Mijn overbuur mevrouw Flash is normaal niet veel van zeg. Een goedemorgen, een goedenavond, een commentaartje op het weer, meer komt er niet uit. Enkele keren riep ze me deze zomer terwijl ze in haar voortuintje zat. Ze wees dan naar planten die elkaar stonden te verdringen: hosta’s, afrikaantjes en margrieten. “Neem er maar wat van”, zei ze met haar zangerig Jamaicaans accent. Verder stuurde ze haar dochtertje enkele keren op zondagavond naar ons met een zak vol maïs, tomaten, sla en radijzen.

Mevrouw Flash had die groenten niet zelf gekweekt. Ze waren de rest van het geschenk waarmee haar snuggere pastoor op zomerzondagen elke parochiaan bedankt voor het bijwonen van zijn mis. De pastoor had die groenten op zijn beurt van een groothandelaar gekregen, die zo zijn hemel hoopte te verdienen.

Veel heb ik dus niet te maken met mevrouw Flash. Groot was dan ook mijn verbazing toen ze onlangs haar Jeep voor mijn huis parkeerde en met een diepe zucht ging zitten op de trap die naar onze voordeur leidt. “Ik zie het niet meer zitten”, kondigde ze aan op een toon alsof we al jaren vriendinnen waren. Ik legde mijn snoeischaar neer. Er stonden tranen in haar ogen. Een beetje onwennig ging ik naast haar zitten. “Ik ben totaal overspannen”, snikte ze. Ik legde mijn hand voorzichtig op haar donkerbruine, gerimpelde hand. “’t Zijn de kinderen,” kreeg ze er ten slotte uit, “ik kan er geen weg meer mee. Ik ben te oud aan het worden.” “Ik heb me al vaak afgevraagd hoe u het klaarspeelt”, zei ik zacht.

Echt verwonderd was ik niet over de reden van haar verdriet. Ik hoor haar regelmatig luid tekeergaan tegen haar drie kinderen, vooral tegen de jongste, een woelig ventje van zeven. Ze snoot haar neus en haalde diep adem. “Had ik het allemaal geweten, dan had ik ze nooit geadopteerd”, zei ze. Ook dat verbaasde me niet. “Mijn eigen kinderen zegden: ‘Doe het maar mama, we gaan je wel helpen.’ Ik geloofde hen. In het begin ging het nog. Mijn kinderen kwamen inderdaad veel langs. Mijn man hielp me veel. Maar dat heeft maar enkele jaren geduurd. Mijn twee zonen zijn buiten New York gaan wonen. Mijn dochter, waar ik het meest hulp van had, is deze lente gestorven. Mijn man heeft me in de steek gelaten en is terug in Jamaica gaan wonen. Nu zit ik hier alleen met drie jonge, lastige kinderen. Ik ben 73. Ik ben niet goed meer te been. Het is allemaal mijn eigen fout. Ik heb me stomweg laten verleiden door het geld.”

Ze bleef haar hart uitstorten tot Tamara, Daniel en T.J. ineens hun hoofdjes uit het keukenraam staken. “Mama,” riep het meisje, “mogen we buiten spelen?” “Nee”, riep mevrouw Flash op bitsige toon terug. “Ze lopen te ver weg en ik kan hen niet meer inhalen”, zei ze, terwijl ze moeizaam overeind kwam. “Good night.” “Good night”, zei ik, en zwaar leunend op haar wandelstok sukkelde ze naar de overkant van de straat.

Natuurlijk heb ik medelijden met mijn buurvrouw, maar ik heb nog meer medelijden met haar geadopteerde kinderen. Ze zijn nu twaalf, negen en zeven. Wat gaat er van hen worden als mevrouw Flash niet meer voor hen kan zorgen? Ze werden als baby door hun moeder in de kraamkliniek achtergelaten, een niet ongewoon kinderlot in New York. De statistieken vertellen een wreed verhaal. De stad New York draagt op dit ogenblik zorg voor 32.000 kinderen, ondergebracht in pleegtehuizen en -gezinnen. Naar meer dan de helft daarvan kijken de biologische ouders niet meer om. In principe kunnen ze dus geadopteerd worden. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. De meerderheid van de kinderen is zwart of latino en vaak al wat ouder. Niet zelden hebben ze, vaak als gevolg van hun turbulente eerste levensjaren, complexe psychische en fysieke problemen. Blanke New Yorkers met geld die willen adopteren zijn zelden in hen geïnteresseerd. Zij kopen zich liever blanke of Aziatische baby’s voor 20.000 dollar per stuk, die ze soms in verre landen gaan halen.

Een donker kind is gemiddeld al ruim 5 jaar oud als de stad alle paperassen rond heeft om het vrij te geven voor adoptie. In 1998 werden 3280 pleegkinderen geadopteerd in New York. Tweederden van de adoptieouders waren alleenstaande vrouwen. Hun gemiddelde leeftijd was 51 jaar. Dat mijn buurvrouw een pak ouder was, toont hoe wanhopig de stad op zoek is om zijn kinderen geplaatst te krijgen. Voor New Yorkse stadsweesjes hoef je niet te betalen. Integendeel. De stad betaalt je als je er eentje in huis neemt. Iemand als mevrouw Flash krijgt maandelijks 500 tot 1200 dollar per kind, afhankelijk van de medische noden. Dat niet altijd grondig naar de motivatie van potentiële adoptieouders wordt gepeild, blijkt uit haar pijnlijk geval. In heel het land werden in 1998 46.000 kinderen geadopteerd, tegenover 28.000 in 1996. Die stijging is te danken aan de nieuwe adoptiewet van 1997. Die zorgt ervoor dat in de steek gelaten kinderen sneller en dus op jongere leeftijd geadopteerd kunnen worden en dat hun adoptieouders, net als in New York, maandelijks een cheque krijgen voor hun al dan niet onbaatzuchtige moeite.

Jacqueline Goossens vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content