De gedichten van Constantinos Kavafis en ‘The Alexandria Quartet’ van Lawrence Durrell deden mij al vele jaren verlangen naar Alexandrië. ‘Alex’, zoals de Egyptenaren de mediterrane havenstad gemeenzaam noemen, was voor mij een soort ‘mirage’ geworden.

Alexandrië, een kosmopolitische, oriëntaalse stad waar de halve wereld vreedzaam samenleefde op het einde van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw. Maar recentelijk nog het decor van godsdienstrellen tussen moslims en koptische christenen.

Alexandrië, ooit een zeer libertijnse stad waar – als je de websites van verbannen Alexandrijnen mag geloven – de mooiste en de avontuurlijkste vrouwen van de wereld woonden. Een stad waar in beschaafde villa’s, elegante koffiehuizen en groezelige kroegen politieke complotten werden gesmeed, die de moderne geschiedenis van het Midden-Oosten mee bepaalden. Alexandrië, het zomerverblijf van rijken en heersers die de zomerse bakoven in Caïro wilden en willen ontvluchten. De stad die gesticht en bedacht werd door Alexander de Grote, die er zelf nooit verbleef maar er wel werd begraven, hoewel zijn resten tot op heden niet zijn gevonden. Alexandrië, de stad van de legendarische maar in zee verdwenen, 175 meter hoge vuurtoren uit de Griekse oudheid. De stad met de door Ptolemeus gestichte bibliotheek die in vuur is opgegaan, door de oorlogszucht van Ceasar of van een moslim-generaal vijf eeuwen later, wie zal het zeggen ? Alexandria, het decor voor de grote liefdes van de beruchte Cleopatra, wier roemrijke obelisken later door pascha Mohammed Ali versjacherd werden aan Frankrijk en Engeland.

Iedereen zei me dat Alexandrië een banaal, stoffig nest was, waar van dat verleden niets meer overbleef. Aan een kort verblijf in Caïro – net de tijd om wat door de straten te dwalen, koffie te drinken in het Oum Khaltoumcafé, een halve dag in mijn eentje door het Egyptische museum te zwerven, en een hernieuwd bezoek te brengen aan de piramides van Gizeh en Saqqara – koppelde ik een rit naar Alexandrië, mijn stad van verlangen. Ik moest het met mijn eigen ogen zien.

De eerste kennismaking is vernietigend. We rijden Alexandrië binnen en meteen is duidelijk dat van het romantische Mareotismeer (nu Maryoutmeer) van de eendenjacht uit de boeken van Durrell niet veel meer overblijft dan een terrein waar aardolie wordt gewonnen. Een exploderende bouwkoorts heeft de badstad in haar greep. Van de verpauperde volkswijken, waar net als in Caïro wild wordt gebouwd, tot de vijfentwintig kilometer lange, melaatse Corniche langs dewelke met geld uit de Golfstaten een paar gigantische hotels en een shopping mall in aanbouw zijn. Alexandrië lonkt jaloers naar Dubai. Het oog heeft in deze boog van gouden licht en azuurblauw water voorlopig slechts twee aangename rustpunten : de nieuwe Bibliotheca Alexandrina, voor de wijk Chatby, en veel verder, in de bocht naar het westen, de moskeeën bij de haven.

Bedevaart

Pas aangekomen wil ik op bedevaart naar twee plaatsen. Eerst naar het appartement waar de Griekse dichter Constantinos Kavafis de laatste vijfentwintig jaar van zijn leven heeft doorgebracht. Het is door de kleine overblijvende Griekse gemeenschap met bijna religieuze toewijding omgevormd tot een museum voor le vieux poète. Er zijn foto’s, eerste drukken in het Grieks, beroemde vertalingen en een vrouwenstem die permanent declameert, zodat de klanken een apart decor vormen. De Rue Lessius van het begin van de vorige eeuw, waar het appartementsgebouw ligt, heet nu Charia Sharm el Sheikh.

In Hotel Cecil aan het Saad Zahloulplein ga ik op zoek naar de plek waar Gerald Durrelll de koptische bankier, wapenhandelaar en complotteur Nessim Hosnani voor het eerst de joodse femme fatale Justine laat ontmoeten. Bij Durrell weet je nooit hoe ver de fictie gaat en waar de realiteit binnensluipt. Eén ding is zeker : Clea Badaro, de schilderes rond wie het vierde boek van het Alexandria Quartet draait, heeft werkelijk geleefd en was met de schrijver bevriend. Het portret dat zij van Durrell schetste in de jaren veertig, hangt in de permanente tentoonstelling Impressions of Alexandria in de nieuwe bibliotheek.

Bij het verlaten van het Cecil Hotel belanden we toevallig in een blauwe taxi die daar staat geparkeerd. De chauffeurs van de blauwe taxi’s spreken Engels en rijden voorzichtiger en met iets beter onderhouden wagens dan de geel-zwarte taxiwrakken. Mamdou, Mando-limo zoals de toeristen hem noemen, zal de komende twee dagen onze gids en chauffeur zijn. “Mijn beste vriend is een jood”, zegt hij als we het hebben over de recente gebeurtenissen. “Niet alle moslims zijn terroristen, we moeten praten, veel praten, elkaar ontmoeten.” Om dat te illustreren nodigt hij ons de laatste avond van ons verblijf uit bij hem thuis, waar zijn vrouw voor ons een rijkelijk maal bereid heeft. Hij woont op een nette benedenverdieping in een volksbuurt vlak bij de drukke spoorweglijn. Drie dochters heeft Mamdou. Een van de twee afgestudeerde meisjes, ingenieur scheikunde die voldoende Engels spreekt, zit met ons aan tafel. De oudste en haar moeder komen ons alleen groeten voor en na het eten.

In Mamdou’s ogen is Alexandrië nog steeds een ‘open’ stad. Hij brengt ons naar de begraafplaatsen in Chatby : de joodse, de Armeense, de Griekse. Het zijn relieken uit de tijd voor Nasser, voor de sluiting van het Suezkanaal en de daarop volgende invasie van de Sinaïwoestijn door Israël, toen de vreemdelingen werden verbannen. De joden waren al eerder aan hun uittocht begonnen, met de stichting van de staat Israël in 1948. Er blijft nu in Alexandrië nog slechts een miniscule joodse gemeenschap over. Van de weelderige villa’s die in het begin van de de twintigste eeuw werden gebouwd door rijke families blijven er slechts een paar relieken in Chatby. Het vroegere Amerikaanse consulaat is nu het National Museum, waar een kleine collectie wordt getoond van de oudheid tot het Alexandrië van koning Farouk.

Farouk, de mondaine koning die het land moest verlaten nadat hij was afgezet door de officieren die in 1952 de macht hadden gegrepen, koesterde Alexandrië, zoals veel rijke Caïroten, omwille van de milde mediterrane zomers. In het Montazapark staat het zomerpaleis van zijn familie in neo-Venetiaanse stijl. Daar worden nu nog bevoorrechte gasten van de Egyptische regering ondergebracht. Aan de andere kant van het park ligt Al Salamlek, het mannenpaleis, een jachtpaviljoen dat eind negentiende eeuw werd gebouwd voor een Oostenrijkse gravin, die eerst de maîtresse en later de vrouw van Khedive Abbas Helmi II was. Farouk verbleef er graag en organiseerde er grootse feesten. Dineren in Al Farouk, het gelambriseerde bureau van de koning, is een onwezenlijke ervaring in het hedendaagse Egypte. Op de kaart staan gerechten die in de smaak vielen bij de vadsige vorst. Ouderwets, nostalgisch. Zo is het hele paleis met foto’s van de koninklijke familie in al haar pracht. Amerikanen, die zich al in Egypte wagen, zijn er duidelijk dol op.

Tussen de twee paleizen in ligt het Helnan Palestine Hotel, ooit gebouwd onder Sadat als veilig onderkomen voor een Arabische top over de Palestijnse problemen. Recentelijk werden er drie verdiepingen aan toegevoegd en kwam het in Deense handen. Door de rust van het Montazapark dat het omgeeft, door het schitterende uitzicht op de paleizen en door de Middellandse Zee en zijn privéstrandje, is het hier absoluut de beste plek om te logeren.

Dromen en dwalen

De Alexandrijnen, die leven van dromen over hun verleden, zijn er toch in geslaagd met de hulp van de Unesco en met veel geld uit de Golfstaten en uit Irak (sic !) één droom te realiseren : een nieuwe Bibliotheca Alexandrina, gebouwd op de plaats waar de paleizen van de Ptolemeeërs stonden. Het door Noorse architecten ontworpen meesterwerk heeft de vorm van een schuin liggende zonneschijf die uit het water rijst. Binnenin is het één gigantische ruimte, waarvan het glazen dak ondersteund wordt door ontelbare betonnen zuilen. De ambitie is om hier op termijn acht miljoen boeken te verzamelen. De bibliotheek is een bijenkorf waar veel studenten uit de naburige universiteit werken. Maar er komen ook massa’s schoolkinderen en toeristen op bezoek. Want onder hetzelfde dak huizen het archeologisch museum en een indrukwekkende verzameling manuscripten en eerste drukken, waarbij onder meer de eerste Nederlandse vertaling van de Koran, gedrukt in Amsterdam in 1696. Een paar permanente tentoonstellingen zijn een perfecte spiegel van die typisch Alexandrijnse nostalgie. Zo is er The World of Shadi Abdel Salam, een Egyptische regisseur en setdesigner, van wie de complete artistieke productie hier te zien is. Hij realiseerde veel historische films of ontwierp er sets en kostuums voor. Zijn levensdoel was het grootse historische Egypte te doen herleven. Iets waarvoor hij vooral in de Arabische wereld zeer veel erkenning kreeg.

Geen betere remedie tegen die nostalgie, denk ik, dan dwalen door de echte stad. Je onderdompelen in de zoektocht naar wat is geweest. Er zijn wel de catacomben van Kom el-Chouqfa, het Romeinse amfitheater van Kom ad-Dik, de zuil van Pompejus en zijn sfinks in Karmous ; er is het zwaar gerestaureerde Quat Bay-fort dat staat op de plaats waar de antieke Pharos in zee is verdwenen. Duikers kunnen onder begeleiding trouwens de resten van de stad onder water bewonderen, nog steeds halen archeologen schatten boven. Maar er zijn steden die méér te bieden hebben op dat gebied.

Alexandrië is een stad van vergane glorie, met pleinen die ooit mondaine trefpunten waren, zoals de vroegere Place des Consuls, nu Midan el Tahrir. Er zijn de ouderwetse maar nog steeds stijlvolle patisserieën als Délices en Trianon aan Midan Saad Zahloul, caféterrassen als die van Café de la Paix en Athinéos langs de Corniche, koffiehuizen als Sofianopoulos aan de Saad Zaghloulstraat waar men rechtopstaand een perfecte mokka of espresso drinkt en een zakje versgebrande bonen meeneemt voor thuis. En overal lijken stemmen uit vervlogen tijden aanwezig – voor wie ze wil horen tenminste -, flarden conversaties in het Frans, het Engels, het Grieks. Misschien hangt hier nog vaag het parfum van Durrells Justine Jamais de la vie. Of droomt in een hoek Kavafis, le vieux poète, van die ene jongen die hij hier ontmoette toen hij nog een jonge dichter was, en die hem heel zijn leven zou blijven beheksen ?

Op zoek naar het verleden gaan we daarna in de soek El Attarine in de buurt van het legendarische Misr-station waar de treinen uit Caïro aankomen. In stoffige antiekzaakjes staan nog relieken van de vroegere rijkdom : een paar Gallévazen, celadonschalen, kasten in Franse of Engelse stijl. Portretten van mensen die in deze stad ooit gelukkig zijn geweest en wier nazaten nu, ver van hier, nog steeds bijeenkomsten houden gedrenkt in heimwee.

Aan het verwelkte art deco-Ramlehstation ga ik zitten op een terras met een kopje Turkse koffie en laat ik me inpalmen door de zoete geur van de sjisja, de waterpijpen. De piepende, stokoude trams zuchten, het stof stuift op in de lentewind en het besef groeit dat Alexandrië nooit meer wordt wat het betekende voor Durrell en Kavafis, dat mijn droombeeld voorgoed is verdwenen. Wie er nog de kruimels van wil oprapen, moet zich haasten.

De Steen van Rosette

Vanuit Alexandrië is het 65 kilometer

rijden naar Rachid, het oude Rosette, aan de westelijke arm van de Nijl. Daar,

ingemetseld in het fort, vond Champollion de steen die het mogelijk zou maken om de Egyptische hiërogliefen te ontcijferen. Men zal u misschien proberen wijs te

maken dat u een bijzondere vergunning nodig heeft om Rachid te bezoeken. Dat klopt niet, je neemt wel best een blauwe taxi in Alexandrië, vooral omdat de

gids-chauffeur de geplogenheden ter

plekke kent en daardoor misverstanden kunnen vermeden worden. De rit

ernaartoe gaat over een goede

vierbaansweg doorheen eindeloze

plantages met palmbomen en fruitbomen.

Wie Rosette bezoekt, moet zich melden bij het plaatselijke politiestation en krijgt

begeleiders mee die over de veiligheid van de toerist moeten waken.

Een voorzorgsmaatregel die in sommige gebieden is genomen sinds de aanslagen in Sharm-el-Shjeikh.

Het plaatsje lijkt een halve eeuw geleden te zijn ingeslapen. In de straten kun je de scharensliep, de zeeldraaier, de

kleermaker, de bakker, de meubelmaker gadeslaan in hun open ateliers. Op de markt worden de vruchten van het veld en de vis uit de Nijl verkocht. Men begroet de vreemde passanten vriendelijk, soms zelfs wat verlegen. Van vijandigheid is niets te voelen.

De politieagenten begeleiden ons langs de paar overblijvende Ottomaanse huizen, en de moskee, geïnspireerd op die van Cordoba, langs de hamam uit de Turkse tijd, naar het fort waar de beroemde steen werd gevonden. Aan het einde van de rondgang verwacht de chef een discrete baksjies, liefst te geven uit het zicht van zijn ondergeschikten.

Rosette is ook een levend automuseum. In de straten rijden Fords, Plymouths en Oldsmobiles van minstens een halve eeuw oud, zonder nummerplaat, want ze komen nooit het dorp uit. Rosette lijkt versteend in de tijd.

Praktisch Reis

Wij reisden met Jetair, dat een zeer uitgebreid Egypteprogramma heeft. Jetairfly vliegt iedere dinsdag, donderdag en zondag naar Caïro en Luxor. Dat betekent wel dat u bij de terugreis vanuit Caïro over Luxor naar Brussel vliegt. Voorwaar een nutteloze omweg van meer dan een uur.

De reis van Caïro naar Alexandrië en terug gebeurt met een comfortabele auto en duurt ongeveer 2,5 uur. Om het drukke verkeer te mijden wordt bij de terugreis vrij vroeg uit Alexandrië vertrokken en heeft u dus een paar uur wachten op de luchthaven tegoed.

De frequente vluchten maken het wel mogelijk uw eigen programma samen te stellen en uw verblijf in Caïro en Alexandrië zo uitgebreid of zo kort te maken als u verkiest.

Meer info in de Jetair Vliegvakanties 2-brochure of op www.jetair.be.

Documenten

Een paspoort dat nog zes maanden geldig is na vertrekdatum is het eenvoudigst, u krijgt voor 15 euro een visum bij het binnenkomen.

Logies

In Caïro heeft u twee opties : in de stad logeren of dichter bij de piramiden van Gizeh. Het Nile Hilton heeft het voordeel dat het op de oever van de Nijl, vlak naast het Egyptisch museum is gelegen en u ook de mogelijkheid biedt om verschillende stadsdelen te voet te verkennen. Dé manier om sfeer te snuiven.

Het Helnan Alexandria (of Helnan Palestine) Hotel is in Alexandrië absoluut de beste optie. Comfortabel, rustig en mooi gelegen in het Montazapark, buiten de drukke stad.

Nuttige tips

– Geld : de euro wordt zowel in Alexandrië als in Caïro veelvuldig aanvaard als betaalmiddel. De koers van het Egyptische pond is ongeveer 0,14 euro. In de steden en in de hotels zijn overvloedig ATM-toestellen te vinden om geld af te halen. Geld wisselen kan in de bank, in de meeste grote hotels is een bankkantoor aanwezig.

– Baksjies : fooien zijn in Egypte onvermijdelijk. Ons overkwam het dat we op een druk kruispunt in Caïro werden geholpen door twee gewapende agenten, die ons niet loslieten vooraleer ze baksjies hadden gekregen. Hou er rekening mee…

– Reistijd : in Caïro kan het behoorlijk heet zijn in de zomermaanden, in Alexandrië stijgt de temperatuur zelfs in juli en augustus zelden boven de 35°C. Voor- en najaar lijken de beste reistijden voor deze stedencombinatie.

Info

– Ambassade van Egypte, Urugaylaan 19, 1000 Brussel, embassy.egypt@skynet.be

– Voor geactualiseerd reisadvies voor deze gevoelige regio kunt u altijd terecht op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken : www.diplomatie.be.

– Lectuur : op het internet zijn websites te vinden vol verhalen van uit Alexandrië verbannen buitenlanders. Een heel mooie is : http://monsite.wanadoo.fr/alexandrie, het verhaal van Marcel Fakhoury over

Tessa Vermeiren / Foto’s Gerald Dauphin

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content