AIDA HADŽIALIĆ

© MIKAEL LUNDGREN/REGERINGSKANSLIET

Ik was vijf jaar toen mijn ouders in 1992 Bosnië-Herzegovina moesten ontvluchten. Zweden ontving ons niet alleen met open armen, maar heeft mij van de lagere school tot aan mijn rechtenstudies ook gratis onderwijs gegeven. Ik heb alles te danken aan de Zweedse verzorgingsstaat – ik wist dus al op mijn zestiende dat ik iets wilde teruggeven aan het land dat me zoveel kansen heeft gegeven.

De oorlog in de Balkan verraste ons compleet. Ook mijn vader, die een economist was, mijn moeder, een advocate, en mijn oom, die destijds als radioloog werkte. “Dat kan hier nooit gebeuren”, vertelde hij me toen we hoorden van het geweld in Kroatië. In het buitenland was men even verbaasd : Sarajevo had in 1984 de Olympische Winterspelen georganiseerd, de Adriatische kust was een populaire vakantiebestemming en velen zagen Joegoslavië al toetreden tot de Europese Unie. Laten we vrede en stabiliteit dus niet als vanzelfsprekend zien, of denken dat geciviliseerde en welvarende regio’s immuun zijn voor oorlog. Zeker in tijden van polarisatie moeten we alle mogelijke vormen van extremisme afwijzen en ons engagement voor een vrije samenleving uitspreken.

Oorlog is als een stempel die je niet meer kunt uitwissen. Ik herinner me nog goed de schietpartijen op straat, net als onze paniek toen we halsoverkop onze spullen bij elkaar moesten zoeken. Tegelijk weet ik sindsdien ook hoe sterk mensen kunnen zijn. Mijn ouders waren 35 toen de oorlog plotsklaps alles uitwiste : niet alleen hun thuisgevoel of hun carrière, maar ook hun banden met familieleden en vrienden die in massagraven belandden. Hun leven telde plotseling twee hoofdstukken : voor en na de oorlog. Toch zijn ze erin geslaagd om er het beste van te maken en van nul te beginnen in een vreemd land. Die overlevingsdrang bewonder ik enorm.

Noem me geen moslimminister. Dat label bewijst alleen maar hoe vatbaar we zijn voor veralgemeningen.Religie speelt geen rol in mijn leven en ik kan moeilijk iets uitdragen waar ik zelf amper voeling mee heb.

Voor sommigen zal ik nooit Zweeds genoeg zijn. Een voormalige vluchtelinge die meteen de taal leerde, die altijd prima schoolresultaten behaalde, die op haar zestiende actief werd in de jeugdbeweging van de arbeiderspartij en op haar 23ste gemeenteraadslid werd, die Zweden als haar thuisland beschouwt en helemaal geïntegreerd is : dat interesseert hen allemaal niet. Zij horen enkel een vreemd klinkende naam. Daar lig ik dus niet van wakker. De waarden en tradities van de Zweedse samenleving verdedigen, is niet enkel het voorrecht van wie hier geboren is.

De leeftijd van politici is bijzaak. Oud of jong : als je maar geschikt bent voor de job en voeling hebt met de materies die men je toevertrouwt. Ook daarom wil ik niet mijn hele leven aan de politiek wijden. Omdat je dan het contact met het maatschappelijk middenveld mist en een tunnelvisie ontwikkelt. Toen ik het aanbod kreeg om minister te worden, had ik trouwens net beslist om een economische opleiding te gaan volgen (lacht).

Gesegregeerde scholen leiden tot een gesegregeerde samenleving. Momenteel kent Zweden nog altijd scholen met bijna uitsluitend blanke Zweedse kindjes, en instellingen waar een meerderheid van de leerlingen andere roots heeft. Daar moeten we absoluut verandering in brengen. Anderzijds mogen integratie- en introductielessen voor nieuwkomers ook geen taboe zijn, integendeel. Willen we hun echt gelijke kansen geven, dan moeten we werken aan hun taalkennis en hen begeleiden waar nodig.

Onderwijs is een noodzakelijke voorwaarde, geen quick fix. Jongeren met vreemde roots mee in het bad trekken, hangt ook samen met de opvoeding thuis, gelijke kansen op arbeidsmarkt en de ontwikkeling van een gedeelde nationale identiteit. Mijn grootste zorg momenteel is dat sommige jongeren geen gebruikmaken van de kansen die ze krijgen. Tieners die hier geboren zijn en school lopen, en die zich toch laten verleiden door de jihad. Een open en tolerante samenleving is nodig, maar laat ons jongeren ook op hun eigen verantwoordelijkheid wijzen.

Aida Hadžiali? (29) is geboren in Fo?a in Bosnië-Herzegovina en woont momenteel in Stockholm. Als lid van de Zweedse sociaaldemocraten werd ze in 2010 gemeenteraadslid van de kuststad Halmstad. Ze is sinds oktober 2014 minister van hoger secundair en volwassenonderwijs en de jongste minister uit de Zweedse geschiedenis.

WIM DENOLF & FOTO MIKAEL LUNDGREN/REGERINGSKANSLIET

“Een voormalige vluchtelinge die helemaal geïntegreerd is : dat interesseert sommigen niet. Zij horen enkel een vreemd klinkende naam”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content