Umewaka Rokuro, een van de grootste acteurs van het Japanse no-theater, komt naar Europa. In zijn school in Tokio gunt hij ons een blik achter de schermen.

De rijke traditie gaat 56 generaties terug. Ook al leefden de acteurs en de mensen in het algemeen vroeger niet zo lang als nu, dat betekent toch dat de roots van het no-theater al ettelijke eeuwen achter ons liggen. De grote, klassieke stukken werden zo’n zeshonderd jaar geleden geschreven.

No betekent zoveel als talent. De oorsprong van deze toneelgeschiedenis ligt in de Japanse orale traditie. In de drama’s worden de mythen en legenden van toen gelinkt met poĆ«zie en het boeddhisme. No werd oorspronkelijk in de open lucht opgevoerd, binnen de muren van de tempels. Het was de samoerai-elite die zich het genre toe-eigende, zodat het tijdens de hele Edo-periode, zo tussen 1600 en 1868, eigenlijk hoftheater werd. Het was een voorspoedige tijd voor het no-theater. Het mecenaat kwam van de aristocratie, vandaar ook de geraffineerde kostuums en de hoogstaande literaire taal. Na de Edo-periode ging het op en af met het no-theater. Het einde van de Tweede Wereldoorlog was bijvoorbeeld een absoluut dieptepunt.

Vandaag telt het no-theater in Japan vijf privƩgezelschappen, waaronder dat van de familie Umewaka. Allemaal hebben ze al twintig, dertig jaar af te rekenen met de snelle evolutie van de samenleving naar een elektronicamaatschappij en met de uiterst materialistische houding van de gemiddelde Japanse stadsmens. Toch gaat de slinger de jongste jaren de andere richting uit. Meer en meer jongeren wonen opnieuw no-voorstellingen bij, wellicht op zoek naar iets menselijks, minder machinaals.

Telkens als hij het podium opkomt – en dat is voor hem een dagelijks ritueel – denkt Umewaka Rokuro aan al zijn voorouders die de dynastie hebben gevormd. Wanneer de Umewaka-kai een voorstelling geeft, draagt hij de prachtige gewaden in geweven en geborduurde zijde, die zijn vader, grootvader, overgrootvader enzovoort hebben gedragen. En ook de maskers die al twee- tot driehonderd jaar zorgzaam gekoesterd worden in een zijden etui.

Rokuro (in Japan volgt de voornaam altijd op de familienaam) ademt no. Hij woont, eet, slaapt en werkt in zijn theater, dat zich niet ver van Shinjuku, de zakenwijk van Tokio bevindt.

Deze theaterzaal met een typisch no-podium en gradinen voor driehonderd toeschouwers, is zijn thuis. Jaarlijks wordt hier een zestigtal voorstellingen gegeven. Daarbij komen nog de tournees in Japan zelf en daarbuiten.

Zoals in elke artistieke discipline in de Japanse samenleving is de uitstraling van dit theater groter dan die van de acteurs zelf. Want, net zoals de meesters in de keramiekkunst, de borduur- of de bloemschikkunst, staat Roruko aan het hoofd van een school. Zijn leerlingen – beroeps of amateurs – vormen een extra bron van inkomsten ter financiering van zijn theaterprojecten.

Die typisch Japanse kunstvorm begrijpen, is dieper doordringen in een magische wereld die niet gemakkelijk toegankelijk is voor een westerling, ook al omdat de taal en het schrift torenhoge barriĆØres vormen.

No mag je niet onderbrengen in de categorie van het teksttheater, maar veeleer in een genre dat het midden houdt tussen opera en dans. Gevraagd naar het belang van de tekst, antwoordt Roruko: “Wanneer ik aan een nieuwe bewerking begin, zal de tekst die de acteur uiteindelijk, na veel schrappingen, in handen krijgt niet meer dan twee bladzijden beslaan. Dan spreken we over een voorstelling die anderhalf uur duurt.”

Jeff Clarck, docent Engelse literatuur in Tokio, die al 25 jaar het wel en wee van het theatergezelschap Umewaka volgt, maakt een mooie vergelijking. “Tijdens een voorstelling van een Wagner-opera probeer ik toch ook niet koste wat kost het Duits te verstaan? Wat dan belangrijk is voor mij, is het drama zelf en de interpretatie daarvan in de muziek, de zang en het spel van de acteurs. Met no is dat niet anders.”

Sinds vorige eeuw wordt no nog maar zelden buiten gespeeld. Het traditionele podium is een vierkant van 5,5 bij 5,5 meter met een dak erboven. Precies zoals het vroegere openluchtpodium dat de acteurs beschermde tegen zon en regen.

De acteurs komen op via een soort pergola, die eveneens overdekt is. Op het podium staan achteraan een koor van zes tot tien zangers opgesteld en vier muzikanten: een fluitist en drie percussionisten (trom, kleine trom en trommel met stokken).

De bezetting is nooit groter dan drie, vier acteurs. Twee van hen dragen het stuk: de hoofdrolspeler of shite en zijn ondergeschikte tegenspeler of waki. Ik zie de theaterhabituƩs van bij ons de wenkbrauwen al fronsen bij de organisatie van het no-theater. In het no blijft iedereen in zijn eigen wereldje om de voorstellingen voor te bereiden.

Repetities met alle spelers samen zijn uitzonderlijk. De school van de shite werkt onafhankelijk van de school van de waki, en zelfs van de fluit- of de percussieschool. Hosho Kan, die samen met Umewaka Rokuro naar Europa komt, staat aan het hoofd van zijn eigen wakischool. De regering verleende hem in die hoedanigheid de hoogste onderscheiding, namelijk die van levende nationale kunstschat.

In dit land, waar iedereen zich bewust is van de plaats die hij inneemt, is het ondenkbaar dat een ondergeschikte acteur ooit hoofdrolspeler wordt. Hij zal wel alles doen wat hij kan om de beste tweederangsacteur te worden. Hoe het scenario er ook uitziet, een no-stuk zet altijd die confrontatie tussen shite en waki in de verf. Het hele klankgedeelte (de muziek, de zang van het koor en de acteurs) is bedoeld als een verlenging van het gebaar. Met weinig middelen drukt de acteur op het podium zijn gevoelens uit, door middel van zijn houding, zijn masker en het spel met zijn waaier.

Voor Umewaka Rokuro zijn die accessoires de kern van de hele intrige: “Het no-repertoire omvat momenteel tweehonderd stukken, tegen tweeduizend vroeger. Een no-acteur moet in staat zijn om een van die tweehonderd stukken onvoorbereid te spelen.”

Alles wat nodig is voor de voorstellingen wordt bewaard in een kleine kamer, die verborgen blijft voor alle blikken. Daar, in die grot van Ali Baba, worden de kimono’s, de maskers, de waaiers en de pruiken die deel uitmaken van de familiegeschiedenis zorgvuldig opgeborgen. De maskers worden in hun zijden etui in een koffer gelegd, de kimono’s worden zorgvuldig gevouwen en ingepakt in zwaar papier, waarop de beschrijving van de geweven of geborduurde motieven gekalligrafeerd staat.

Er bestaat geen eenduidige band tussen een masker en een personage. “Ik kan hetzelfde masker kiezen voor verscheidene stukken. Elk masker is een rijke bron van uitdrukkingen die je niet kunt vatten wanneer je het alleen frontaal bekijkt. Het ziet er telkens weer anders uit. In het no-theater wordt het masker niet beschouwd als een levenloos ding, maar als een levende gids die ons spel bepaalt. Het drukt emoties uit.”

De kimono en de waaier hebben elk een andere doel. Allebei hebben ze uiteraard een ongelooflijke grafische en picturale rijkdom, wat nog versterkt wordt door de materialen (zijde in het geval van de kimono) en de knowhow van de Japanse kunstenaars en ambachtslui. Het weefambacht, dat al generaties lang de stoffen voor deze kimono’s levert, wordt door minstens vier personen uitgevoerd. Het vervaardigen van een waaier vergt 25 of 30 verschillende etappes vanaf het assembleren van de vijf papierlagen waaruit hij bestaat. De omvang van de kimono verleent de acteur een grote waardigheid, geeft zijn houdingen meer allure. Hij versterkt ook het visuele belang van het masker.

De waaier is een accessoire op zich. Hoewel hij op sommige momenten in het stuk de gebaren slechts onderstreept, versterkt hij vooral de intensiteit van de emoties: woede bijvoorbeeld door hem bruusk te openen, verleiding met zachtjes golvende bewegingen, inkeer door hem te sluiten en dicht bij het lichaam te brengen.

Met weinig accessoires, een sober decor en beperkte muzikale middelen bevestigt de no-acteur bij elke voorstelling weer dat less is more.

En die soberheid is niet vanzelfsprekend. Dat ondervindt Rokuro dagelijks met zijn leerlingen. Het instuderen van een stap, een onmerkbare draaiende beweging met het lichaam vergt dagen. Een repetitie maakt al gauw duidelijk wat meesterschap is. Terwijl de leerling (die al op zeer jonge leeftijd vertrouwd wordt gemaakt met no) zich uitslooft om de sequenties van een kwartdraai in elkaar te laten overvloeien, doet de meester dat als het ware onmerkbaar. Zijn zware lijf lijkt te zweven, zijn voeten glijden over de vloer.

Een Umewaka word je niet zomaar, je wordt zo geboren. Rokuro is de vierde generatie in rechte lijn, de enorme faam van overgrootvader Minoru straalt nog op hem af. Die legendarische man was zeer open van geest en vooruitstrevend.

Hij was de eerste die buitenlanders in contact bracht met het no-theater, zodat het in het Engels vertaald werd en wereldbekend werd. Grootvader Minoru II was de eerste die no onderrichtte aan een vrouw. Van hem kreeg Rokuro zijn eerste lessen toen hij drie was. Hij heette toen nog Yoshimasa, de naam die hij bij zijn geboorte had gekregen. De traditie van de grote no-dynastieƫn wil namelijk dat je een voornaam draagt die bij je leeftijd past. In 1988 werd Yoshimasa veertig en kon hij zich Rokuro noemen, waarmee zijn voorrangspositie door de zijnen werd erkend.

Op zesjarige leeftijd stond Rokuro voor de eerste keer op het podium als shite, in de rol van God van de Wingerd. Op tienjarige leeftijd werd hem een tweede rol toevertrouwd. Umewaka Rokuro heeft geen zonen, wel een dochter, Yukiko Ć©n een driejarige kleindochter, Miwane, aan wie hij zeer gehecht is. Een band die ongetwijfeld even sterk wordt als die met zijn eigen grootvader.

Onlangs zijn Rokuro en Miwane samen aan de lange weg begonnen waarop het theaterkind de emoties zal leren ontdekken die deel uitmaken van de wereld van zijn voorouders.

“Vrouwen hebben altijd no-onderricht gekregen, zonder echter te mogen spelen. Vroeger waren dat de dames uit de entourage van de keizerin. Mijn grootvader heeft daar verandering in gebracht door de eerste no-actrice op te leiden. Ik heb nu veel vrouwen onder mijn leerlingen.” Ook al lijkt het ondenkbaar mannelijke en vrouwelijke acteurs (shite of waki) te mengen in het no-theater, toch wil Umewaka Rokuro zijn kleindochter de beste opleiding geven.

“Ik vind het niet zo belangrijk om koste wat kost de dynastie voort te zetten. Belangrijker vind ik de overdracht van het no-theater. En eerlijk gezegd, mijn vurigste wens is dat Miwane ooit de grootste no-actrice van het land wordt.” Precies wat zijn grootvader met hem wilde bereiken: van Roruko een compleet en erkentelijk acteur maken.

No komt

Umewaka Rokuro en zijn theatergezelschap geven twee uitzonderlijke voorstellingen, Ć©Ć©n in Rijsel en Ć©Ć©n in Brussel.

In Rijsel op 5 december om 20 uur, Chambre de Commerce et d’Industrie de Lille MĆ©tropole, Place du ThĆ©Ć¢tre, 59020 Lille. Plaatsreserveringen bij Fnac.

In Brussel op 6 december om 20 uur, Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Jubelpark 10, 1000 Brussel (deze voorstelling is uitverkocht).

Tekst en foto’s Jean-Piere Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content