Dean Fulkerson

Ik zit vastgekluisterd aan mijn studie, tweede jaar schilderkunst, maar daar kies ik voor. Het verschil met de middelbare school is ongelooflijk. Toen modderde ik maar wat aan, onderging alles misprijzend, verveeld en arrogant. De meeste vakken konden mij gestolen worden. Nu leg ik me er honderd procent op toe, en het zijn lange dagen: twee keer per week zelfs tot negen uur. Zo is dat: als je iets wilt bereiken met kunst, moet je erin investeren. Schilderen is leuk. Kunst mag dan volstrekt nutteloos zijn, je doet wel iets constructiefs.

Ik stop er heel veel tijd in. Ook op receptieve wijze: musea en tentoonstellingen, film, muziek, lezen… Tijdens de kerstvakantie heb ik me verdiept in Proust. Waarom? Omdat Truman Capote Proust zo geweldig vond, en ik Capote, vandaar de nieuwsgierigheid. Ik heb alles van Kafka gelezen, en van Boon natuurlijk. Aan de Ilias ben ik begonnen, en Dostojevski ligt te wachten. Ik lees vooral klassiekers omdat die een kwaliteitsgarantie bieden, hoewel niets me verplicht alles daarom goed te vinden. Ik wil mijn tijd zo genietbaar mogelijk doorbrengen. Natuurlijk is Proust lezen geen spetterend amusement, maar ik heb zoveel in te halen. De kunsthumaniora, daar kom je totaal onderontwikkeld uit. Je leert er tekenen en schilderen, maar de rest stelt drie keer niks voor. Maar ja, wij zaten ook altijd stoned in de klas. Dat zou ik nu nooit doen, het is tijdverlies en dat kan ik me niet permitteren.

Ik heb zo’n angst om te vervallen in vadsigheid en lethargie: het doembeeld van het wegzinken. Ik streef naar netheid en helderheid, maar dat moet je niet letterlijk nemen: mijn kamer is soms zo’n rommel, dat ik mijn bed niet meer zie. Ik beoog het in een ruimer kader: na enkele troebele, mistige jaren wil ik niet halfslachtig maar voluit leven.

Ik wil overal van proeven. Ik ben tweemaal naar de opera geweest, een genre dat ik uiterst ridicuul vond. De eerste keer – de generale repetitie van Madame Butterfly, een belachelijk stuk – was overdonderend, maar vooral grappig. De hoofdactrice die door ziekte was geveld, werd vervangen door een klungelig iel mannetje, dat niet zong en enkel gebaren maakte: een regelrechte klucht. De tweede keer moest ik bijna braken. Ik ben nogal extreem in mijn meningen, vrees ik. De meeste dingen zijn voor mij zo verachtelijk dat ik er huiduitslag en buikloop van krijg. Anderzijds kan ik iets ophemelen, in termen van ‘subliem!’ en zo. Ik kots bijvoorbeeld van de mensheid in het algemeen, maar sommige mensen hebben prachtige dingen voortgebracht.

Liefde? Ik geloof niet dat ik daartoe in staat ben, het idee van een vaste relatie stoot mij af. Ik kan het mij niet voorstellen, maar ik ben dan ook een onmens. Iemand die elke nacht in mijn nek ligt te ademen: de gedachte is onverdraaglijk. Maar misschien ontwikkel ik mij dusdanig dat ik toch relaties kan aangaan, misschien niet. Ja, ik ben een tikkeltje misantroop, maar toch ook een sociaal dier. Thuiszitten hou ik niet lang vol, ik heb de confrontatie met de buitenwereld nodig. Anders begin ik te vervreemden, voel ik me transparant worden, en dan moet ik naar buiten. Cafés? De hele avond in een stinkend, rokerig hol zitten, in de geur van tabak, zweet en bier, dat hoef ik niet. Disco’s? De lucht is mij er te bedompt, ik haat mensenmassa’s, ik wil geen 120 frank betalen voor een glas water of een kwartier aanschuiven bij de wc’s. Soms ga ik naar de film, maar ik hou er vooral van om zomaar rond te zwerven. Dat is de dolende romanticus in mij, met een zucht naar escapisme, melancholie, gespletenheid. Ik hou ook van decadentie, van uitspattingen die heel veel geld kosten, en geld heb ik niet en zal ik hoogstwaarschijnlijk nooit hebben. Ik koester niet de illusie dat ik zal kunnen leven van de schilderkunst. Wellicht zal er niks anders opzitten dan allerlei kutjobs aan te nemen, en beland ik uiteindelijk bij het OCMW. Vakantiejobs zijn walgelijk en ik begeef mij jaarlijks huiverend naar de interimbureaus, maar ik dóe het. In de eerste plaats voor het geld, maar ook omdat ik mezelf verplicht eraan te wennen: gehoorzamen, samenwerken met mensen die je absoluut niet ziet zitten. Tijdens mijn laatste job, vrachtwagens lossen, was mijn compagnon iemand die het als zijn missie beschouwde om alle Marokkanen en homo’s van de straat te ruimen, en geregeld vertelde hij de goorste details uit zijn rampzalige seksleven. Het is fascinerend en leerzaam om met zo’n karikatuur om te gaan, maar langer dan één maand hou ik dat niet vol. Het levert me wel iets extra’s op om boeken en cd’s te kopen.

Mijn studie wordt betaald door mijn ouders. Sinds ze gescheiden zijn, woon ik bij mijn vader. Ik kook dagelijks voor mezelf omdat hij vooral rotzooi uit blik eet. Hij is ook een carnivoor, vreet grote brokken vlees. Ik ben vegetariër, uit principe. Ik lustte graag vlees, maar nu heb ik er zo’n afkeer van dat ik het niet meer door mijn strot krijg: de weerzinwekkende manier waarop westerlingen omgaan met dieren.”

Griet Schrauwen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content