Het woord werd opvallend vaak gesist, toen Yves Leterme uiteindelijk kapseisde. De 800.000 voorkeurstemmen zouden de man immers vooral afgunst opgeleverd hebben. En die vijand had hij nooit kunnen verslaan.

Op tijd en stond ontrafelt Weekend Knack een emotie of een eigenschap die zich al dan niet subtiel in de actualiteit heeft gewerkt. Deze week : afgunst.

Afgunst. Aristoteles definieerde het twee millennia geleden al als de “pijn die ontstaat door het fortuin van anderen”. En jawel, heel menselijk is dat. Heel verboden ook. Want schoon is het niet, afgunst. Bijzonder onflatteus, een afgunstige mens. Hoe zwak toont die zich niet ? Hoe onsympathiek. Hoe onaardig. Hoe klein om de andere het licht in de ogen niet te gunnen. Hoe bekrompen om niet blij te kunnen zijn met de meevaller van de andere.

Opvallend is het. Hoe afgunst de zondigste der zeven hoofdzonden lijkt. De zes andere hebben in onbewaakte ogenblikken nog een schalkse bijklank. En verschaffen de zondigaard stiekem nogal wat genot. De gulzigaard eet toch maar goed zijn buik rond, de gierigaard heeft toch maar mooi een vet spaarvarken, de onkuise weet waarom hij onkuis is, de luiaard wordt tenminste niet moe, de driftkikker geniet van de ventilatie, en de ijdeltuit van zichzelf. Maar wat heeft de afgunstige ? Waarin schuilt het genot ? Nergens in.

Nee, de afgunstige kwelt alleen maar zichzelf, wordt verbitterd, en blijft, als het slecht afloopt, eenzaam en verlaten achter. Bovendien, en dat is erger : de afgunstige richt al eens ravages aan. De nijd richt zich rechtstreeks op dat verafschuwde geluk dat de andere te beurt valt : ingrijpen, dat geluk neerhalen. Koste wat het kost. Hoe boosaardig ook. Het is tenslotte ook waarom Kaïn zijn eigen broer Abel vermoordt. Niet voor niets is afgunst opgenomen in de zwarte lijst van de zeven hoofdzonden, met een herhaling in De tien geboden (‘Begeer nooit iemands goed’). Een van de twee dieren die Lucifers wagen trekken is ook al (de draak) afgunst. Samen met (de leeuw) hoogmoed, is afgunst volgens de dichter Vondel ook in de zeventiende eeuw de oorzaak van alle kwaad.

De geverfde vogel

Het mooiste verhaal dat de wreedheid van afgunst illustreert, is dat van de geverfde vogel. Het staat beschreven in het gelijknamige beruchte boek uit 1965 van Jerzy Kosinski, waarin hij de onwaarschijnlijke zwerftocht beschrijft van een Joods jongetje door het Oost-Europese platteland tijdens de Tweede Wereld-oorlog. De jongen ziet een man zich amuseren met het volgende ‘spelletje’ : hij vangt een vogel en schildert die in felle kleuren. Knelt daarna zijn handen om de vogel, zodat het beest angstig begint te piepen : dat trekt de andere vogels van de zwerm aan. Zodra de zwerm groot genoeg is, laat hij de vogel los, die hunkerend naar zijn zwerm vliegt. Helaas. Zijn zwerm herkent hem niet meer. Hij is anders. Mooi. Niet langer grijs. Niet langer zoals hen. De geverfde vogel begrijpt er niets van, zoekt aansluiting. Maar de zwerm is meedogenloos. Pikt hem tot hij morsdood neervalt. Geen plaats voor een andersgebekte. Al zeker niet als die mooier blijkt. Kleurrijker. Opvallender. Het is verdorie gevaarlijk om boven het maaiveld uit te steken. Kop eraf, voor je het goed en wel beseft.

Gevaarlijk, afgunst. En krachtig. “De meeste revoluties zijn niet gedreven door idealen, maar door afgunst”, vatten historici het al eens samen. De Frans-Amerikaanse denker René Girard ziet het hele mensdom geregeerd door afgunst. Afgunst zou zo in niet geringe mate medeverantwoordelijk zijn voor het huidige financiële armageddon. Afgunst woekerde iets te gretig onder de banken, en de traders : de ogen uitgestoken door elkaars grotere winsten, beloningen en bonussen. Zelfs in het land der cijfers zijn emoties koning. In de politiek steekt afgunst nog veel minder subtiel een stok in het wiel. Uit op elkaars posten, elkaars populariteit : afgunst verhindert vaak dat het gaat waarover het zou moeten gaan. De ene politicus succesvol in De Slimste Mens ? Zegt de andere : “Hij zou zich beter met serieuze zaken bezighouden.” Mark Eyskens voorspelde het aan het begin van het premierschap van Yves Leterme : “Hij wordt gegijzeld door zijn achthonderdduizend voorkeurstemmen. Zeer populaire mensen wekken altijd afgunst op.” En die boodschap werd aan het eind van zijn premierschap uitvoerig herhaald. Of dat al dan niet zo is, doet niet ter zake. De glansrol van afgunst in de apologie van Leterme is hoe dan ook opmerkelijk.

Canapébenoeming

Waarom voelen we afgunst ? Emoties wordt doorgaans een pragmatische functie toegeschreven : ze sporen je aan bepaalde acties te ondernemen. Angst doet vluchten, spijt corrigeert ons slechte gedrag, maar afgunst ? De Universiteit van Tilburg deed onderzoek naar afgunst en dringt erop aan een onderscheid te maken tussen benijden en afgunst. Benijden werkt positief en ‘opwaarts’ : het zet je aan om je op te werken tot het niveau van wie je benijdt. In dat verband verwijst filosoof Alain de Botton naar de kunstenaar Raphael, de renaissanceschilder die uit afgunst op collega’s Michel-angelo en Leonardo Da Vinci zo fanatiek begon te schilderen dat hij ook zelf een goede kunstenaar werd. Volgens de Botton was afgunst toen nog geen taboe. Integendeel, het werd beschouwd als een krachtige motor om iets te bereiken. Maar goed, dát soort afgunst definieert de universiteit van Tilburg dus liever als ‘benijden’.

Leidt benijden tot het verbeteren van de eigen positie, dan wil afgunst alleen maar de ‘superieure’ andere neerhalen. Afgunst voelen we bovendien alleen maar tegenover iemand met wie we ons kunnen identificeren. Iemand die gelijkwaardig is in hiërarchie. Afgunstig op die collega die promotie maakt, dus. Eerder dan op het royale loon en het aanzien van de baas. Dus beginnen we die collega ‘neer te halen’. En daar blijken man en vrouw een verschillende tactiek te hanteren. Want neen, afgunst is geen vrouwelijke emotie, zoals nogal eens beweerd wordt. Alleen gaan man en vrouw er anders mee om : mannen gaan de strijd aan met open vizier en laten hun ongenoegen openlijk blijken, vrouwen camoufleren beter en strijden achter de schermen. Hoe dan ? Door te roddelen, bijvoorbeeld. Het woord ‘canapébenoeming’ wordt zo al eens grimmig gesist. Een andere tactiek : bagatelliseren. “Die promotie levert alleen maar gezaag op aan je kop. Ik had ze nooit gewild.” Die tactieken werken dubbel : ze halen de gefortuneerde van zijn voetstuk, én ze verlichten de frustratie die afgunst zo lastig om dragen maakt. Afgunst confronteert je bij uitstek met eigen tekortkomingen, met eigen falen, met de onvolkomenheden van de eigen situatie. Al dan niet terecht, natuurlijk. Maar hoe ook een bijzonder onaangenaam gevoel. Zoals de Russische dichter Yevgeny het samenvatte : “Afgunst is een zelfbelediging.”

Count your blessings

Afgunst is een emotie die vooral ook kinderen vaak demonstreren, want zij kennen er uiteraard nog geen schaamte over. Broertje wil met hetzelfde speeltje spelen als zus, en omgekeerd. Of broer heeft één koekje meer gegeten, en daar kan zus niet mee om. Het zit ons ingebakken, met andere woorden. Het spruit voort uit die aangeboren neiging om te rivaliseren. Competitieve karakters hebben er dus misschien iets meer ‘last’ van, maar elke mens kent afgunst. Pedagogen wijzen soms wel op de invloed van de ouders op afgunst. Zij moeten proberen de kiemen ervan zoveel mogelijk de kop in te drukken. Het goed bedoelde “elk kind gelijk : als ik mijn zoon iets geef, dan geef ik ook iets aan mijn dochter” is op dat vlak niet zo effectief. Beter is het om kinderen de kunst aan te leren blij te zijn met het geluk van hun broer of zus. Maar makkelijk is anders, natuurlijk.

Nochtans is dat het beste tegengif voor afgunst, zo zegt de Franse filosoof André Comte-Sponville : genieten van het geluk van anderen. “Liefhebben is blij zijn om het geluk van anderen.” Het is inderdaad iets waar je nogal eens echte vrienden aan herkent. In nood kent men zijn vrienden ? Het omgekeerde geldt ook. Een vriend die oprecht gelukkig is met jouw succes ? Koester hem : het is een echte. En laat het genieten van andermans geluk ook meteen bijdragen tot het eigen geluk. Want wie afgunstig is, aldus Comte-Sponville, denkt alleen maar aan al wat hij (nog) niet heeft. En dat leidt tot constante frustratie. Count your blessings, zoals de Angelsaksen het zo mooi voorschrijven. Wees blij met wat je hebt. Focus op je eigen geluk en talent. En op het eigen groene gras.

Niettemin. Afgunst is er om te blijven, want eigen aan de mens (al konden de goden volgens de mythologie er ook wel aardig weg mee). En dus zullen ze blijven wind vangen, die hoge bomen. En zal hij tot in de eeuwigheid doodgeknuffeld worden : de underdog. Boven het maaiveld uitpiepen, zal altijd gevaarlijk blijven.

Maar goed, zo zie je tenminste iets.

Door Guinevere Claeys Illustratie Liesje Mentens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content