‘Ik overweeg om zo’n kabouter te kopen die de klok rond zijn middelvinger opsteekt’

‘Te lang heb ik geprobeerd om iedereen te vriend te houden’, schrijft Jean-Paul Mulders in zijn column. ‘Nu denk ik soms: kust allemaal mijn kokosnoten.’

Het is zondag en buiten waait het, maar het huis van de buren staat er nog zoals het er al stond op de dag van de maanlanding. Op de radio zegt iemand iets over sleutel-op-de-deurwoningen. Je hebt van die woorden die je bijblijven sinds je ze voor de eerste keer hoorde. Bij mij zijn dat onder meer vleesboom, zwarte sneeuw en sleutel-op-de-deur. Ik stel mij straten voor zonder mensen of dieren, maar met duizend sleutels die je niet wilt gebruiken.

Soms sta je op en stel je vast dat de mist niet in de straat, maar in je hoofd hangt. Bij voorkeur gebeurt dat als je te veel picon biĆØre hebt gedronken, soms echter gebeurt het ook zomaar. Een nadeel aan ouder worden, is het verdwijnen van de vanzelfsprekendheid. Een voordeel is dat ik gemakkelijker mijn middelvinger opsteek dan vroeger, toen mijn fuck you-gehalte niet hoog genoeg was. De wereld verwacht een middelvinger, je bent een vogel voor de kat als je die niet vaak genoeg durft te tonen. Ik overweeg om zo’n kabouter te kopen die de klok rond zijn middelvinger opsteekt, bij voorkeur in fluoroze. Ik wil die voor het raam zetten, bij voorkeur aan de straatkant. Te lang heb ik geprobeerd om iedereen te vriend te houden. Nu denk ik soms: kust allemaal mijn kokosnoten.

Ik overweeg om zo’n kabouter te kopen die de klok rond zijn middelvinger opsteekt.

Ik kijk dan naar de film No Country for Old Men, waarin de ene na de andere wordt afgeknald, bij voorkeur zonder geldige reden. Soms mag het slachtoffer een muntstuk opgooien en om het vege lijf te redden heads or tails doen. Het moet praktisch zijn om in deze krankzinnige wereld gestoord te zijn, denk ik dan, in plaats van in de mens en in zijn toekomst te geloven. Soms zou ik alles uit mijn karakter willen filteren wat welwillend en mooi is.

Helaas zit ik levenslang met een liefde opgezadeld voor het mooie en het aaibare. Misschien komt dat door de jonge katjes die we vroeger hadden. Ze groeiden op in kartonnen dozen, hadden staartjes die rechtop stonden en maakten een geluid dat op pieuw pieuw leek. Werden ze te groot, dan belden mijn ouders naar Veeweide. Dan kwamen mannen en soms ook een vrouw de katjes ophalen, bij voorkeur als ik naar school was. Veeweide was een woord dat mij zou bijblijven. Wie bedacht nu zo’n naam voor een plek zonder vee die geen weide is? Ik stelde mij eeuwige jachtvelden voor, waar katten en runderen schouder aan schouder in verpoederd zonlicht graasden, achter een poort waarop Arbeit macht frei stond.

Veeweide bestaat nog steeds, in het Frans noemen ze het verrassend Veeweyde. Ik denk aan katjes van nu als ik er met de metro onderdoor rij, op weg naar een vrouw die ik leuk vind. Wij herstellen de vaatwasser en delen gebakken halloumi met walnoot en honing.

Vandaag echter wordt er niet gedeeld, want het is zondag en het waait buiten. Het huis van de buren staat er nog zoals het er al stond op de dag dat John Lennon vermoord werd. Mijn dochter van zeven is fan van The Beatles. Zij vraagt of de schutter nog altijd zit opgesloten. Ik stel haar gerust en lees in de krant dat het eerste sekspoppenbordeel na twee jaar zijn deuren sluit.

De uitbater zegt: ‘De goesting was over.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content