Mattijs Messely

Het valt wel mee om 10 te zijn. Eigenlijk is het niks bijzonders. Alleen dat je op school een van de groten bent en bijna altijd het voetbalveld kunt krijgen. Ik mag nu ook alleen naar school of naar een vriend fietsen. Judith, mijn zus van 8, mag dat nog niet.

In onze klas zitten acht jongens en negen meisjes, maar ik trek altijd op met de jongens. We voetballen of handballen. Ik hou wel van voetbal, ik supporter voor Antwerp, maar het is niet mijn hobby. Dat is het badminton. In de vakantie speelde ik dat vaak met mijn papa, maar hij won altijd. Daarom wilde ik het beter kunnen. En ik doe het héél graag. We trainen op zondagochtend en elke maand spelen we een laddercompetitie. Dan mag je degene die boven je staat uitdagen en als je wint, stijg je een plaatsje op de ladder. Ik sta nu eerste en daar ben ik toch wel trots op.

Ik heb drie heel goede vrienden: Niels, Bob en Glen. We vormen een beetje een clubje. Niels ken ik al het langst, hij is mijn allerbeste vriend. We praten over van alles. Over voetbal – want Niels en Bob zijn hevige fans – maar ook over andere dingen. Ik ben niet dikwijls droevig, maar als ik het ben, vertel ik het soms aan Niels. Hij troost mij dan wel. Dat zou elke normale vriend toch doen? Ik zal het ook vlugger tegen Niels vertellen, want met papa of mama over verdriet praten zie ik niet echt zitten. Een goede vriend moet kunnen luisteren, maar ook grapjes maken. En af en toe samen kattenkwaad uithalen. Of ik een goede vriend ben? Dat moet je aan de anderen vragen. Ik denk van wel. Ik probeer het toch. En eigenlijk is er niet zoveel proberen aan: het is gewoon zijn wie je bent. Voor je vrienden hoef je jezelf toch niet te veranderen?

Ik let niet zo erg op het uiterlijk, maar soms geven we andere jongens wel een bijnaam. De rosse of zo. Maar dat is nog niet echt pesten. Ik ben wel eens gepest, maar daar praat ik niet graag over. Twee jaar geleden begon een jongen die toen in het zesde zat, mij keer op keer uit te schelden. Dat maakte mij heel boos. Ik dacht ‘foert, ik laat niet op mijn kop zitten’. En als ik de kans kreeg, gaf ik hem een flinke duw.

Ik ben nu het eerste boek van Harry Potter aan het lezen, maar eigenlijk kijk ik meer televisie. The Simpsons is mijn lievelingsprogramma. Ik vind Homer ongelooflijk grappig, al is hij soms wat dom. En Bart ook. Ik houd wel van spannende verhalen, zoals de strips van Bakelandt. Fantastisch hoe hij de Fransen in de luren legt en altijd weet te ontsnappen. En ik verzamel monsters. Geen echte, hé. Het zijn monsters op papier, allemaal vouwbladen in dikke mappen. Er zijn verschillende categorieën – geweldige griezels, uitgestorven gedrochten, giftig gevaar, magische monsters… – en op elk blad wordt er een beschreven: het monster van Loch Ness bijvoorbeeld, of de Tasmaanse tijger, de witte haai, de griffioen… Dat vind ik prachtig.

Ik ben ook vaak met de computer bezig. Spelletjes spelen. Ik droom ervan om ooit zelf zulke spelletjes te bedenken. Toen we over de Romeinen leerden – geschiedenis is een van mijn lievelingsvakken – vond ik het spijtig dat er geen computerspelletjes waren over gladiatorengevechten. Ik zou het geweldig vinden om als gladiator tegen een leeuw te vechten, op computer dan.

Ik ben niet verlegen, maar me uitkleden als er meisjes bij zijn dat doe ik niet. Zelfs niet met mijn zus in de buurt! Ik wil het liefst alleen zijn in de badkamer. En als we gaan zwemmen, deel ik een hokje met mijn vriend. Voor hem ben ik niet verlegen, waarom zou ik?

Ik heb nog geen vriendinnetje – meisjes vind ik eigenlijk niks speciaals. Ik ben wel een keertje verliefd geweest, drie jaar geleden op vakantie. Op een meisje natuurlijk. Maar ik weet al niet meer hoe dat voelde. Een beetje raar, denk ik.”

Hilde Verbiest

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content