Weg van het massatoerisme biedt een safari in een besloten concessie van Kruger of in een privaat reservaat een authentieke ‘Out of Africa’-ervaring. Private game watching in Zuid-Afrika : (bijna) alleen in de wildernis.

Stop ! Kijk, een cheeta.” Ranger David, aan het stuur van zijn 4×4 uitweidend over de grootsheid van de Great Karoo, rijdt voorbij de zwart-gele stippen in het struikgewas. De voldoening om zelf de goed gecamoufleerde jager te spotten is groot. De Zwitsers op de achterbank kunnen hun vreugde nauwelijks onderdrukken.

In de rivierbedding loert een jachtluipaard. Ook David, mijn gids in Samara, klinkt opgetogen. “Lang geleden dat ik haar nog zag : Sibella, de matriarche van de plaatselijke clan, draagt wel een zendertje, maar de batterij is plat. Stappen we uit ?” Nooit eerder stelde een ranger voor om, buiten de beschermende cocon van de wagen, te voet een wilde kat te bewonderen.

We benaderen het roofdier vanaf de andere kant van de bedding, een steenworp ver. “In vier seconden loopt ze honderd kilometer per uur”, fluistert David. “De koning van de sprint ; sneller accelererend dan een Porsche.” Ze kijkt nonchalant. “In één, maximaal twee seconden zou ze nu bij ons kunnen zijn”, prevelt David. Vervolgens, sussend : “In het wild vallen cheeta’s nooit mensen aan. Nog één stap verder en het dier grolt. “Dit volstaat.”

Terug in de Great Karoo

Na 125 jaar afwezigheid is Sibella een van de eerste jachtluipaarden die terug jagen in de Great Karoo, het lege binnenland van Zuid-Afrika. Toen de eerste pioniers deze gigantische ruimte exploreerden, foerageerden grote kudden springbokken en antilopen en een gezonde roofdierpopulatie op deze arme grond. “Maar voor veehouders zijn jagers, die af en toe een kalf of een lam uitkiezen, lastige concurrenten”, verklaart David. Ruim een eeuw geleden verdween de laatste cheeta uit de Karoo.

Vol vertrouwen zet ik mij op een steen en geniet van haar aanwezigheid. Sibella kijkt, sluit de ogen, likt haar lippen, gaapt en staat dan langzaam recht. Eén blik, dan strekt ze zich uit, en nog eens – net als de poes thuis – en wandelt op hoge poten weg. “Verbazingwekkend hoe dicht je haar kunt benaderen”, filosofeert mijn gids. “Zeker als je weet dat Sibella in haar jeugd door mensen mishandeld werd. Ondertussen bracht ze al zestien welpen ter wereld.”

De entree in Samara maakt indruk. Uren reed ik langs berg en dal, zonder stad of dorp, slechts hier en daar ligt langs de R75 een eenzame boerderij, een stip in de uitgestrektheid. Na het kaarsrechte asfalt hotste ik een half uur over een onverharde weg en voorbij twee elektrische poorten, waar bordjes aanmanen om vooral in de wagen te blijven : ‘ Cheetah area’.

Van ranch tot reservaat

“Het was liefde op het eerste gezicht”, verklaart Sarah Tompkins tijdens de braai in de boma, de kraal rond het kampvuur. “Dertien jaar geleden kochten we hier, in dit magnifieke landschap, een eerste ranch.” Een dozijn samengevoegde boerderijen later beslaat Samara 28.000 hectare en is het een van de grootste private game reserves van Zuid-Afrika. Lebensraum biedt Samara voluit ; de lodge, een charmante koloniale villa in the middle of nowhere, ontvangt hooguit een dozijn gasten.

“Jarenlang herstelde het land van uitputtende overbegrazing”, vervolgt Sarah. Eind 2003 werd Sibella, samen met een koppel mannetjes, uitgezet. Ook springbok, zwart wildebeest, Cape Mountain zebra, oryx, eland, koedoe en blesbok grazen ondertussen terug in deze halfwoestijn. “Wetenschappers adviseren ons over de soorten die voor de komst van de blanke man leefden in de Karoo”, besluit de gepassioneerde Zuid-Afrikaanse. “We introduceren de dieren en laten dan de natuur haar gang gaan.”

Samara in stilte

Naast de haast gewaarborgde close encounter met de cheeta, maken vooral de persoonlijke service en het landschap Samara uniek. Vroeg in de ochtend, terwijl in het grasland op het plateau antilopen grazen en een cheeta luiert onder een wilde olijfboom, drinken we koffie aan de rand van de tafelberg die de grens van Samara markeert. Het panorama over de vlakte van Camdeboo, leeg zo ver het oog ziet, is machtig.

Tijdens de avondlijke game safari sluip ik met David zo dicht als we kunnen tot bij een dozijn giraffen. Op de terugweg botsen we nog op een trio witte neushoorns, een civetkat en een roedel grootoorvossen. Midden in het veld tovert David bij zonsondergang de motorkap van de Landrover om in een openluchttoog, met gin-tonic, borrelnootjes en biltong (gedroogd vlees) als aperitief.

Spek- en herdersbomen tekenen een grillig profiel tegen de rode hemel, een jakhals huilt, bavianen schreeuwen, het vleugelwieken van de blauwe kraanvogels hoor ik tientallen meters ver. “Enkele weken geleden kon een hyperventilerende New Yorker deze stilte niet aan”, vertrouwt David me toe. “Om hem te kalmeren, liet ik de motor draaien.” Op Samara is werkelijk niets te veel gevraagd.

Kruger, moeder van alle NP’s

Een dagreis naar het noorden verder – 1400 kilometer, dit land is zo groot als een continent – bezoek ik Kruger National Park. Tijdens mijn eerste safari, veertien jaar geleden, reed ik zoals de meeste bezoekers zelf. Het oudste en grootste Nationale Park van Zuid-Afrika dankt zijn populariteit immers vooral aan de goede self-drive-mogelijkheden, met verharde wegen, picknickplaatsen en vele logeer- en kampeermogelijkheden. Keerzijde van de medaille : als je opmerkelijk wild spot, moet je aanschuiven in de file.

Met een oppervlakte van 21.497 vierkante kilometer (twee miljoen hectare !), 60 km breed en 350 km lang, passen bij Kruger enkel superlatieven. “Wie al de wegen, 2600 kilometer, rijdt, ziet amper vijf procent van de totale oppervlakte”, stelt gids Marijke Van Dijkhorst. “Veel gebieden blijven afgesloten voor het publiek. Gereserveerde zones in Kruger, zoals de 12.000 hectare veld van Rhino Walking Safaris, zijn enkel toegankelijk voor de 4×4’s van de concessiehouders.”

De leeuwen die gisterennacht op een zandweg in de concessie een buffel velden, worden zo “onze leeuwen”. Regelmatig nemen we een kijkje. Hoe ver is het karkas al gevorderd ? Eten de mannetjes (Stumpie en Eenoog) of rusten ze uit in de schaduw ? Doken er al hyena’s op ? En hoeveel gieren wachten nu in de boomtoppen op het vertrek van de leeuwen ?

Nooit zien we op de plaats van the lion kill een ander voertuig. De file van Kruger’s self-drive lijkt op dit privéterrein ver weg. Als tijdens een nachtelijk bezoek Stumpie langs de wagen wandelt, zich neervlijt voor de motorkap en brult, krijg ik kippenvel.

Stand-upranger

De volgende dag verhuis ik naar het Plains Camp, vier luxueuze safaritenten, met houten vloer, een eigen badkamer en binnendouche diep in de wildernis. Gedurende enkele dagen is dit mijn uitvalsbasis voor de walking safaris, waarbij we niet focussen op het grote wild, maar op de details die je in een voertuig ontsnappen. Dat een gids het verschil kan maken, bewijst Bernard Mhlanga.

Tijdens het aperitief instrueert hij ons in de do’s-and-don’ts van een wandelsafari. “Niet weglopen”, predikt Bernard. “Blijf in alle omstandigheden samen als groep, op één lijn achter de gewapende ranger.” Bernard, die met een onnavolgbare reeks klanknabootsingen elk al dan niet gevaarlijk dier van de savanne vlekkeloos imiteert, ontpopt zich tot een ware stand-upcomedian.

Op de ochtendwandeling toont hij het toilet waar de residerende neushoorn op gezette tijdstippen zijn gevoeg komt doen. “Zo heeft hij enkele uitverkoren plekken, waarmee hij zijn terrein afbakent. Na afloop wandelt de neushoorn nog eens door zijn hoop, zodat zijn pootafdrukken kilometersver zijn geur verspreiden.” Even verderop toont Bernard een hyenaspoor, de bal van een mestkever en de Rhino Post, een boom gladgeschaafd door de hoorn van de neushoorn.

Blaffende honden

De dierenimitaties van Bernard zijn meer dan een gimmick. Als hij ’s nachts in zijn zoeklicht een uil op een tak vindt, imiteert hij de vogel en kijkt de nachtwaker in onze richting. Maar het sterkste staaltje dierenlokkunst demonstreert de ranger de laatste dag van mijn verblijf.

De Big Five (leeuw, luipaard, neushoorn, olifant en buffel) hebben we al gezien, maar de zeldzame wilde hond prijkt al lang op mijn verlanglijstje. Als Marijke via de radio meldt dat haar wagen net wilde honden zag, spoedt Bernard zich als een rallyrijder ter plaatse, net op tijd om van Marijke te horen dat ze juist in het struikgewas verdwenen. “Tja”, mompel ik. Maar zo snel geeft Bernard zich niet gewonnen.

Met zijn rechterhand voor zijn mond blaft Bernard als een wilde hond. “Misschien komen ze nieuwsgierig kijken ?” We wachten vijf, tien minuten. “In heel Kruger leven er slechts 300”, troost Bernard. “Ter vergelijking : we hebben ongeveer 12.500 olifanten. Let’s go.” Net als we willen vertrekken, bemerkt een medepassagier een gevlekt dier. Rond de wagen snuffelen nu drie wilde honden naar een denkbeeldige soortgenoot. Bernard glimlacht, ik glunder. Eindelijk wilde honden. Kruger blijft verbazen.

TEKST EN FOTO’S JO FRANSEN

Als Stumpie zich ’s nachts voor de motorkap neervlijt en brult, krijg ik kippenvel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content