‘Waar verliezen wij onze kinderlijke verontwaardiging, dat onwrikbare gevoel voor rechtvaardigheid?’

Jean-Paul Mulders mijmert er weer op los. ‘ ‘Het is niet eerlijk’: ik word week als ik kinderen dat hoor zeggen met hun klaterende stemmetje. Vanaf welk punt aanvaarden wij gesjoemel en schijnheiligheid?

Het zijn dagen waarop de wereld tussen regen en zonneschijn aarzelt. ’s Avonds jagen er boven mijn stadstuin kleine vleermuizen. Ik hou van vleermuizen, omdat zij schepselen zijn die door de mens niet gewaardeerd worden. Dat vind ik een kwaliteitswaarborg. Toen wij in de straat met de dancing woonden, vloog er een vleermuis naar binnen in onze huiskamer op de tweede verdieping. Op tien centimeter van de zoldering begon zij spontaan achten te maken. Alsof zij in een oogwenk had berekend dat een lus van oneindigheid de wijdste baan was die zij in onze benepen ruimte kon beschrijven. Ik heb de lichten gedoofd en de kamer verlaten. Toen ik terugkwam, was de vleermuis verdwenen. Ik herinner mij het gevoel van verlatenheid omdat ik in de wereld van de mensen moest blijven en niet met haar mee de nacht in kon glijden. Soms voel ik mij gevangen, in dit lijf van een aap met een auto.

Een andere keer, bij Bordeaux op een plek waar de mensen ontkleed waren, vloog er een vleermuis onze hut binnen. Rillend van angst verborg zij zich achter een pot choco. Ik kon het dier in mijn handen nemen en voel nog altijd de fluwelen knokigheid. Ze had tanden als piepkleine dolkjes; de machteloosheid daarvan was ontwapenend. Ik heb de vleermuis in de nacht naar de maan opgeworpen, in het besef dat het waarschijnlijk de laatste keer was dat ik een vleermuis in mijn handen had gehouden. Meestal besef je te laat dat iets de laatste keer was. Zoals het zien van een moederkoek in het moederhuis.

Waar verliezen wij onze kinderlijke verontwaardiging, dat onwrikbare gevoel voor rechtvaardigheid?

Mijn dochter van zes, intussen, wil zo graag ouder worden dat ze in halve jaren rekent. Ze vindt het niet fijn dat zij nog maar zes is terwijl de meeste van haar vriendjes al zeven zijn. ‘Maar eigenlijk ben ik een gelukzak’, zegt ze spijtig. ‘Want die gaan dan ook eerder doodgaan. Nu is het voor mij niet leuk, maar dan zal het voor hen niet leuk zijn.’

Ik knik en hoed mij ervoor te verklappen dat het er helaas niet altijd zo rechtlijnig aan toegaat. Op dezelfde manier hoed ik mij ervoor te verklappen dat eerlijkheid niet de natuurwet is die je op jonge leeftijd in de wereld ziet gebeiteld. ‘Het is niet eerlijk’: ik word week als ik kinderen dat hoor zeggen met hun klaterende stemmetje. Waar onderweg verliezen wij de verontwaardiging, dat onwrikbare gevoel voor rechtvaardigheid? Vanaf welk punt aanvaarden wij gesjoemel en schijnheiligheid? Hoe word je een volwassene die lijdzaam leest dat autofabrikanten miljarden opzijzetten voor een boete, omdat het uitstootkartel hun meer opbrengt? Uitstootkartel, dat wil zeggen: samenspannen om de invoering van schonere technologie af te remmen. Probeer dat soort waanzin maar eens aan een kind uit te leggen.

Omdat ik dat niet kan, doe ik een poging om haar stokeenhoorn te herstellen. Een stokeenhoorn ziet eruit als een stokpaard, maar met op z’n voorhoofd een hoorn van glitters. Ik snij het fabeldier open en vervang de batterijen, zodat het weer levenslustig kan galopperen over de vlaktes van onze stadstuin. In de ingewanden lees ik: MADE IN CHINA.

Op Instagram post ik een foto van de ingreep, met als hashtag # aredreamselectric? ‘Eenhoorns zijn fallussymbolen’, schrijft iemand die weinig zin voor poëzie heeft.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content