Een vreemde, zinderende wereld vol sensualiteit, mysterie en romantiek : exotisch Afrika blijft ontwerpers inspireren. In hun kielzog wijdt het Antwerpse MoMu zes maanden lang een expositie aan het continent dat zebrastrepen en luipaardprints leverde aan de modewereld.

Toch wel wat vreemd, die huidige blik van de modewereld op Afrika. Want zo lang was dat toch nog niet geleden ? Kenden we rond de millenniumwissel niet net nog een heuse Afrika-manie ? De speerpunttrojka New York, Londen en Parijs pakte toen in elk geval uit met machtige tentoonstellingen over het continent, ook in eigen land boomde het aantal fototentoonstellingen, en dure fotoboeken met doordringende portretten van grootogigen sierden de uitstalramen van onze boekhandels. Gemeten aan de even pertinente Afrika-opstoot rond de eeuwwisseling daarvoor, definieerden trendwatchers de zwarte fascinatie al vlug als een typisch fin-de-siĆØclefenomeen. Fout. Want amper vijf jaar later tappen alvast de modeontwerpers opnieuw uit het etnische vaatje.

Het is onderhand wel duidelijk : tegenwoordig hoeft een trend niet langer tien jaar braak te liggen voor hij opnieuw bebouwd mag worden. Niemand die zich nog iets van soortgelijke embargo’s lijkt aan te trekken. Graaiden ontwerpers als Dries van Noten en John Galliano eind de jaren negentig nog openlijk in het Afrikaanse culturele erfgoed, anno 2005 doet modeland het alweer. Voluit en ongegeneerd. En al wordt ook wel weer gretig geplukt uit het oosterse archief, Afrika domineert zonder aarzelen. Achteraf bekeken was het dus geen faux pas van Miuccia Prada toen ze vorige zomer al met haar touwtjesschoenen en gebatikte jurken subtiel knipoogde naar het zwarte continent. Dat subtiele kant- je vijlde ze er voor dit seizoen zelfzeker af : ze stuurde modellen in bonte pluimen de catwalk op, zette ze papegaaien op het hoofd en ging voluit voor felle en rijke kleurencombinaties.

Kenzo ging nog een stap verder en bevolkte de catwalk voor het lente-zomerseizoen met zwarte livemuzikanten die de modellen in opvallende Afrikaanse silhouetten met opzwepende ritmes in de pas hielden. Ook Max Mara lonkt deze zomer naar het zuiden met etnische prints, safari-jasjes in zwaar katoen en Noord-Afrikaanse broeken met het typische lage kruis. En het malle tweespan Dolce & Gabbana besteedde voor dit seizoen zijn inspiratie uit aan het zwoele Afrika : aan een reis naar Botswana hielden de twee dankbaar een goedgevuld schetsboekje over. Dat drukte zijn stempel op nagenoeg de hele collectie : zebrastrepen en slangenschubben alom, net als uit de kluiten gewassen ivoren armbanden en evergreens als het chique safari-jasje Ć©n, jawel, de luipaardvlekjes.

Wilde kat

Nee, ze zijn niet klein te krijgen, de beestenprints. De haat-liefdeverhouding tussen de mode en de luipaardvellen zit deze dagen duidelijk in een hartstochtelijke fase : triomfantelijk eist de vlekkerige print opnieuw aardig wat aandacht. Behalve D&G pakt dit seizoen natuurlijk ook de Italiaan Roberto Cavalli uit met – zijn handelsmerk – opzichtige dierenprints op royale, barokke jurken. Sinds zijn hoogdagen vanaf de jaren vijftig, toen diva’s als Rita Hayworth, Ingrid Bergman en Elizabeth Taylor er zich openlijk in hulden, legde de pels een bochtige weg af. Van echt en chic, naar – sinds de dierenleedbewuste jaren zeventig – (gelukkig) nep, met vaak een campy neveneffect. Wel constant bleef de uitdagende pikanterie waarmee het patroon tot op vandaag gelinkt wordt. Spek voor de bek van onder meer Jean Paul Gaultier, die in de jaren tachtig voluit op de knieĆ«n ging voor de wilde vlekken. Of van andere zelfverklaarde diehardfans zoals uiteraard Christian Dior, Yves Saint Laurent en Versace.

Het gebruik van de luipaard- en tijgerprints krijgt logischerwijs ook uitvoerig aandacht in Beyond Desire, de nieuwe thematentoonstelling in het MoMu over “de manier waarop twee culturen, de Afrikaanse en de westerse, elkaar beĆÆnvloeden”. “De luipaard- en tijgerprints vormen wellicht het meest voor de hand liggende Afrikaanse clichĆ© in de westerse mode”, zegt curator Kaat Debo. “Het zinspeelt vooral op het ‘wilde’ Afrikaanse continent, en refereert in de eerste plaats aan de zwarte vrouw als wilde kat, als ontembaar wezen. Vandaar ook de typisch seksuele en prikkelende connotaties die de print draagt.”

Anderen, zoals Paul Smith en Cacharel, zochten voor hun nieuwe collecties een iets minder evidente brug met Afrika. Of misschien beter : ze keken verder dan de junglegemeenplaatsen en namen de actuele Afrikaanse kledingmarkt als uitgangspunt. En dus belandden ze onvermijdelijk bij de welbekende Dutch Wax-textielen, waarin nagenoeg het hele zwarte continent zich wikkelt. Iedereen kent ze wel : die felkleurige en ruw bedrukte stoffen met soms eigenaardige motieven als ventilatoren, batterijen en andere gebruiksvoorwerpen. Of, vreemder nog, met foto’s van staatshoofden. Zo pronkt een bekend motief met het hoofd van de jonge koning Boudewijn, ooit ontworpen naar aanleiding van een van zijn staatsbezoeken aan BelgiĆ«s ex-kolonie. En aangezien de stoffen elke keer opnieuw rond het lichaam en hoofd gedrapeerd worden, gebeurt het wel eens dat een staatshoofd zich terecht ziet komen op een gezonde dij of kokette boezem. Maar het wonderlijke aan het hele verhaal van de Dutch Wax-textielen (dat Beyond Desire overigens nauwgezet uit de doeken doet), schuilt specifiek in het ‘Dutch’-gedeelte van de naam. Kaat Debo : “Ongelooflijk bijna, maar het overgrote deel van de productie van al die stoffen is tot op vandaag de dag in Nederlandse handen. De druktechniek is namelijk gegroeid uit een poging van de Nederlanders om de Indonesische batikkunst te mechaniseren en in IndonesiĆ« voor een zacht prijsje te verhandelen. De IndonesiĆ«rs zelf haalden er de neus voor op, maar de West-Afrikaanse markt was des te enthousiaster. En zo ging de bal aan het rollen. Sindsdien ziet het continent de stof als een traditioneel Afrikaans symbool, maar in principe is het Nederlands.”

White nigger

We zeiden het al : nieuw is de Afrika-hype helemaal niet. Wellicht was het de Amerikaanse artieste Josephine Baker die in de jaren twintig als eerste de zwarte esthetiek injecteerde in het westerse modebeeld. De jonge kleurlinge palmde in een oogwenk Parijs in met haar sensuele optredens in de Revue NĆØgre, getooid in een bananenrokje en een handvol pluimen. Het klinkt wat triest, maar dat was het naar verluidt niet. De Fransen droegen het ‘natuurverschijnsel Baker’ op handen, en gingen zich massaal aan nĆ©gritude bezondigen : intellectueel flirten met Afrikaanse waarheden en koloniale wanpraktijken openlijk afkeuren. De etnische kunst en esthetiek wonnen aan populariteit en zwarte muzikanten kregen de mooiste podia aangeboden. Even was een bruine huid in.

Maar Baker bleek een verre en solitaire voorloper. Een steviger fundament legde Yves Saint Laurent in 1967 met zijn beruchte collectie Africaine, die trouwens het vertrekpunt vormt van de expo Beyond Desire. Niet alleen maakte hij van de safari-jas een modeklassieker, de Fransman verwerkte kralen en parels bovendien tot frivole mini-jurkjes, waarboven modellen vrij grappige raffiacapes droegen. “Merk je de opvallende gelijkenis met de jurken van deze lente-zomercollectie van D&G ? De ontwerpen van Yves Saint Laurent zelf zijn niet bijzonder of uitzonderlijk qua silhouet”, zegt Kaat Debo. “Maar ik vind ze wel interessant als beeldvorming. De jurkjes in kralenwerk bijvoorbeeld zorgen voor een subtiel ontblote buik en dus een erotisch toemaatje. Opvallend hoe ontwerpers Afrika vaak hebben ingeschakeld om iets pikants en verleidelijks te doen. Het is een continent dat lang een onlosmakelijk opschrift droeg van ‘wild’, zelfs ‘losbandig’. Yves Saint Laurent heeft Afrika hier met andere woorden ten volle ingezet in de seksuele revolutie van de jaren zestig. De modellen waren bovendien blonde Twiggy-figuren en droegen bijzonder vreemde pseudo-Afrikaanse kapsels : een stevige pony ging over in bizar krullende haarstukjes. Analisten doopten dit modefenomeen van het zwart gestylede blanke model de white nigger.” Sommige modellen, zoals YSL’s favoriet Veruschka, trokken dan zelfs all the way naar Afrika op modereportage en werden er ‘verkleed’ in zwarte vrouw : in etnische tenue met afropruik, tussen de lianen… Alle clichĆ©s op een rijtje, toen hoefde je nog niet politiek correct te zijn.

Tegenwoordig is de white nigger van toen niet meer levensvatbaar, tenzij met een ironische dekmantel. Zo zette Dior zijn blanke modellen (net als de zwarte trouwens) in 2002 nog hilarisch grote rastapruiken op het hoofd, gemaakt door de Britse hoedenmaker Stephen Jones. Een op zijn minst scheefgetrokken plaatje, met dus een duidelijk ironische knipoog. Amper vijf jaar ervoor had John Galliano voor zijn eerste zomercollectie van Christian Dior Haute Couture nog opvallend de Afrikaanse kaart getrokken. Die collectie vormt een tweede ankerpunt in de haute-couturesectie van Beyond Desire. Kaat Debo : “Met zijn Afrikaanse silhouetten met de veelkeurige borstplaten, geperleerde korsetten en uitbundige halskettingen en armbanden, verwees Galliano toen duidelijk naar de klederdracht van de Keniaanse Masai-krijgers. De versmelting van die elementen met de klassieke lange avondjurken van de Franse haute couture, daar is Galliano een meester in. Zoals die Masai-ketting die hij in witte parels liet maken : twee uitgesproken symbolen van twee uiterste culturen die samen een bijzonder mooi resultaat vormen. Of de manier waarop hij de Masai-korsetten boven op de chique S-vormige jurken aanbracht, als een omgekeerd negentiende-eeuws korset van bij ons, dat is echt heel mooi en fundamenteel vernieuwend.”

Inspirerend reisje

Op de vraag waarom Afrika zich net nu weer als muze manifesteert, is moeilijk een pasklaar antwoord te formuleren. Niet altijd is de aanleiding immers even tastbaar als de seksueel revolutionaire drijfveer van Yves Saint Laurent voor zijn collectie Africaine. Waar komen etnische invloeden in de westerse mode vandaan ? Bij de meeste ontwerpers beperkt de trend zich tot Ć©Ć©n seizoen. Anders dan bijvoorbeeld een Dries van Noten, bij wie de symbiose van westerse en subtiele etnische invloeden tot een heus stijlkenmerk uitgroeide. Of zoals bij meestermixer John Galliano, die er moeiteloos in slaagt in Ć©Ć©n silhouet door te zappen van een Japanse geisha, via een Afrikaanse krijger naar een sensuele Mata Hari. Uit interviews blijkt alvast dat ontwerpers vaak de mosterd halen uit een recente vakantie naar een of andere exotische bestemming – kijk naar de Botswana-reis van D&G. De reden ook waarom etnische trends vaak een oppervlakkige en bijna toeristische uitwerking krijgen. De invloed ervan raakt in dat geval zelden aan de vorm, maar beperkt zich integendeel tot opdrukken, kleuren en accessoires. Tot de styling dus, als een etnisch sausje over de basiscollectie. Een simpele reis, een tentoonstelling of misschien zelfs een boek volstaan met andere woorden om het hoofd van een ontwerper op hol te brengen. Dieperliggende escapistische of rebellerende motieven zijn er nog zelden. Sommigen stippen ook de stoffenproducenten aan als belangrijke trendindicatoren : een bepaald etnisch thema kan voortvloeien uit het aanbod op de stoffenbeurzen. Maar opnieuw : ook dat aanbod valt niet uit de lucht. De stoffenproducenten volgen meestal de profetie van machtige trendwatchers, die op hun beurt input halen uit hun onmiddellijke omgeving en, meer nog, uit het straatbeeld van metropolen. Conclusie ? “Eigenlijk maken de mensen hun eigen mode”, zoals de Nederlandse modeanaliste Pauline Terreehorst ooit zei. “Er bestaat geen homogeen modebeeld meer, zoals er ook geen homogeen publiek is. Etnische invloeden zijn daarbij een blijvend bestanddeel van de mode geworden.”

Nog een kleine kanttekening : net nu Afrika in de spotlights staat, lijken zwarte modellen het vreemd genoeg bijzonder moeilijk te hebben. Gedaan met de gouden tijden voor schoonheden als Katoucha, Esther Kamatari, Iman of Naomi Campbell. Vandaag is nog amper drie procent van alle modellen zwart. Nochtans had het internationale modellenbureau Elite in juli 2003 nog met veel vertoon een kantoor geopend in het Keniaanse Nairobi. “Afrikaanse mannequins zijn van nature lang en slank en bovendien zijn westerse ontwerpers en modejournalisten dol op hun bewogen levensverhalen. Dat geeft de producten die ze verkopen meer diepgang”, zo klonk het toen nog enthousiast. Overmoed, zo blijkt, want amper een jaar later ging het filiaal in Nairobi al dicht. De reden ? Simpel : modehuizen boeken almaar minder zwarte modellen. “De meerderheid van hun klanten zijn nog altijd blank, en in deze moeilijke tijden willen ze geen enkel risico lopen”, verklaarde Elite bij de sluiting. “Blanke modellen zouden nog altijd meer doen verkopen, denken ze. Mode is duidelijk economie geworden. Meer dan ooit.” Maar er worden nog andere redenen gefluisterd : minder en minder zwarte modellen zouden zich immers tevredenstellen met lagere lonen dan hun blanke collega’s, en bovendien al evenmin bereid zijn om op commando de rol van junglebabe op te nemen. Het geeft de huidige Afrika-voorliefde van ontwerpers een wrang bijsmaakje, en laat de diepgang ervan alvast even wankelen.

:: Beyond Desire – Verlangen, attitude en styling in Afrikaanse en westerse culturen, van 25 februari tot 14 augustus in het Antwerpse Modemuseum, Nationalestraat 28, Antwerpen, 03 470 27 70, info@momu.be, www.momu.be.

Tekst Guinevere Claeys

Er bestaat geen homogeen modebeeld meer, zoals er ook geen homogeen publiek is. Etnische invloeden zijn daarbij een blijvend bestanddeel van de mode geworden.

Wellicht was het de Amerikaanse artieste Josephine Baker die in de jaren twintig als eerste de zwarte esthetiek injecteerde in het westerse modebeeld. Een steviger fundament legde Yves Saint Laurent in 1967 met zijn beruchte collectie Africaine.

Opvallend hoe ontwerpers Afrika vaak hebben ingeschakeld om iets pikants en verleidelijks te doen. Het is een continent dat lang een onlosmakelijk opschrift droeg van ‘wild’, zelfs ‘losbandig’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content