:: Reacties : jp.mulders@skynet.be

Het is 11 uur 14, een tijdstip dat bij mijn weten nooit veel bijzonders te melden heeft gehad. Het is nog steeds vakantie, en ik loer naar beelden van wachtende auto’s aan het keuringsstation. Via een paar muisklikken kan ik alle wachtrijen voor alle keuringsstations in heel Oost-Vlaanderen bekijken. Ik zie blitse, zilvergrijze cabriootjes. Mercedessen uit de jaren tachtig die nog koppig standhouden. Toyota Carina’s met meelijwekkende oogjes. Twee bestuurders stappen uit om een praatje te maken. Het beeld is vaag, maar uit de verschillende lengtes van beide zwarte vlekjes meen ik toch te kunnen afleiden dat het een man en een vrouw betreft. Ik vraag me af of ik hier het begin zie van een spannend avontuur. En of daar nog kindjes van zouden komen. Papa en mama leerden elkaar kennen in de rij voor het keuringsstation. Van romantiek gesproken.

Om de minuut wordt het beeld ververst. Ik krijg dan een geüpdatet prentje van wachtende auto’s van Stekene tot Dendermonde, van Zwijnaarde tot Brakel. De aandachtige waarnemer zal opmerken dat het maar een troosteloze bezigheid is, zo op internet zitten gapen naar foto’s van rijen wachtenden voor keuringsstations. Dat is het inderdaad ook, maar een mens heeft er deugd van af en toe iets troosteloos te doen, al was het maar om daarna weer tot iets te kunnen komen dat opwindender is. Het kijken naar wachtende auto’s heeft bovendien iets geruststellends. Comforting, zoals ze in het Engels zo mooi zeggen. Het geeft je overzicht, God modus. Het biedt je weer even de illusie dat de wereld redelijk in orde is. Pas gewassen en keurig gekamd, als de goed verzorgde haardos van een jeune premier.

Dat is natuurlijk maar schijn. De wereld is een man van middelbare leeftijd, die zijn resterende haren met brillantine over zijn kop plakt in een zielige poging om de kaalheid te maskeren. Af en toe kom je nog wel eens zo’n vent tegen, al kun je je niet voorstellen dat iemand dat nog durft te doen, zo zijn schaarse haren over zijn schedel draperen terwijl iedereen dat al een halve eeuw bespottelijk vindt. Hetzelfde geldt voor het dragen van witte sokken. Dat wordt door vrouwen van 8 tot 88 al zo lang het toppunt van smakeloosheid genoemd dat wie het wel nog durft bijna niet anders dan een dappere duivel kan zijn. Na zovele jaren fanatieke antipropaganda kan het dragen van witte sokken haast als een statement beschouwd worden dat getuigt van karaktervastheid, non-conformisme en lef. Was ik een vrouw, ik geloof dat ik nog zou durven vallen voor een vent met witte sokken.

Zelf draag ik uiteraard nooit witte sokken ; daar ben ik niet tegendraads genoeg voor. Wel speel ik al een tijdje met de gedachte om aan elke voet een verschillende kous te dragen. Niet omdat ik daar een kick van krijg, maar omdat ik het zo langzamerhand beu ben dat iedereen, ja werkelijk iedereen die ik tegenkom altijd twee gelijke kousen draagt. Dat zo’n gebruik zo lang standhoudt, daarover kan ik mij nu verbazen, in deze tijd waarin zowat aan alles wordt gemorreld, van ons erfelijk materiaal tot de locatie van de rode brievenbussen van De Post. Ik krijg dan de neiging daartegenin te gaan, misschien omdat ik het stilaan opgeef de dingen te bevechten die er echt toe doen. Accept certain inalienable truth : prices will rise, politicians will philander, you too will get old. And when you do, you’ll fantasize that when you were young prices were reasonable, politicians were noble and children respected their elders.

Soms zou ik willen dat er nog eens iets groots en omvattends gebeurde. Iets dat onweerstaanbaar is, heuglijk en spannend tegelijk. Iets dat de huid doet tintelen en het bloed doet ruisen. Maar mijn bestaan is in een doezelige middagdut verzonken. Er gebeurt nooit iets. Dat is de titel van een boek dat ik ooit heb gelezen, toen ik een jaar of achttien was en een beduimeld papiertje in mijn achterzak had met allemaal boeken die ik nog wou lezen. Als ik er een uit had, krabbelde ik er een waarderingscijfer bij. Als een volleerde schoolfrik. Mocht je met een tijdmachine je vroegere ikken kunnen bezoeken, je tenen zouden door de neuzen van je schoenen krullen. De vraag is alleen wie zich het meest zou schamen : de vroegere, grootsprakerige ik of de huidige, met zijn opgestookte dromen en idealen. Confronterend zou het zeker zijn, zo’n uurtje aan de waterkant met je ik dat half zo oud is.

Intussen is het 11 uur 43, een tijdstip dat bij mijn weten nooit veel bijzonders te melden heeft gehad. Ik luister nog wat naar onbegrijpelijke klanken op radio Bagdad. De wachtrijen worden korter, de mensen gaan stilaan eten. Het gedroomde ogenblik. Als een roofdier sla ik toe, en vertrek op kousenvoeten naar het keuringsstation.

JEAN-PAUL MULDERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content