‘Soms vraag ik mij af waar het verkeerd is gelopen tussen de geslachten’

Jean-Paul Mulders mijmert in zijn column over de dingen des levens.

Een vriend had een vrouw op bezoek die is blijven slapen. Ik stuur: ‘Hoe was het vannacht?’

Hij antwoordt: ‘Gezellig. Ik denk dat zij lief is en schrander. Maar je weet nooit of de vlinder zich niet alsnog tot een rups zal ontpoppen.’

Er leeft veel wantrouwen bij mannen en vrouwen. Soms vraag ik mij af waar het verkeerd is gelopen tussen de geslachten. Het spel van verleiden en beminnen is ontaard in een partij armworstelen die nooit ophoudt.

Ooit hield ik erg van armworstelen. Er hoefde maar een vriend op bezoek te komen, of ik daagde hem uit om te proberen mijn hand tegen de tafel te drukken. Ik verloor van mijn nonkel Marcel, maar won van de meeste andere stervelingen. Tot ik een jonge vrouw ontmoette met de naam Johanna. Ze had een knap gezicht en gracieuze ledematen. Ze trok drie keer per week in het zwembad honderd baantjes en bakte graag taarten. We schoten goed op, zoals dat gaat tussen mensen met een voornaam die weinig courant is. Soms hesen wij samen cocktails in een zaak die huisde in een kelder. Je moest op de deur kloppen in morse, zoals ten tijde van de drooglegging.

Soms vraag ik mij af waar het verkeerd is gelopen tussen de geslachten.

Op een van die avonden kwam ik op het idee om Johanna uit te dagen tot een partijtje armworstelen. We zaten nog maar neer, de voeten geschoord en de ellebogen op tafel, toen haar arm de onverzettelijkheid van gewapend beton kreeg. Ik voelde mij als dat hefkraantje in de memes, dat een belachelijke poging onderneemt om een vastgelopen zeereus vlot te krijgen. Ik drukte uit alle macht maar Johanna keek mij in de ogen, vastbesloten en spottend. Om haar volle lippen speelde een lachje. In haar irissen schitterden scherfjes van een halfedelsteen die erg blauw was. Ik had het gevoel dat zij een oude rekening vereffende.

Halfweg de partij heb ik opgegeven, onder de spottende blikken van de aanwezige mannen en vrouwen. In die ene seconde wist ik dat het niets werd tussen mij en Johanna. De zoete hint van erotiek die bij ons speelde, was op slag verdampt of spoorloos in de grond gesijpeld. Je hebt van die oeroude wetten van klieren en spieren, waar het gezond verstand geen speld tussen krijgt. Ik zag mijzelf bessen plukken, terwijl zij manhaftig mammoets bejaagde op een vlakte.

Sindsdien heb ik mij niet meer bezondigd aan armworstelen. Ik las dat veel polsen en armen tijdens het spelen van dat spel zijn beschadigd. Je kunt er ernstige zenuwpijn van oplopen of een meervoudige breuk in de humerus. De humerus is het pijpbeen tussen elleboog en schouder. Het heeft een lang lichaam en knotsvormige uiteinden. Ik denk dat ik pijpbeen een leuk woord vind.

Onlangs ben ik Johanna weer tegen het lijf gelopen. Ze was even mooi als vroeger en bovendien hoogzwanger. We dronken een mocktail, omdat ongeboren leven niet graag in alcohol ronddobbert. Ik vroeg of zij met de verwekker had gearmworsteld. Ze lachte, de scherfjes in haar ogen fonkelden. Ze zei: ‘Armworstelen is een werkwoord dat alleen in onbepaalde wijs voorkomt. Je kunt niet zeggen: ik worstelde arm, of ik heb armgeworsteld.’

Toen gaf ze toe dat hij van haar had gewonnen. Bij het bakken van taarten stond hij ook wel zijn mannetje.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content