrasland een kans geven?”

Typisch element in het cultuurlandschap: holle wegen.

De snelstromende riviertjes trekken ijsvogels aan, terwijl je op de zeldzame kalkgraslandjes hommelorchis aantreft.

Ze waren verdwenen en werden langs het wandelpad opnieuw ingevoerd: de tourniquet en de traditionele houten afsluitpoort.

Hilde Verbiest / Foto’s Marc Slootmaekers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content