Volgens onderzoek wordt een op de vijf kinderen ooit gepest. Pestkoppen streng straffen lost het probleem niet op, waarschuwt de Nederlandse psychotherapeut en onderwijsbegeleider Herberd Prinsen : ?Als pestkoppen beseffen hoe belastend het is voor het slachtoffer, staken ze meestal meteen hun pesterijen.”

Op 1 februari lanceert het Vlaams Netwerk Kies Kleur tegen Pesten de achtste Vlaamse Week tegen Pesten. Geen overbodige inspanning, zo blijkt : volgens het samenwerkingsverband van organisaties, verenigingen en individuen die zich met het thema bezighouden, wordt 5,5 procent van de Vlaamse jeugd uit het lager en secundair onderwijs minstens één keer per week gepest. Volgens andere onderzoeken wordt zelfs een op de vijf ooit het slachtoffer van geestelijk of fysiek geweld. Bovendien stoppen de pesterijen al lang niet meer aan de schoolpoort : ook op sociale media en via smartphones worden kinderen uitgescholden, vernederd, buitengesloten en bedreigd.

Dat probleem tijdig signaleren en krachtdadig aanpakken is het onderwerp van Zeg nee tegen pesten !, een nieuw boek van de Nederlandse psychotherapeut Herberd Prinsen. Maar al te vaak zeggen scholen, sportclubs en jeugdverenigingen immers dat ze niets in de gaten hadden, terwijl ook veel ouders niets vermoeden of geen gehoor vinden bij de betrokken instelling of organisatie. De gevolgen van die onwetendheid en miscommunicatie kunnen dramatisch zijn, getuige de zelfdodingen van onder meer de veertienjarige Inias M. uit Ternat en de twintigjarige Tim Ribberink uit het Nederlandse Tilligte vorig jaar.

Volgens Prinsen kunnen leraren, coaches en andere begeleiders ook meer doen om pestgedrag in te dijken : ?Pesten heeft veel te maken met de wijze waarop de omgeving daarmee omgaat. Zo komt pestgedrag vaker voor in scholen of verenigingen waar onduidelijkheid bestaat over de geldende regels of de toepassing ervan, waar conflicten niet of onvoldoende aangepakt worden en waar een houding heerst van ‘laissez faire, laissez passer’. Hoe langer leraren, trainers en andere volwassenen niet reageren op een pestprobleem, hoe groter de kans dat er een gewenningseffect optreedt. Dan ontstaat er een sfeer van ‘het is altijd zo geweest’ en ‘we kunnen er toch niets aan doen’.

De Nederlandse onderwijsbegeleider hamert dan ook op het belang van een pestactieplan of -protocol dat duidelijk aangeeft hoe het probleem aangepakt moet worden, wie welke stappen onderneemt en welke consequenties eraan vasthangen voor pesters. ?Zo geven scholen en verenigingen niet alleen aan welke waarden, normen en omgangsvormen ze belichamen, maar maken ze voor iedereen ook duidelijk dat pestgedrag risico’s met zich meebrengt. Slachtoffers krijgen ondertussen het signaal dat ze een luisterend oor zullen vinden en dat de omgeving hun probleem ernstig neemt.”

Anderzijds verhindert een pestprotocol niet dat veel slachtoffers hun leed voor zich houden. Twee derde vertelt niemand iets.

Herberd Prinsen : Kinderen die gepest worden, schamen zich over wat hen overkomt en willen hun vaak drukbezette ouders het leven niet nog moeilijker maken. Vaak zijn ze ook bang om de zaken nog erger te maken. Pestkoppen spelen daarop in met dreigementen : ?Als je iemand iets vertelt, slaan we je in elkaar.” Scholen en verenigingen moeten de drempel dan ook zo laag mogelijk leggen, desnoods hangen ze maar spandoeken op in de klaslokalen. Zolang het voor iedereen maar duidelijk is dat klikken mag als het om pesten gaat. Dan zullen pestslachtoffers sneller met een leraar of de directeur gaan praten. Helaas zijn nog al te veel scholen bang om hun goede naam aan te tasten, alsof een pestprotocol ouders achterdochtig zou maken. Nochtans kiezen die juist voor scholen die preventie serieus nemen.

Dat begint met het zelfvertrouwen van jongeren versterken, zegt u. Schort daar zoveel aan ?

Verwar mondigheid niet met zelfvertrouwen. De puberteit is de meest onzekere periode in een mensenleven. Jongeren veranderen dan enorm door de ontwikkeling van de hersenen en een veranderende testosteronspiegel. Dat maakt ze extra gevoelig voor stress, wat angst en onzekerheid oproept. Pubers lijken in die zin op dieren die zich aangevallen of in het nauw gedreven voelen : ze maken zichzelf groter dan ze werkelijk zijn en gaan zich agressief gedragen ter compensatie van hun angst en gebrek aan zelfvertrouwen. Zeker in groepsverband speelt het recht van de sterkste : ze zijn bang om zelf gepest te worden en proberen de kans daarop te verkleinen door zelf te gaan pesten. Zo lijken ze immers meer zelfvertrouwen uit te stralen. Onze eerste zorg moet dan ook zijn om een veilig schoolklimaat te creëren waarin het zelfvertrouwen van jongeren kan groeien. Pestkoppen hoeven hun onzekere binnenkant dan niet meer te camoufleren, terwijl slachtoffers van pesterijen beter voor zichzelf zullen opkomen.

Hoe brengen scholen en verenigingen dat veilig klimaat tot stand ?

Er zijn geen toverformules om pesten uit de wereld te helpen. Je kunt de voedingsbodem ervoor wel verkleinen door te investeren in positieve groepsvorming en door de onderlinge banden tussen jongeren te versterken. Mijn boek bevat talloze oefeningen en hulpmiddelen die jongeren dichter bij elkaar kunnen brengen en toelaten om meer van elkaar en hun achtergrond te ontdekken. Dat creëert een klimaat van openheid, vertrouwen en wederzijds respect, een sfeer waarin iedereen zichzelf kan zijn. Jongeren die elkaar goed kennen, zullen elkaar immers minder snel veroordelen en beter rekening houden met elkaar. Komt daarbij dat in een hechte groep de sociale controle ook groter is. Andere tips in het boek zijn erop gericht om de autonomie en competentie van jongeren te vergroten. Iemand die het gevoel heeft dat hij ertoe doet en dat hij iets kan, bijt immers beter van zich af, terwijl hij ook niet zo snel zal gaan pesten. Vooral leraren moeten beseffen dat ze niet alleen moeten strepen met het rode potlood. Geef jongeren erkenning voor wat ze wel kunnen, zonder hun prestaties met die van anderen te vergelijken.

Is het probleem niet vooral dat leraren en begeleiders pesterijen niet voldoende herkennen ? Na een zelfdoding vallen velen uit de lucht.

De vraag is maar wat je als school belangrijk vindt : is dat puur het overdragen van kennis, of gaat het erom dat leerlingen uitgroeien tot betekenisvolle volwassenen ? Leraren die een tweerichtingsgesprek aangaan met jongeren, die hun leerlingen kennen en tijd maken voor groepsvorming zien zoveel meer. Die zullen de signalen van pestgedrag veel beter opmerken. In de praktijk hebben ze voor zulke zaken echter weinig tijd, omdat ze zich te veel met het pure lesgeven moeten bezighouden. Als er dan een pestprobleem opduikt, kunnen leraren moeilijk inschatten wat er aan de hand is. Ze vellen een oordeel op basis van een of twee feiten en interpreteren het gedrag van jongeren veel te snel. Uitspraken als ?Hij heeft geen ruggengraat” of ?Die heeft een dominante vader” helpen de leerlingen echter niet vooruit. Integendeel, ze kunnen zelfbevestigende voorspellingen worden en de jongere nog verder verzwakken.

Ook de preventie thuis kan beter, stelt uw boek. Loopt het daar dan zo vaak mis ?

Helaas wel. Zeker in onze hectische maatschappij, waarbij beide ouders vaak werken en hun kroost toch wat aan hun lot overlaten. Denk maar aan het avondeten. Dat is het uitgelezen moment om het met de kinderen even over hun dag te hebben, en toch zitten veel kinderen dan met hun bord op schoot voor de televisie. Dat gebrek aan echte communicatie maakt het niet alleen moeilijker voor de ouders om een pestprobleem te signaleren, zo’n koud nest zet kinderen ook aan om zich negatief te gedragen. Bij negatief gedrag geven vader en moeder hun kinderen immers wél de aandacht waar ze naar verlangen, terwijl goed gedrag amper een bedankje of een schouderklopje oplevert. Zo leren ouders hun kinderen onbewust dat ze zich maar beter misdragen.

U benadrukt sterk de rol die ouders spelen bij het aankweken van zelfvertrouwen.

Kinderen vinden het fantastisch om te ontvangen, maar groeien doordat ze kunnen geven. Beide aspecten moeten in balans zijn, en daar gaan ouders weleens in de fout. Door een kind te verstikken met verwennerij bijvoorbeeld, of door er net te veel van te vragen. In beide gevallen lopen de zelfwaardering en zelfafbakening van het kind gevaar. Dat gebeurt helaas ook als kinderen geen erkenning krijgen voor hun bijdrage aan het gezinsleven, of wanneer een ouder het gebrek aan intimiteit met de partner wil compenseren door zich aan hen vast te klampen. Dat zijn allemaal omstandigheden die het zelfvertrouwen van kinderen kunnen aantasten en ervoor zorgen dat ze minder goed voor zichzelf opkomen of zelf pestgedrag gaan ontwikkelen. Een bekend voorbeeld is ook wanneer kinderen gedwongen worden om partij te kiezen, bijvoorbeeld na een scheiding of het opduiken van een nieuwe partner. In dat geval lijkt zelf keuzes maken bijna altijd op verliezen.

Ook de zogenaamde ‘onmogelijke opdrachten’ die kinderen soms krijgen, blijken niet te helpen.

Kinderen krijgen thuis heel wat opdrachten, taken die ze tot een goed einde zullen willen brengen om aardig gevonden te worden. Vaak is dat echter zo goed als onmogelijk, zoals wanneer ouders hun vragen om hun best te doen, flink te zijn of op te schieten. Kinderen weten zelden wanneer ze aan zulke opdrachten voldaan hebben, wat onzekerheid in de hand kan werken. Al even moeilijk te realiseren zijn opdrachten als ‘doe me een plezier’ of ‘wees sterk’. In het eerste geval kunnen kinderen het moeilijk krijgen om hun grenzen aan te geven en voor zichzelf op te komen, in het tweede geval kunnen ze amper hun emoties uitdrukken.

Scholen leggen de verantwoordelijkheid voor kinderen die pesten of gepest worden nu al vaak bij hun ouders. Werkt uw boek dat niet in de hand ?

Scholen leggen de schuld bij anderen om zelf niets te moeten ondernemen. Maar ouders moeten de hand ook in eigen boezem durven steken. Een veilige opvoeding die kinderen toelaat om te groeien en zelfvertrouwen biedt, is in de eerste plaats hun verantwoordelijkheid. In de praktijk zijn veel ouders echter onzeker over hun opvoedingsmethodes, waardoor ook zij met het vingertje naar anderen gaan wijzen. Zolang zij zelf maar niet hoeven te veranderen. In die zin wil het boek inderdaad een schokeffect teweegbrengen. Geef je je kind wel genoeg erkenning, aandacht en complimen-ten ? Die vraag moet elke ouder zich stellen. Als dat het geval is, dan hoef je uiteraard geen boetekleed aan te trekken. Dan is het eens zo duidelijk dat het probleem elders ligt. Blijkbaar zit je kind dan op een school die onvoldoende investeert in een veilig klimaat en pestgedrag in de hand werkt.

Waarom bent u geen voorstander van strenge straffen ?

Die zijn soms nodig, maar vaak straffen we de eerste keer veel te zwaar. Dat verschaft slachtoffers genoegdoening, maar doet het pestgedrag niet altijd verdwijnen. Soms maakt het de zaken nog erger, terwijl de daders evenmin tot inzicht komen. Hogere verkeersboetes brengen volwassenen evenmin op andere gedachten. Daarom ben ik eerder een voorstander van ‘herstelrecht’, een aanpak die pestkoppen op het effect van hun gedrag wijst. Meestal weten die helemaal niet hoe belastend hun gedrag is voor het slachtoffer. Als die horen dat een ander kind nachtenlang wakker ligt, dan stoppen de meesten meteen met hun pesterijen. Laten we vooral niet vergeten dat ook de meeste pesters weinig zelfvertrouwen en sociale vaardigheden hebben. Ook zij zijn dus slachtoffer van een onveilig schoolklimaat of een thuis die hen alleen maar aandacht schenkt als ze zich negatief gedragen. De helft van alle volwassen criminelen heeft als kind trouwens gepest. Een reden te meer om pestgedrag tijdig een halt toe te roepen.

Zeg nee tegen pesten ! (29,99 euro) wordt

uitgegeven door LannooCampus. Info : www.hpc.nu. De Vlaamse Week tegen Pesten loopt van 1 tot 8 februari. Info : www.kieskleurtegenpesten.be.

DOOR WIM DENOLF

?Een koud familienest zet aan tot negatief gedrag”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content