De wereldwijde crisis in de luchtvaart en het toerisme heeft de moslimlanden nog erger getroffen dan andere bestemmingen. Een regelrechte ramp voor Egypte, maar wie toch gaat, heeft het rijk voor zich alleen. Het uitgelezen moment voor een bezoek.

Tekst en foto’s Griet Schrauwen

Zezo doet zijn job goed, in die mate zelfs dat ik na een halve dag enkele hiërogliefen kan ontcijferen en een beetje van de beeldentaal begrijp. Een beeld met de voeten naast elkaar is een mummie: een overledene. Een beeld met één voet vooruit, is een levend iemand: hij of zij kan nog lopen. En Nefer, wat ‘mooi’ betekent, heeft een hiëroglief als een rechtopstaande lepel met een kruis als steel. En dankzij Zezo herken ik vlotjes Osiris, de giergod, en Anubis met een jakhalskop, de beschermer van graftombes en de patroonheilige van balsemers.

Dat de toeristen wegblijven mag Zezo jammer vinden, maar eerlijk gezegd: voor ons is het een zegen. Nooit hoeven we te wachten en de schatten van het oude Egypte liggen er bijna exclusief voor ons uitgestald: de grootste faraonische collectie ter wereld, 150.000 stuks waarvan er 10.000 te zien zijn. “Dit museum uit 1902 is al lang te klein. We bouwen nu in Gizeh een nieuw, vijf keer groter dan dit.”

“Alles wat je hier ziet, is origineel”, zegt Zezo. “Behalve de steen van Rosetta, de echte staat in het British Museum. Hij werd gevonden in 1799 in Rosetta, 300 kilometer hiervandaan. De Fransen hebben hem meegenomen en nadat een Franse taalkundige in 1822 de hiërogliefen had ontcijferd, gaven ze de steen aan Engeland.”

We vergapen ons aan de indrukwekkendste, prachtigste collectie die ik ooit aanschouwde. “Kijk”, zegt hij bij een beeld van koning Hor, “kijk naar die ogen. Mijn prof zei destijds dat ik het beeld vijf minuten in de ogen moest kijken en dat het dan zou beginnen te praten. Die ogen lijken zo echt omdat ze zijn gemaakt van kwarts en bergkristal. Zeventiende eeuw voor Christus, kun je dat geloven?”

Alles en iedereen overrompelend is de verzameling van Toetanchamon. Die is van zo’n onwerkelijke, bovenaardse schoonheid dat de tranen je in de ogen springen. Het massief gouden dodenmasker, een gouden sarcofaag, onbeschrijfelijk mooie juwelen, gouden meubelen, boten die hij zou gebruiken op zijn reizen door de Onderwereld, een volledige huisraad om in zijn volgend leven een paleis in te richten: 1700 voorwerpen in totaal. “Wat moet dat bij de anderen geweest zijn?” vraagt Zezo zich af. “Als Toetanchamon, een onbeduidend faraootje, al zoveel meekreeg?”

Er zijn veel sfinxen in Egypte, maar die van Gizeh is de grootste: bijna tachtig meter lang, twintig hoog, een gezicht van vier meter breed. Zijn faraohoofd wijst op slimheid, zijn leeuwenlijf op macht. Aboe al-Hoel, heet hij, ‘Vader van de Schrik’, en hij is de bewaker van de piramiden. Maar hij was niet afschrikwekkend genoeg: de mummies en schatten uit de piramiden zijn verdwenen en nooit teruggevonden. “Ach, de sfinx is ziek”, verontschuldigt Zezo hem. “Hij werd al minstens vijftien keer gerestaureerd. En hij is zijn neus kwijt. Velen denken dat Napoleon, die in 1798 het land veroverde, zijn neus eraf schoot, maar dat is niet waar. Het is een wandaad van de Turkse mammelukken die hier regeerden van de dertiende tot begin zestiende eeuw.”

De piramiden zijn gebouwd rond 2700 voor Christus, bijna vijfduizend jaar geleden. “En niet door slaven, zoals wordt beweerd”, betoogt Zezo. “Vorig jaar zijn in de omgeving graven gevonden waarop geschreven staat dat de overledenen gestorven waren tijdens de bouwwerken. Voor slaven zou men dat toch nooit doen? En dat joden de piramiden moesten bouwen, is ook een fabeltje. Die kwamen pas duizend jaar later naar Egypte. Nee, het waren de Egyptenaren zelf. Bij wijze van belasting moesten ze drie maanden per jaar aan de piramiden werken.”

Vlakbij ligt een openluchtauditorium, met de piramiden en de sfinx als decor. Jaarlijks wordt er met veel luister en voor ’s werelds schoon volk de Aïda van Verdi opgevoerd. Maar de uitvoering van eind 2001 is geannuleerd: niemand wou naar Egypte komen, de operazangers niet, het publiek niet.

De Egyptische minister van Toerisme, Mamdouh el Beltagui, geeft het openlijk toe: “Het is een catastrofe. Sinds 11 september is de wereld in shock. Toerisme is onze grootste bron van inkomsten, miljoenen mensen werken in die sector. We hebben nog geen cijfers over de laatste maanden, maar we verwachten dat er een daling is van veertig, vijftig procent. Egypt Air meldt veertig procent minder passagiers.”

(Achteraf zegt Zezo dat de minister het onderschat. Zezo raamt de daling op 85 procent. En hij is op Nijl-boten geweest die maar voor tien procent geboekt zijn, terwijl er in deze periode normaal niet één plekje vrij is.)

“Alles zal weer in de plooi vallen”, zucht de minister hoopvol. “We hebben nog zo’n inzinking gehad, nadat in november ’97 zes fundamentalisten 52 toeristen doodschoten bij de tempel van Hatsjepsoet. Het jaar erna verloren we één miljard dollar, maar het herstelde zich: er volgde een ware boom. In ’97 hadden we 3,7 miljoen toeristen, in ’98 volgde een drastische terugval, maar in ’99 waren het er 4,3 miljoen: een half miljoen meer dan voor de aanslag. In het jaar 2000 kregen we 5,5 miljoen bezoekers: nóg meer. Alles liep op rolletjes en we verwachtten tegen het einde van het decennium wel tien miljoen toeristen, maar wat nu? Met alle investeringen? Het nieuwe museum… En er zijn tachtig hotels in aanbouw…”

“Ik vrees dat de gevolgen zwaarder en langduriger zullen zijn dan na het bloedbad van ’97”, zegt Mamdouh el Beltagui. “Daar konden we nog betrekkelijk eenvoudig op reageren met strenge veiligheidsmaatregelen. Maar dit is ongrijpbaar. Deze keer is niet Egypte getroffen, het toerisme in de hele wereld kreeg een zware klap, maar de moslimlanden nog het meest. Mensen verbinden islam met terreur, en elk moslimland lijkt gevaarlijk. Maar dat is het niet. In Egypte leven christenen, moslims en joden vreedzaam samen, al 1400 jaar. En wij stellen alles in het werk om toeristen te beschermen. Elk hotel, elke bezienswaardigheid wordt bewaakt door de veiligheidsagenten. Er is een zeer zichtbare aanwezigheid van blauw op straat.”

Dat klopt, en het geeft soms een onbehaaglijk en bedreigend gevoel, maar het heeft ook voordelen: minder gezeur van opdringerige verkopers of kinderen die baksjisj eisen, want ook die houdt de politie op afstand.

Luxor, 700 kilometer ten zuiden van Caïro, is het Thebe uit onze geschiedenisboeken. Een dorp, in vergelijking met de hoofdstad, die na Mexico City en Sao Paolo de grootste stad ter wereld is. Het waterhoofd aan de Nijl heeft twintig miljoen inwoners en gigantische verkeersstromen en -knopen. Een heksenketel, een mierenhoop, een chaos. De witte lijnen op de weg, de verkeerslichten aan kruispunten: ze zijn er enkel ter versiering, want niemand houdt er rekening mee. En tussen de opeengepakte en bijna stilstaande vrachtwagens, autobussen en eeuwig claxonnerende auto’s rijden ook nog ezelskarren.

In Luxor rijden vooral zulke karren en paardenkoetsen. Zelfs de taxi’s hebben er hoefijzers. Honderd jaar jaar geleden was Luxor niet meer dan een dorp met twee hotels. Eén daarvan was het Winter Palace waar koning Faroek, de laatste koning van Egypte, zijn eigen appartementen had. Ook Agatha Christie ( Death on the Nile, weet je nog) kwam er graag, evenals gekroonde hoofden van Europese en Aziatische koningshuizen. Het Winter Palace staat nog steeds in volle glorie te pronken op de oostelijke oever van de Nijl, met een grandioos uitzicht over de westelijke. Zo was het en zo is het nog steeds: de oostelijke oever behoort aan de levenden, de westelijke – waar de zon ondergaat – aan de doden. Vanaf het terras van het Winter Palace ontwaar je aan de overkant in de verte, aan de voet van dorre bergen, de dodentempel van Hatsjepsoet en daarachter liggen de Valleien de Koningen, Koninginnen, Nobelen en Artiesten.

Egypte sprak al eeuwen tot de verbeelding omdat in dat land de mensheid voor het eerst het niveau van plaggenhutten en stamverbanden oversteeg; en omdat het het eerste land was waar de mensheid een geschreven taal bedacht, al bleef dat een geheimschrift tot in de achttiende eeuw. Vierhonderd jaar voor Christus reisden er al Grieken naar Egypte om de piramiden en de sfinx te zien, bouwsels die toen al ouder waren dan het Colosseum nu is. Hoewel in Luxor tal van graftombes waren opgegraven (sommige werden al bezocht in de Grieks-Romeinse tijd), gingen de meeste reizigers niet zo ver. Tot in 1922: toen kwam Luxor volop in de belangstelling nadat in de Vallei der Koningen het graf van Toetanchamon was ontdekt, het enige dat ongeschonden zijn onschatbare rijkdommen had behouden. Vanaf die tijd werd Luxor een rage.

Daar is momenteel weinig van te merken. Ook de Vallei der Koningen is zo goed als leeg. Bij elke graftombe kunnen we meteen naar binnen. Niets of niemand belemmert het gezicht op de prachtige fresco’s en bas-reliëfs waarop slag wordt geleverd in een warboel van vechtende mannen en steigerende paarden. Massa’s mensen op massa’s barken varen naar de Andere Wereld. Figuren zonder hoofd marcheren langs de muren, hele scènes staan ondersteboven, en slangen met vleugels en mensenbenen beelden een avant la lettre Jeroen Bosch-visioen uit. De muurschilderingen hebben frisse, heldere kleuren alsof ze gisteren zijn geverfd en niet 3500 jaar geleden. En veel goud, overal goud. “De necropolis van Thebe is die van het Nieuwe Rijk, van 1550 tot 1080 voor Christus. Nog afgezien van het ultieme vakmanschap was dat een onvoorstelbaar rijke en voorspoedige periode: karavanen uit Afrika brachten ivoor, pelzen en goud; uit het Midden-Oosten kwam zilver, hout en specerijen”, verklaart Zezo.

De tombes liggen op grote afstand van elkaar, verstopt in de rotsige hellingen. “Verstopt is het juiste woord”, zegt Zezo. “Om grafplunderingen te voorkomen, bedachten de farao’s allerlei trucs om hun graf onvindbaar te maken. En daarin zijn velen geslaagd. Er zijn nu 62 opgegraven tombes, maar het zouden er veel meer zijn, misschien wel 130.”

“Om hun graven te verbergen, zijn ze uitgehakt uit de bergwand, soms honderd meter diep, daarna werden ze afgedekt met een tonnenzware steen en dan nog eens bedekt met vrachten steen en puin. Een faraograf is een speld in een hooiberg.”

Hoewel de oostelijke oever van de Nijl aan de levenden behoort, is het één groot openluchtmuseum. Honderd jaar geleden woonden er nog talloze gezinnen tussen de zuilen in de tempel van Luxor. Nu niet meer, al staat er midden in die tempel nog een moskee, versierd met feestelijke lichtjes.

Die tempel is deels het werk van Ramses II, die van zijn vader een harem kreeg toen hij tien jaar oud was. Later had hij vijf ‘koninklijke echtgenotes’ en officieel 50 zonen en 53 dochters. Ja, die Ramses zag het groot. Voor de ingang van de tempel plaatste hij zes grote standbeelden van zichzelf, en ín de tempel liet hij twee obelisken voor zichzelf oprichten. “Ooit waren er 170 obelisken in Egypte. Nu nog slechts zeven. De andere zijn allemaal gestolen, behalve die op de place de la Concorde in Parijs. Dat was een cadeau aan Frankrijk, een van die obelisken van Ramses II”, zegt Zezo.

Ook in de tempel van Karnak, de grootste van Egypte en amper vier kilometer verderop, liet deze Ramses zich niet onbetuigd. Hij voorzag de entree van de tempel van een lange colonnade van sfinxen met ramshoofden en tussen de poten een klein standbeeld van Ramses II, de schenker van de erehaag. De tempel zelf is een doolhof van tempels, hoven en schrijnen, gebouwd, herbouwd en bijgebouwd door diverse farao’s. Een paleis voor reuzen, met een woud van zuilen. Kersvers is er de Rode Kapel van Hatsjepsoet, een bouwwerk dat tot puin werd geslagen na de dood van de vrouwelijke farao die mannenkleren droeg en een valse baard. Het ineenpuzzelen van de brokstukken en de heropbouw zijn begonnen in 1987, sinds half november 2001 is het werk klaar. Al die tijd werd eraan gewerkt door 24 – vooral Franse – egyptologen en 120 lokale arbeiders.

Een van die Fransmannen heeft een boot op de Nijl en hij nodigt ons uit voor een tochtje. Het is een antieke boot uit de tijd dat Gustave Flaubert en anderen de Nijl kwamen bevaren en de monumenten op oevers bezichtigden. In Voyage en Orient verhaalt Flaubert zijn Egypte-reis van oktober 1849 tot juli 1850: meer dan acht maanden ter plekke! In de negentiende eeuw zeilden reizigers van Caïro naar Aswan, en lieten zich daarna met de stroom terugdrijven naar hun vertrekpunt, wat minstens vier maanden duurde.

Destijds was Egypte nog een seksparadijs waar zesjarige jongetjes hun moeder aanboden voor een handvol piasters. Meestal was de jonge Flaubert soberder, maar ooit paarde hij in één dag vijf keer na elkaar en liet zich dan nog drie keer pijpen. Die potente kerel hield er ‘vuile ziektes’ aan over, maar ook aardige beschrijvingen van blote sultanes en hun bijendans en wat erop volgde.

Onder het grote driehoekige zeil drijven we op het rimpelloze, blauwe wateroppervlak van de Nijl. Onze boot bijna als enige, want de toeristenschepen liggen werkloos aan de kade. De zon zakt schilderachtig achter palmbomen op de westelijke oever. Op de oostelijke oever weerklinkt de shahada, de geloofsbelijdenis, uit de luidsprekers van de minaretten: “La ilaha illa Allah. Muhammudu rasula Allah“: er is niets goddelijks behalve God. Mohammed is zijn profeet.

Het is ramadan, en in deze periode betekent dat gebed bij zonsondergang het einde van de vastendag. Een van de varensgezellen brengt elk van ons een glas water en twee dadels. Niet dat dit het eerste is wat we vandaag tot ons nemen. Wij hebben uitgebreid ontbeten en geluncht, maar zodra wij aan tafel gaan, trekt Zezo zich terug. Wij zijn geen moslims, wij zijn bezoekers en worden gastvrij ontvangen en overvloedig bediend. Maar hij is wel moslim, en dat betekent dat hij vijf keer per dag moet bidden, een gedeelte van zijn inkomen afstaat aan de armen, ooit deelneemt aan de haj, de bedevaart naar Mekka, en zich houdt aan de ramadan.

“Gelukkig is het winter en zijn de dagen kort en de nachten lang”, zegt Zezo. “Vanaf vijf uur ’s middags mag ik weer eten en drinken tot de volgende morgen, tot je ‘een zwarte draad kunt onderscheiden van een witte’, zoals de koran voorschrijft. Maar als de ramadan in de zomer valt, is het zwaar. Als je dan bij een temperatuur van 45 of 50 graden de hele dag moet praten en je drinkt geen druppel water vóór zonsondergang om een uur of elf…”

Hij legt uit waarom de ramadan verschuift. “Vandaag zijn we 18 november 2001, maar ook 3 ramadan 1422 volgens de islamitische kalender. Die rekent volgens de maancyclus en niet die van de zon. Een maanjaar is elf dagen korter, en dus schuift de ramadan elk jaar elf dagen op. De ramadan begint op de dag dat het eerste schijfje maan van het nieuwe maanjaar zichtbaar is met het blote oog. Theologen en geleerden stellen de dag vast waarop voor één miljard moslims de ramadan begint. Alleen zwangere en zogende vrouwen, kinderen, zieken en reizigers zijn ervan vrijgesteld.”

Maar waarom doet hij het dan? Hij is toch een reiziger? “Ik wíl het doen. Ik leef elf maanden per jaar voor mezelf. Eén maand voor Allah is dan toch niet te veel? Vasten is trouwens gezond. Spijsverteringsklachten verdwijnen, je lichaam wordt gezuiverd, overtollig vet verdwijnt. Na de ramadan ben ik mijn buikje kwijt”, lacht hij.

De maan komt op. Een sikkeltje nog maar: het is pas de derde dag van de ramadan. Een liggend sikkeltje als op de Turkse vlag. Een paar uur later druipt de hemel van de sterren. Om het met Flaubert te zeggen: een diamanten snoer waaraan hier en daar een steen ontbreekt.

Praktisch

Reis

Egypt Air (tel. 02-219 16 14) vliegt in vier en een half uur vanuit Brussel naar Caïro, Luxor en Sharm el Sheikh.

Weekend Knack reisde met Accor-hotels en verbleef in Le Sfinx in Gizeh, met zicht op de piramiden, en in Winter Palace in Luxor, op honderd meter van de tempel van Luxor.

Documenten

Wie niet langer dan vijftien dagen in Egypte is, kan een visum aanvragen bij aankomst in de luchthaven van Caïro, een pasfoto meenemen dus. Wie langer blijft, vraagt een visum aan op het consulaat van Egypte, Woudlaan 101, 1000 Brussel.

tel. 02-663 58 00, fax 02-675 58 88. Open op werkdagen van 9.30 tot 11.30 uur. Kostprijs ca. 27 euro. In beide gevallen moet bij de aanvraag uw internationaal paspoort nog zes maanden geldig zijn.

Munt

Eén Egyptisch pond, onderverdeeld in 100 piasters, is 0,25 euro waard. Kredietkaarten worden aanvaard in hotels en sommige winkels.

Uurverschil

Als het 12 uur is in Brussel, is het 13 uur in Caïro.

Gezondheid

Geen enkele inenting is vereist, maar drink geen leidingwater en wees voorzichtig met rauwe groente en fruit.

Taal

De officiële taal is Arabisch. In toeristische centra spreekt men ook Frans en Engels. En wie geluk heeft, treft Zezo, een Nederlandstalige egyptoloog.

Klimaat

Droog, zonnig en heet. In de zomer kan de temperatuur in Midden- en Zuid-Egypte oplopen tot 50 °C. In de winter kan het in de woestijn bitter koud zijn. Het voorjaar wordt soms geplaagd door khamsin, een hete woestijnwind die kan aanwakkeren tot immense zandstormen. Khamsin betekent vijftig: het verschijnsel kan vijftig dagen aanhouden.

Beste reistijd: van november tot en met maart.

Info

Bij de reisagent.

Egyptische Dienst voor Toerisme, Louizalaan 179, 1050 Brussel, tel. 02-647 38 58, fax 02-647 15 44, www.touregypt.net

In de 19de eeuw zeilden reizigers van Caïro naar Aswan, en lieten zich dan terugdrijven naar hun vertrekpunt, wat minstens vier maanden duurde.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content