In elke klas is er minstens één kind dat ’s morgens een pilletje heeft geslikt. De verkoop van Rilatine, het medicijn dat bij ADHD-kinderen de hyperactiviteit onderdrukt en de concentratie bevordert, kent de laatste jaren een enorme vlucht. Lopen we niet te hard van stapel met die pillen ? En zijn er alternatieven ? Klaarheid in de verwarring rond de kinderziekte van de eeuw.

H www.zitstil.be / www.vkohendrickx.be

Met de regelmaat van de klok overspoelen ze onze media. Ontstellende verhalen over kinderen die massaal aan het medicijn Rilatine zitten. Rilatine, een soort amfetamine, werkt in op het centrale zenuwstelsel en helpt hyperkinetische kinderen met aandachtsstoornissen zich beter te concentreren. De laatste jaren kreeg Rilatine in de VS echter de reputatie van wonderpil, die ook bij kinderen zonder ADHD ( Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder) alle schoolproblemen kan oplossen. Een trend die ook naar hier leek overgewaaid. Voor kinderen die niet zo goed meekonden op school, werd in samenspraak met de leerkracht nogal snel geopperd “om het eens met Rilatine te proberen”. Met als gevolg de verhalen die vorig schooljaar in de media circuleerden, onder meer van een lagere school in Zuidwest-Vlaanderen waar de helft van de kinderen aan de Rilatine zat. Allemaal voorgeschreven door dezelfde huisarts.

Ondertussen lijkt de storm wat geluwd. Verhalen over misbruik van Rilatine of soortgelijke stimulantia steken nog de kop op, maar zijn niet meer zo hardnekkig. De modetrend om Rilatine voor te schrijven als leerpil, maakt stilaan plaats voor de gangbare opvatting dat de medicatie de enige manier is om het leven van en met hyperkinetische kinderen met aandachtsstoornissen enigszins draaglijk te maken. En toch stemmen de cijfers nog steeds tot nadenken : de voorbije tien jaar is de verkoop van stimulerende middelen als Rilatine vertienvoudigd. Zijn er dan zoveel meer ADHD-kinderen als vroeger ? Of is onze tolerantiedrempel voor lastige kinderen gewoon veel lager geworden ?

Vooroordelen en verwijten

Professor Marina Danckaerts, hoofd van de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie in het UZ Gasthuisberg in Leuven, nuanceert meteen. Danckaerts voert op haar dienst al jaren onderzoek naar ADHD en is op dat vlak zowat de referentie in Vlaanderen. “De verkoop van stimulantia is de voorbije jaren inderdaad spectaculair gestegen. En toch worden nog niet alle kinderen behandeld die ze nodig hebben. Als je de totale hoeveelheid Rilatine die jaarlijks verkocht wordt, verdeelt over alle kinderen tussen 6 en 16 jaar en je rekent aan de gemiddelde dosis die een ADHD-kind nodig heeft, dan kun je daar nog niet één procent van de kinderen mee behandelen. Terwijl studies hebben uitgewezen dat drie tot vijf procent aan ADHD lijdt. Het klopt inderdaad dat Rilatine soms te snel of verkeerd wordt voorgeschreven. Maar het is gevaarlijk daar zoveel controverse rond te maken. Kinderen die de medicatie wel nodig hebben, worden op den duur mee gestigmatiseerd. Voor ouders van ADHD-kinderen die op zoek zijn naar een behandeling, is dat een groot probleem. Ze moeten voortdurend opboksen tegen die vooroordelen en verwijten.”

Vooroordelen over ADHD zijn er inderdaad genoeg. Het argument dat het “wel aan de opvoeding zal liggen” en dat ouders van lastige kinderen “niet genoeg gezag hebben”, is vaak nog het eerste dat opduikt. Terwijl onderhand wel bewezen is dat ADHD-kinderen fundamenteel anders zijn. In welke zin anders, daar zijn wetenschappers nog niet helemaal uit. “Er zijn drie grote theorieën”, zegt Danckaerts. “De eerste gaat ervan uit dat ADHD-kinderen enkel ingaan op de prikkel die voor hen het sterkst is. Zo’n kind komt bijvoorbeeld de klas binnen en ziet daar een nieuwe poster hangen. Dat eist al zijn aandacht op, waardoor de vraag om zijn agenda in te vullen volledig aan hem voorbij gaat. Het is pas wanneer je als ouder of leerkracht ervoor zorgt dat jouw stimulus even krachtig is, dat je de aandacht van dat kind kunt trekken. Dat verkaart de impulsiviteit bij ADHD-kinderen, en het gebrek aan concentratie bij banale, saaie dingen.”

“Een andere theorie sluit hierbij aan, maar stelt dat ADHD-kinderen globaal gesproken niet makkelijk gestimuleerd worden. Hun hersenen reageren minder krachtig op gewone prikkels. De drukte van ADHD-kinderen wordt dan verklaard vanuit de idee dat ze zich altijd in een relatieve toestand van verveling vinden. Ze compenseren dat door de hele tijd rond te springen en op en neer te wippen. Een derde theorie zoekt het antwoord eerder in het motivatiesysteem van ADHD-kinderen. Voor een ADHD-kind moet iets al heel leuk en de beloning erg nabij zijn eer je het kan stimuleren. Maar eigenlijk vullen de drie theorieën elkaar een beetje aan. Ze verklaren samen de drukte en de concentratieproblemen van ADHD’ers.”

Het probleem zit in de hersenen

De oorzaak van dat anders-zijn is in meer dan negentig procent van de gevallen biologisch bepaald. “Dat is onomstotelijk bewezen uit genetisch onderzoek met tweelingen”, legt Danckaerts uit. “We weten ondertussen ook dat het probleem in de hersenen zit. Waar precies, is nog onduidelijk. Het is een complex samenspel van factoren dat momenteel wordt onderzocht. Belangrijk is in elk geval dat een biologische oorzaak een specifieke aanpak vergt. Vroeger kreeg het kind altijd de schuld van zijn hyperactief gedrag. Frustraties en kwaadheid van ouders en leerkrachten werden op dat kind geprojecteerd, dat steeds de boodschap kreeg dat het zijn gedrag moest veranderen. Vandaag beseffen we dat zo’n kind fundamenteel anders is, en dat wij onze opvoeding moeten aanpassen. We gaan uit van het gehandicaptenmodel : wij als volwassenen moeten een wereld creëren waarin dat kind kan functioneren. Ouders, leerkrachten en andere belangrijke volwassenen in het leven van een kind met ADHD kunnen leren hoe ze hun opdrachten voor en reacties op dit kind kunnen aanpassen opdat ze het meest effect kunnen hebben en de kinderen eruit kunnen leren. Zulke gedragstherapeutische programma’s hebben hun effectiviteit bewezen, maar blijven vaak tekortschieten of geraken niet goed van start omwille van de extremiteit van de ADHD-symptomen. Maar die aanpak is nog erg controversieel, vooral op scholen waar leerkrachten het niet altijd nodig vinden ADHD-kinderen meer aandacht te geven.”

“Eenmaal wij als opvoeders onze houding hebben aangepast, kunnen we denken aan medicatie”, zegt Danckaerts. “Stimulantia als Rilatine werken in op de hersenen en helpen ADHD-kinderen de relatieve belangrijkheid van de dingen opnieuw in evenwicht te brengen. Ze zorgen ervoor dat ze zich kunnen concentreren en terug alert worden voor de gewone dingen in het leven. In die zin is medicatie de enige manier om dat hyperactief gedrag en die impulsiviteit te onderdrukken. Bovendien zijn die stimulantia onschadelijk, in tegenstelling tot wat daarover vaak wordt beweerd. Rilatine is niet verslavend. Kinderen die Rilatine innemen gaan er (ook) bijna nooit zelf om vragen, integendeel. Ze hebben ook geen afkickverschijnselen, tenminste niet aan de doseringen die bij ADHD worden voorgeschreven.”

Vluchten kan niet meer

Maar er blijven toch vragen hangen. Is het realistisch dat we onze kinderen jarenlang pillen laten slikken ? En is het geen gemakkelijkheidoplossing ? Moeten we onze kinderen niet gewoon nemen zoals ze zijn ? Danckaerts : “Ik begrijp dat dit voor ouders een groot dilemma is : grijpen we in in het gedrag van ons kind, of laten we het zoals het is ? Moet zo’n kind per se even goed scoren als een ander ? Maar we leven nu eenmaal in een maatschappij waarin we iedereen optimaal willen laten functioneren. Dat we voor blinde kinderen alles in het werk stellen opdat ze normaal onderwijs zouden kunnen volgen, vindt iedereen normaal. Dat we ADHD-kinderen met medicatie willen helpen, is een taboe. Dan komen mensen nogal snel aandraven met het argument dat we de lat te hoog willen leggen. Maar het is niet alleen een kwestie van eisen, maar ook van kansen. Ik vind niet dat we het recht hebben ADHD-kinderen die kansen te ontnemen.”

“Je moet ook beseffen hoe moeilijk het leven is voor en met die kinderen”, gaat Danckaerts verder. “Op school vallen ze uit de boot en zijn ze bovendien storend voor anderen. Thuis leven ze de hele tijd volgens hun eigen agenda, wat erg vermoeiend en frustrerend is voor de rest van het gezin. Contacten met leeftijdsgenootjes zijn moeilijk, omdat ze met hun bruusk en onvoorspelbaar gedrag andere kinderen afstoten. Bovendien is bewezen dat ADHD een risico inhoudt voor de ontwikkeling. Een op de vier ADHD-kinderen ontwikkelt op latere leeftijd een sociale stoornis : ze hebben problemen om relaties op te bouwen, zetten zich af tegen de maatschappij en ontwikkelen vaak delinquent gedrag. Dat zijn risico’s waar je rekening mee moet houden wanneer je beslist je kind niet te laten behandelen. Voor de publieke opinie is het erg makkelijk af te geven op die medicatie. Maar ergens moeten we er toch ook voor zorgen dat die kinderen niet ontsporen.”

Als maatschappij gaan we trouwens zelf niet vrijuit. Dat ADHD de kinderziekte van deze eeuw geworden is, komt voor een stuk omdat er de voorbije jaren erg veel aandacht voor was. De diagnose maakt soms de ziekte. Maar er is geen reden om aan te nemen dat er nu meer ADHD-kinderen zijn dan vroeger. “Wat je wel hebt, is dat ADHD-kinderen vandaag veel sneller in moeilijkheden komen”, vertelt psychologe Hermien De Backer van Zit Stil !, een vereniging voor ouders van ADHD-kinderen. “Vroeger waren de ontsnappingsmogelijkheden groter. Een kind met leerproblemen kon vanaf zijn veertiende gaan werken, terwijl kinderen vandaag verplicht zijn tot hun achttien op de schoolbanken te zitten. Daar wordt bovendien verwacht dat ze allemaal goed presteren. De verwachtingen die in hen gesteld worden, zijn ontzettend hoog. Kinderen met aanleg voor ADHD hebben moeite om aan die normen te voldoen. Ze zullen de stoornis dan ook sneller zichtbaar ontwikkelen.”

Ontploffingsgevaar

Het zijn dergelijke bedenkingen die ertoe hebben geleid alternatieve behandelingen voor kinderen met gedragsproblemen te zoeken. Bovendien groeit de weerstand om kinderen jarenlang pillen te laten slikken die de oorzaak van dat hyperactief gedrag niet wegnemen maar enkel de symptomen bestrijden. Felix Hendrickx, een kinesitherapeut die aan kritische ontwikkelingsbegeleiding doet, werkt wel op oorzaken. Hij ontwikkelde een eigen methode om kinderen voorgoed van hun hyperkinetische gedrag af te helpen. Hyperkinetisch gedrag, wat niet hetzelfde is als ADHD. Die laatste diagnose, stelt Hendrickx, wordt veel te snel gesteld. “Van de honderd kinderen die ik zie in mijn praktijk en die Rilatine slikken, is dat slechts bij tien procent geoorloofd. De andere negentig zijn geen zuivere ADHD’ers. Daarmee bedoel ik dat hun gedragsprobleem geen organische, maar een functionele oorzaak heeft. Hun zenuwstelsel is in orde, maar ze gebruiken het verkeerd. Als baby hadden ze een minder gunstige motorische ontwikkeling, waardoor ze hun coördinatiesysteem verkeerd gebruiken. Die kinderen voelen zich niet goed in hun vel, hebben het gevoel te zullen ontploffen. Vandaar ook dat hyperactief gedrag.”

Als de oorzaak functioneel is, is er ook een oplossing voor. Met zijn methode van kritische ontwikkelingsbegeleiding probeert Hendrickx de kinderen tot rust te brengen, door hun motorisch systeem opnieuw in evenwicht te brengen. “We vertrekken vanuit het kind, en begeleiden het zachtjes in zijn zoektocht naar de juiste manier om zijn lichaam te gebruiken. Je moet daarbij het ontwikkelingstempo van elk kind respecteren. Dat is soms een lang proces. Gemiddeld duurt het een jaar voor dat kind zich echt merkbaar beter voelt. Maar de resultaten zijn blijvend.”

Toch lokt de methode van Hendrickx in de klassieke geneeskunde nog heel wat kritiek uit. Zoals met veel alternatieve therapieën is het wantrouwen groot omdat Hendrickx zijn theorie haalt uit ervaring, niet uit objectief wetenschappelijk onderzoek. Vooral zijn stelling dat hij kan testen of hyperkinetisch gedrag bij een kind een organische dan wel een functionele oorzaak heeft, kan op weinig begrip rekenen.

Kalkoen, peer en sla

Zo mogelijk nog meer controverse bestaat er over de methode om hyperkinetisch gedrag aan te pakken met een (streng) dieet. In Nederland maakte Lidy Pelsser van het Onderzoekscentrum voor Hyperactiviteit en ADHD onlangs furore met haar onderzoek waaruit zou blijken dat voeding een sterke invloed heeft op het gedrag van kinderen. Pellser voerde een oriënterend onderzoek uit bij veertig kinderen tussen drie en zeven jaar, die voldeden aan de criteria voor ADHD. Ze kregen enkele weken lang een zeer streng dieet voorgeschoteld, een variant op het zogenaamde few food-dieet, waarbij alle mogelijke allergie-opwekkende bestanddelen werden weggelaten. De kinderen mochten onbeperkt rijst, kalkoen, peer en sla eten, aangevuld met een beetje appel, maïs, tarwe en honing. Alle andere voedingsmiddelen waren strikt verboden. Ondertussen namen de kinderen ook geen medicatie meer. Na enkele weken constateerde Pelsser dat zes- tig procent van hen geen gedragsproblemen meer vertoonde.

“Natuurlijk is het niet de bedoeling dat kinderen hun leven lang dat strenge dieet blijven volgen”, zegt Pelsser. “Elk kind is gevoelig voor een combinatie van vier à vijf voedingsstoffen, en die samenstelling is voor iedereen anders. Een vervolgonderzoek moet dus uitwijzen waarop individuele kinderen reageren, door geleidelijk aan voedingsstoffen aan het basisdieet toe te voegen.” De manier waarop voeding inspeelt op gedrag, is nog niet duidelijk. Voor verder onderzoek wacht Pelsser op subsidies. Die komen er voorlopig niet omdat in de klassieke geneeskunde de relatie tussen voeding en gedrag nog maar weinig serieus genomen wordt.

Nochtans geeft ook Danckaerts toe dat er wel iets klopt van dat dieetverhaal. “We weten dat een kleine groep kinderen ADHD ontwikkelt door een allergie voor bepaalde voedingsmiddelen. Maar het gaat slechts om vijf tot zeven procent van de ADHD-kinderen. De percentages van het Nederlandse onderzoek zijn spectaculairder, omdat zij uitgingen van kinderen die al gevoelig waren voor allergieën. Het probleem met deze methode is dat je alle ADHD’ers door dat strenge dieet moet jagen om te weten welke kinderen reageren op voeding. Dat is niet realistisch.”

Voorlopig blijft Danckaerts er daarom bij dat medicatie gecombineerd met gedragstherapie de enige valabele optie is om ADHD-kinderen te helpen. Ondertussen draait het onderzoek over het hoe en waarom van ADHD als defect in de hersenen op volle toeren. Eenmaal daar wat meer duidelijkheid over bestaat, zullen verhalen over een door de farmaceutische industrie gecreëerde nepziekte wel opdrogen.

Ine Renson / Illustratie Lieve Blancquaert

“Dat we voor blinde kinderen alles in het werk stellen opdat ze normaal onderwijs zouden kunnen volgen, vindt iedereen normaal. Dat we ADHD-kinderen met medicatie willen helpen, is een taboe.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content