‘Mijn dochter heeft mijn hebbelijkheid geërfd om met zuignappen aan het verleden te blijven plakken’

Columnist Jean-Paul Mulders pent zijn gedachten neer over de vergankelijkheid des levens.

Mijn dochter (6) vraagt of grijs baardhaar, als je het afscheert, weer zwart uit je kin groeit. Ik moet haar helaas uit die droom halen. In een parallel universum helen pleisters gebroken harten en staan geliefden op uit de dood om liedjes van Abba te zingen. Maar wij leven in de echte wereld, de wrede, waarin grijs haar grijs blijft en voorbij voorgoed voorbij is.

Mijn dochter heeft mijn hebbelijkheid geu0026#xEB;rfd om met zuignappen aan het verleden te blijven plakken.

Ik zeg dat grijs wel in de mode is, getuige de hashtag #greyhairdontcare. Maar dat soort gekheid pakt niet bij jonge kinderen. Mijn dochter ziet niet veel goeds in mijn aftakeling. Zij bekijkt mij onderzoekend en zegt dat ik waarschijnlijk niet lang meer zal leven, nu mijn kin al begint te vergrijzen. Ik lach daarmee, ho ho ho zoals de Kerstman. Door haar ogen bekeken, klopt het dat ik mij al aanschurk tegen het einde. Van toen ik zelf nog door de straten huppelde, herinner ik mij hoe gebarsten en grauw iedereen boven de dertig kon lijken. Ik deed dat graag, huppelen, in een wereld vol volwassenen als wandelende takken. Soms huppel ik nog, als niemand het ziet, met het gevaar dat er iets in mijn rug schiet.

Als het op aftakeling aankomt, zit ik gelukkig niet in poleposition van het meubilair in onze living. Die positie bekleedt onze lederen sofa. Hij is boterkleurig en van het soort dat nooit mooi geweest is. Het was een miskoop, ingefluisterd door een gelegenheidslief met een foute smaak. Ik was jong en profijtig genoeg om te vinden dat je miskopen ook moet verslijten. Vandaar dat de sofa vijftien jaar met mij meegereisd is. Er zijn meesterwerken in gelezen, werelden in verbeterd en afleveringen van According to Jim in bekeken.

De sofa is lelijk, maar hij zit fantastisch en hij beheerst een soort toverkunst dat strak meubilair is vergeten. Voorwerpen verdwijnen in zijn ingewanden om pas jaren later weer tevoorschijn te komen. Alles slokt hij op: van kindersurprises tot recepten voor gerechten die je allang was vergeten. Nu is er echter een gat in de rugleuning gesleten, waar vulling uitpuilt die er als engelenhaar uitziet. Engelenhaar is uit de mode en dingen die uitpuilen, heb ik altijd obsceen gevonden. Ik besluit dat er eindelijk een nieuwe sofa moet komen.

Soms huppel ik nog, als niemand het ziet, met het gevaar dat er iets in mijn rug schiet.

Dat stuit op verzet bij mijn dochter. Zij heeft mijn hebbelijkheid geërfd om met zuignappen aan het verleden te blijven plakken. Van overleden kanaries tot op de draad versleten boekentassen: het moet allemaal geëerd en herdacht worden. Zij vraagt of ik een stukje uit het leder wil knippen, dat zij kan bewaren als aandenken.

Zo spreken we af. Ik overhandig haar het boterkleurige lapje plechtig. Dan komen een kale vader en zijn langharige zoon de sofa vloekend opladen. Het laatste wat hij uitspuwt, is een flesje nagellak en een roestig potloodslijpertje. Ik vraag mij af welke boodschap het meubel mij daarmee wil geven. Maar dat is magisch denken; sofa’s putten zich niet uit in goede raad of vingerwijzingen.

Ik gooi het flesje weg en leg de slijper op de kamer van mijn dochter, naast het boek waarin de olifant aangaat. ‘Op zijn verjaardag kreeg de schildpad een paar vleugels cadeau’, lees ik op een willekeurige pagina.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content