Op palaver- en huishoudkrukjes ligt de patina van uren turen of babbelen. En verder tonen ook rituele zetels, tronen, tweelingstoeltjes en praalkrukken het achterste van Afrika in het Museum van Tervuren.

Moniek E. BUCQUOYE Foto’s : H. Schneebeli

In Europa en de Verenigde Staten zijn er verschillende musea en privé-collectioneurs die stoelen verzamelen. Jaarlijks is er wel ergens een tentoonstelling over plastic stoelen, beroemde stoelen, stijlstoelen of de geschiedenis van de plooistoel. Tafels komen nauwelijks aan bod, en het is alsof ook bedden en stoelen uit verre continenten taboe zijn in dit circuit. Afrikaanse stoelen brengen het vaak niet verder dan een plekje in een etnografisch museum tussen de maskers en de rituale attributen. De meest bewaarde museale objecten uit Afrika zijn geen stoelen maar wapens, stoffen en huisgerei. Van de Afrikaanse huizen- en huttenbouw hebben we wel enige kennis, maar over de meubels weten we niets. ?Hebben Afrikanen wel meubels ?” is een vaakgestelde vraag.

Al sinds de 16de eeuw brengen Europese schepen West-Afrikaanse objecten mee. Men beschouwde ze als exotische curiosa, en niet als culturele getuigenissen van Afrikaanse volkeren. De meeste van die voorwerpen waren uit hout. Ze werden niet zorgvuldig gebruikt en onderhouden, en daarom bleef er weinig van bewaard. Pas rond 1880 ging men de culturele betekenis ervan inzien, en begon men te verzamelen. Schilders als Matisse, Braque, De Vlaminck en Picasso introduceerden rond die tijd l’art nègre. Dat was het startschot voor de interesse voor Afrikaanse culturen. Opeens werden er massaal rituele objecten verzameld, maskers, vruchtbaarheidsbeeldjes, kammen, neksteuntjes, broches en kettingen. Later kwamen daar trommels, maniokstampers en meubels bij.

Het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren heeft een zeer grote verzameling Afrikaanse etnografie. Samen met andere musea selecteerde het uit zijn permanente collectie houten stoelen uit Midden-Afrika voor een tentoonstelling die al sinds 1994 op tournee is. Er zijn enkele laat-19de-eeuwse zitjes te zien, maar vooral materiaal uit de 20ste eeuw.

Omdat veel Afrikaanse stammen een nomadisch bestaan hebben, is hun huisraad beperkt. Hun meubels zijn klein, praktisch, licht en gemakkelijk verplaats- en vervoerbaar. Gemiddeld werken Afrikanen meer laag zittend of gehurkt dan wij, en zitcomfort beantwoordt bij hen dan ook aan andere normen dan bij ons. De meeste krukjes en stoeltjes voor dagelijks gebruik zijn klein en voorzien van een egaal en glad zitoppervlak. Sommige zijn zelfs piepklein, en hebben bijvoorbeeld een cirkelvormig licht uitgehold zitvlak van nauwelijks 15 cm doormeter en met een zuilpootje van 10 cm. Kleine krukjes werden ook wel eens gebruikt als neksteun, om bijvoorbeeld een kapsel intact te houden tijdens het slapen. Soms vinden Afrikanen een scheiding van enkele millimeters met de vochtige grond al voldoende.

Wie een stoel bezat, had er iets voor gedaan of was geïnitieerd. Het was een strikt persoonlijk attribuut dat niet werd uitgeleend of geruild. Hoewel de foto’s op de tentoonstelling en in het boek vooral mannen laten zien op hun krukjes en stoeltjes, hadden vrouwen ook recht op een krukje. Vrouwelijk schoon, naakt en gespierd, werd veelvuldig gebeiteld in de poten of stoelzuil. Voor Afrikaanse volkeren zijn vrouwen het beste medium om met de bovennatuurlijke krachten in contact te treden. Door hun scarificaties of tatoeages werden deze vrouwen soms ook geïdentificeerd met leden van hooggeplaatste families of met wie een invloedrijke positie in de maatschappij had.

Iedere stam of grote groep heeft zijn modellen en vormen die versierd zijn met figuren. Sommige vormen en versieringen waren uitsluitend bestemd voor mannen en notabelen. Vrouwen deden het vaak met eenvoudige en stevige krukjes. De Lobi-krukjes (Burkina Faso) steunen op drie korte pootjes waarin vrouwelijk schoon gekapt werd. De Lobi’s waar zeer ingenieus in hun vormentaal. Ze hebben niet alleen een grote variatie aan stoelen uitgewerkt, ze bezitten ook de meest gestileerde en uitgekiende modellen. Sommige zijn staaltjes van hedendaags design en zittend minimalisme.

Het Afrikaanse continent kent weinig geschreven bronnen over het dagelijkse leven in de stammen. Wel weten we dat het vak van smid, houtsnijder of stoelenmaker werd uitgevoerd door hele clans. De verhouding tussen leerlingen en meester-beeldhouwers was streng hiërarchisch. De houtsoorten werden altijd zorgvuldig uitgezocht, op bepaalde tijdstippen gekapt, gedroogd, behandeld en verwerkt. Bijna overal in Midden-Afrika worden de stoelen en krukjes bij voorkeur uit één stuk gekapt en gebeeldhouwd. Ingewikkelder vormen werden met pen-en-gatverbindingen in elkaar gezet. De nagels die hier en daar op de tentoongestelde objecten te zien zijn, zijn siernagels of herstellingen.

De Nigeriaanse, de Kameroense en de Ghanese dynastieën hadden beeldhouwers en goudsmeden die zorgden voor de luxueuze versieringen van juwelen en meubels van de machtsdragers. Volgens mondelinge overlevering was het bezit van een troon het hoogste symbool van koninklijke macht. Dat de mooiste en rijkste staatsstoelen werden gebruikt in Kameroen, weten we van de vele foto’s die door Europese handelaars rond de eeuwwisseling werden gemaakt. Die foto’s staan in het tentoonstellingsboek Stoelen uit Midden-Afrika, samen de studiofoto’s. We lezen dat in de hofhiërarchie de zoon de troonstoel erft van de vader of de oom. Met hun onmiskenbare lichtgebogen T-vorm en een uitgerokken en lichtgebogen ovaal als zitvlak, zijn deze stoelen vaak met goud of zilver versierd. Omdat sommige stoelen niet zo oud zijn, kent men soms nog de artiest of de man die bijvoorbeeld de troon versierde met parels, kralen of schelpjes.

Prinsen en edelen hadden stoelachtige tronen waarvan zitting en rug bekleed werden met metalen platen en geelkoperen spijkers. Sommigen hadden zelfs sierarmsteunen, en werden gemonteerd als draagstoel. Andere tronen vertonen veel gelijkenis met de oude troon van Toetanchamon (1358 v.C.) of met Portugese zeteltradities.

Voor het eerst krijgen al die krukjes, stoelen, zetels en tronen een ereplaats in het Museum van Tervuren. Van de 150 stoelen komt een vierde uit de vaste collectie. De rest komt uit het British Museum (Londen), het Museum für Völkerkunde (Berlijn), het Museum Rietveld van Zürich, het Musée Barbier-Mueller van Genève, en van privé-verzamelaars.

De tentoonstelling wil de rijke vormentaal en het schitterende vakmanschap van de Afrikaanse houtsculptuur belichten, met aandacht voor de kunstenaars en ambachtslui, of moeten we zeggen van de beeldhouwers en schrijnwerkers. Van alle niet-Europese culturen is de Afrikaanse de enige die een brede variëteit heeft aan stoelen in zeer abstracte, bijna minimalistische vormen en figuratieve belijning. Zowel uit de tentoonstelling als uit het begeleidende boek blijkt de etnologische en esthetische dimensie. Hoewel beide aspecten zoveel mogelijk samen aan bod komen, werden er vooral mooie stoelen gekozen.

Deze tentoonstelling loopt in de opgeknapte en sfeervol vernieuwde bovenverdieping van het museum. Voor de hoge zalen waar de vaste collectie staat, zijn er al sinds 1954 uitbreidings- en verbeteringsplannen. Tegen eind 1996 zou nog de tweede verdieping in gebruik worden genomen. Er waait eindelijk een fris windje door het museum : de stoelen zijn opgesteld in moderne vitrinekasten en kregen een uitvoerige uitleg mee, inclusief veldfoto’s. Naast het boek African Seats (uitgeverij Prestel) hoort bij de tentoonstelling nog een boek van het Museum : Stoelen uit Midden-Afrika. En zijn interessante veldfoto’s in opgenomen, vaak van anonieme fotografen, kolonialen en ontdekkingsreizigers. De oudste foto’s dateren van rond de eeuwwisseling, en geven een goed beeld van de manier waarop de stoelen werden gebruikt. Zo zie je dat belangrijke mensen permanent een stoelendrager bij zich hadden. Wie minder welstellend was, had ook een kleiner stoeltje of krukje, en liet er een touw in verwerken om het over de schouder of op de rug mee te dragen.

1. Kan ook op één zijde worden gezet als rugsteun (Zaïre, ’32) ; 2. koninklijk reiskrukje met figuren die dienaars voorstellen, en versiering met parels en koperplaat en zitting van kaurischelpen (Kameroen) ; 3. op meisjesbenen (30 cm, collectie van Tervuren, Ivoorkust) ; 4. grote (120 cm), vrij recente stoel (Kameroen) ;5. kan ook dienen als neksteun (Ivoorkust) ; 6. rugsteun met koperen nagels uitéén stuk (Zaïre) ;7. kariatide-krukje (Zaïre).

Een stoel is in Afrika een strikt persoonlijk bezit dat niet wordt uitgeleend. Dit exemplaar komt uit Ivoorkust.

1. Gepersonaliseerd met kralen en ringen (Zaïre) ; 2. met Europese allures (Zaïre) ; 3. met gele koperen nagels (Ivoorkust) ; 4. de hier gestileerde spin speelt een belangrijke rolin de waarzeggerijin Kameroen ; 5. de luipaard is één vande belangrijkste koninklijke symbolen en kon zelfs als het alter ego van de koning worden beschouwd. Ook de slang op de rand van zitsteun en grondvlak duikt op in vele mythes in het Oku Koninkrijk (Kameroen) ; 6. de vrouwelijke figuur stelt een voorouder voor en draagt nog sporen van gewijde klei, een teken van verering dat op het gezicht werd gespat (Kasaï, Zaïre) ; 7. de olifant wijst op de macht en het gezagvan de koning. Alleen bepaalde koningen en de koningin-moeder bij de Ashanti (Ghana) mochten zilver gebruiken ophun stoelen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content